Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - enkelvoudig bestuursrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:6077

Op 19 May 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is ROT 22/6189, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:6077. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
ROT 22/6189
Datum uitspraak:
19 May 2025
Datum publicatie:
21 May 2025

Indicatie

Wabo. Beroep tegen niet-ontvankelijkheidsverklaring van eisers bij hun handhavingsverzoek. Beroep gegrond. Eisers zijn wel belanghebbenden. Niet valt uit te sluiten dat er sprake is van feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eisers. Daarbij is van belang dat de afstand tussen de schuur en de woning van eisers weliswaar circa 300 meter is, maar dat er sprake is van een landelijk open gelegen gebied waar geluid hoorbaar kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 22/6189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2025 in de zaak tussen [eiser 1] en [eiser 2], uit [plaatsnaam 1], eisers

(gemachtigde: mr. M.J.J. de Winter),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard

(gemachtigden: mr. H. Maarleveld en [naam 1]).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 2] uit [plaatsnaam 2] (belanghebbende).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijkheidsverklaring van eisers. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Eisers stellen dat zij wel belanghebbenden zijn bij het handhavingsverzoek. De schuur op perceel [perceel 1] staat binnen de vrije zichtlijnen en het open polderlandschap en beperkt het uitzicht van eisers. Er is bovendien sprake van strijdig gebruik van de schuur en dat zorgt voor verkeersbewegingen langs de woning van eisers wat tot (geluids)overlast leidt. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.

1.1.

De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college een onjuiste beslissing heeft genomen. Het college heeft het bezwaar van eisers ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Eisers zijn wel belanghebbenden bij het handhavingsverzoek. Eisers krijgen dus gelijk en het beroep is gegrond. De rechtbank verwijst de zaak terug naar het college om het bezwaar inhoudelijk te beoordelen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

1.2.

Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staat het toetsingskader. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

Procesverloop

2. Op 17 januari 2022 hebben eisers het college verzocht om handhavend op te treden tegen de illegale schuren op de percelen [perceel 1] en [perceel 2] en het strijdig gebruik van de schuur op perceel [perceel 1]. Eisers wonen aan [adres].

2.1.

Met het besluit van 17 januari 2022 (primaire besluit) heeft het college het verzoek om handhaving afgewezen.

2.2.

Met het bestreden besluit van 16 november 2022 heeft het college, in navolging van het advies van de ambtelijke hoorcommissie (hoorcommissie), het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De hoorcommissie heeft overwogen dat de schuren op de percelen [perceel 1] en [perceel 2] op minimaal 300 meter van de woning van eisers zijn gelegen. Eisers hebben er wel zicht op. Volgens de hoorcommissie is de Laan van Heemstede een openbare weg waar meer huizen aan zijn gelegen. Daardoor is geen sprake van persoonlijke, eigen, van anderen te onderscheiden gevolgen. Er is geen sprake van gevolgen van enige betekenis. Naar de mening van de hoorcommissie had er geen besluit genomen moeten worden op het verzoek.

2.3.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 20 januari 2023. Eisers hebben op 7 april 2025 een nadere reactie ingediend.

2.4.

De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en hun gemachtigde, de gemachtigden van het college en belanghebbende en zijn partner, [naam 3].

Overwegingen

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader

3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het verzoek om handhaving is gedaan op 17 januari 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

4. De rechtbank stelt allereerst vast dat het handhavingsverzoek van eisers zag op de illegale schuren op de percelen [perceel 2] en [perceel 1] en het strijdig gebruik van perceel [perceel 1]. Het college heeft ter zitting verklaard dat de eigenaar van de schuur op perceel [perceel 2] een vergunning heeft overgelegd. Dat betekent dat de schuur op perceel [perceel 2] er legaal staat. Nu het verzoek om handhaving voor wat betreft perceel [perceel 2] alleen zag op het feit dat het om een illegale schuur zou gaan, is hiermee de grondslag voor handhaving ten aanzien van deze schuur zoals verzocht weggevallen. Het beroep spitst zich dan ook enkel toe op de schuur op perceel [perceel 1] (de schuur).

