Het komt er in deze zaak op neer dat Hovetra een loonstop heeft toegepast, omdat [eiser01] niet akkoord is gegaan met haar voorstel tot beëindiging van het dienstverband en geen tegenvoorstel heeft gedaan. In de wet is (limitatief) opgesomd in welke gevallen een werkgever een loonstop mag toepassen ten opzichte van een arbeidsongeschikte werknemer. Volgens Hovetra heeft zij de loonstop terecht toegepast op grond van artikel 7:629 lid 3 in verbinding met sub b en sub d BW, omdat [eiser01] niet meewerkt aan adviezen van de bedrijfsarts en omdat dit zijn herstel belemmert. In artikel 7:629 lid 3 aanhef in verbinding met sub d BW staat – kort gezegd – dat een werknemer het recht op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte niet heeft in de periode dat hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de bedrijfsarts gegeven redelijke voorschriften die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten. Met deze voorschriften worden, anders dan Hovetra kennelijk begrijpt, voorschriften of adviezen van de bedrijfsarts bedoeld die gericht zijn op re-integratie van een werknemer. Het advies om in onderling overleg tot een oplossing te komen, waar Hovetra onder begrijpt ‘het in onderling overleg komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst’ valt daar niet onder. Het niet ingaan op een beëindigingsvoorstel van de werkgever betekent ook niet dat een werknemer daarmee zijn genezing belemmert of vertraagt, zoals bedoeld in artikel 7:629 aanhef en sub d BW.
De conclusie is dan ook dat Hovetra de loonstop ten onrechte heeft toegepast.
Hovetra heeft zich voor wat betreft het niet betalen van het loon van [eiser01] subsidiair op opschorting van de loonbetaling beroepen. Op grond van (het in het vorige alinea genoemde) lid 7 van artikel 7:629 BW had een loonopschorting moeten worden aangekondigd, zoals ook [eiser01] terecht heeft aangevoerd. Vaststaat dat dit niet is gedaan, zodat Hovetra om die reden de loonbetaling al niet mocht opschorten.
Dit brengt mee dat Hovetra het loon van [eiser01] over de perioden vanaf 1/2023 alsnog aan hem moet betalen. [eiser01] heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat zijn loon vanaf januari 2023 € 1.693,62 bruto per vier weken bedraagt, maar inmiddels is vast komen te staan dat het loon € 1.693,61 bruto per vier weken bedraagt. Het totaal aan toe te wijzen achterstallig salaris over de perioden 1/2023, 2/2023 bedraagt € 3.387,22 bruto.