Op 25 November 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een proces-verbaal procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is ROT 25/1751, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:14457. De plaats van zitting was Rotterdam.
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: ROT 25/1751
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2025 in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaats] , eiser
(gemachtigde: [persoon A] ),
de gemeenteraad van Nissewaard, de gemeenteraad
(gemachtigden: mr. R. Poot en mr. M. Blokpoel).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een besluit van de gemeenteraad om een gedeelte van de weg tussen het Karperveen en Park Waterland in Spijkenisse, in het bijzonder de in dat weggedeelte gelegen brug WAL-16 (de brug), te onttrekken aan de openbaarheid op grond van artikel 9 van de Wegenwet.
1.1.
Uit een technische inspectie blijkt dat de brug is aangetast door houtrot en witrot en gerenoveerd of verwijderd dient te worden. De gemeenteraad heeft voor verwijdering gekozen en daarom op 27 maart 2024 tot onttrekking van het weggedeelte met de brug besloten. Met het bestreden besluit van 5 februari 2025 heeft de gemeenteraad het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard en is de gemeenteraad bij het besluit tot onttrekking gebleven. De gemeenteraad heeft het bestreden besluit aangevuld op 7 mei 2025 (het aanvullende besluit).
1.2.
De gemeenteraad heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 25 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de gemeenteraad.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser geen belanghebbende is bij het besluit om het weggedeelte met de brug te onttrekken aan de openbaarheid. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Volgens vaste rechtspraak is degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van een besluit, belanghebbende bij dat besluit. Bij een besluit zoals hier aan de orde is, geldt daarbij dat iemand een voldoende onderscheidend belang moet hebben ten opzichte van anderen die de weg gebruiken. Eiser voldoet niet aan deze criteria. Eiser is geen direct aanwonende van het weggedeelte met de brug. Hij heeft als weggebruiker geen voldoende onderscheidend belang ten opzichte van anderen die de brug gebruiken. Het omrijden/omlopen via de alternatieve route is beperkt en het onttrekken aan de openbaarheid heeft dus in dat opzicht weinig feitelijke gevolgen voor eiser. Eiser heeft ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verkeerssituatie voor zijn woning verandert door het besluit. Weggebruikers via het Libelleveen/Karperveen die de brug gebruiken passeren nu ook de woning van eiser en de alternatieve route brengt hier geen verandering in. Dat voetgangers eerder gaan oversteken als zij de alternatieve route via de bocht in het Libelleveen moeten nemen en dat dit een gevaarlijke situatie oplevert bij de uitrit van de garage van eiser, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Eisers uitrit is niet direct bij de bocht, maar een stuk verderop in de straat.
4. Omdat eiser geen belanghebbende is bij het besluit het weggedeelte met de brug te onttrekken aan de openbaarheid, had de gemeenteraad eiser niet-ontvankelijk moeten verklaren in bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, zij het om een andere reden dan door eiser aangevoerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en het aanvullende besluit, verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn bezwaar en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten.
5. Omdat het beroep gegrond is moet de gemeenteraad het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De gemeenteraad moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (twee punten met een waarde van € 907,- per punt).
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Beslissing
Beslissing
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 5 februari 2025 en het aanvullende besluit van 7 mei 2025;
- bepaalt dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten;
- bepaalt dat de gemeenteraad het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de gemeenteraad tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2025 door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.