Zijn eisers belanghebbenden bij het handhavingsverzoek met betrekking tot perceel [perceel 1]?

5. Eisers betogen dat zij wel belanghebbenden zijn bij het handhavingsverzoek. De ambtelijke hoorcommissie heeft geen deugdelijke motivering gegeven nu de commissie wel heeft opgemerkt dat eisers zicht hebben op de schuur. Eisers hebben vanuit hun woning, maar ook vanaf het perceel [perceel 3] dat bij eisers in gebruik, beheer en onderhoud is, vrij uitzicht over het open polderlandschap. De schuur staat in de beschermde zichtlijn en beperkt het vrije uitzicht. De schuur wordt in strijd met het Bestemmingsplan “Landelijk Gebied Binnenmaas” gebruikt voor feestjes, overnachtingen en als verblijfplaats voor jongeren en dit brengt (geluids)hinder voor eisers mee. Eisers zijn woonachtig in de laatste woning aan de doodlopende weg en worden met regelmaat geconfronteerd met de ruimtelijke effecten, zoals verkeersbewegingen, geluid, licht en trilling.

5.1.

In artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. (Voetnoot 1) Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

5.2.

De rechtbank is van oordeel dat eisers belanghebbenden zijn bij het handhavingsverzoek. Daartoe wordt het volgende overwogen. Hoewel eisers op een afstand van circa 300 meter van de schuur wonen, is de schuur wel zichtbaar en ondervinden zij feitelijke gevolgen van de verkeersbewegingen van en naar de schuur. Uit het verweerschrift volgt, zoals ter zitting ook is bevestigd, dat het college wel onderzoek heeft gedaan naar de verkeersbewegingen waar eisers hinder van stellen te ondervinden. Het college heeft het onderzoek, dat kennelijk is uitgevoerd in de periode van januari tot en met maart 2025, niet overgelegd. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de toezichthouder op negen momenten de verkeersbewegingen heeft gecontroleerd. Daarbij is er maar één keer in de avond in het weekend gecontroleerd, terwijl eisers hebben aangegeven dat zij nu juist in de avonduren voor en in het weekend overlast ervaren van feestjes, overnachtingen en de verblijfplaats van jongeren. Het voorgaande wijst erop dat niet valt uit te sluiten dat er sprake is van feitelijke gevolgen van enige betekenis voor eisers en dat dit op adequate wijze had moeten worden onderzocht, wat naar het zich laat aanzien nog niet is gebeurd. Daarbij is van belang dat de afstand tussen de schuur en de woning van eisers weliswaar op circa 300 meter is, maar dat er sprake is van een landelijk open gelegen gebied waar geluid van verder weg beter hoorbaar kan zijn dan in een dichter bewoond gebied het geval is. De afstand an sich kan dan in dit geval in redelijkheid geen doorslaggevende factor zijn om belanghebbendheid af te wijzen. Bovendien zijn eisers woonachtig in de laatste woning aan de doodlopende weg die eindigt bij het perceel van de schuur, waardoor het verkeer dat aan eisers woning voorbij komt enkel bestemmingsverkeer is. Dat er geen sprake zou zijn van een persoonlijk belang zoals het college stelt, volgt de rechtbank gelet hierop niet. Het bezwaar is naar het oordeel van de rechtbank dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgrond slaagt. Het college zal een nieuw besluit dienen te nemen. Gelet hierop behoeft de beroepsgrond dat er geen beroepsclausule is opgenomen in het bestreden besluit en eisers door de commissie bezwaarschriften gehoord had moeten worden in plaats van de ambtelijke hoorcommissie geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het college eisers ten onrechte niet als belanghebbenden heeft aangemerkt bij het handhavingsverzoek en op die basis het bezwaar ook ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over het handhavingsverzoek te nemen. Dit omdat het college inhoudelijk moet beoordelen op het handhavingsverzoek.

6.1.

De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.

6.2.

Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit van 16 november 2022;

- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;

- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoot

Voetnoot 1

ABRvS 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271.