Rechtbank Rotterdam, beschikking civiel recht overig

ECLI:NL:RBROT:2019:415

Op 10 January 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/10/564503 / FA RK 18-9996, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2019:415. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
C/10/564503 / FA RK 18-9996
Datum uitspraak:
10 January 2019
Datum publicatie:
22 January 2019

Indicatie

Verzocht is een voorlopige machtiging. Betrokkene is al jaren bekend met een bipolaire stoornis, waarbij aldus de toelichting van de behandelend psychiater ter zitting, geen actieve periode is vastgesteld in de voorliggende paar dagen, waarin betrokkene op basis van een in bewaringstelling in verband met suïcidaliteit verbleef in de kliniek. Wél is volgens de psychiater bij betrokkene sprake van een forse persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, die betrokkene gedurende een steeds langer wordende periode gevaar doet veroorzaken. De gevaarsrisico’s zijn groot en dienen heel serieus te worden genomen, aldus de psychiater. Gelet op de geneeskundige verklaring, de relevante feiten en omstandigheden alsmede het verhandelde ter zitting, waaronder ook het standpunt van de officier van justitie, oordeelt de rechtbank een gevaarveroorzakende stoornis als bedoeld in de Wet Bopz aanwezig die het verlenen van de machtiging zoals verzocht rechtvaardigt, nu er geen alternatief is in het geval van betrokkene om het gevaar af te wenden en een vrijwillig verblijf vanwege de stoornis niet haalbaar is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie

Zaaknummer / rekestnummer: C/10/564503 / FA RK 18-9996

Patiëntnummer: 1007197

Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 januari 2019 betreffende een voorlopige machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz)

op verzoek van:

de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,

met betrekking tot:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,

hierna: betrokkene,

zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,

briefadres: [adres] , [woonplaats] ,

thans verblijvende in Antes GGZ, locatie Albrandswaardsedijk, Kliniek V1 te Poortugaal,

advocaat mr. T.S. Kessel te Dordrecht.

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 17 december 2018, met bijlagen.

1.2.

De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 10 januari 2019.

Bij die gelegenheid zijn verschenen:

betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;

S. Weeda, behandelend psychiater, verbonden aan Antes GGZ, locatie Albrandswaardsedijk;

J. Tollenaar, psychiater, verbonden aan Antes GGZ, locatie Albrandswaardsedijk;

G. van Beeck, ambulant behandelaar, verbonden aan Fivoor;

G. Meijer, ambulant behandelaar, verbonden aan Fivoor;

J.F.C. Janssen, officier van justitie.

1.3.

Het verzoek is tegelijk behandeld met het verzoek van de officier tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting inbewaringstelling (C/10/565545 / FA RK 19-143).

2
Standpunten partijen
2.1.

Namens betrokkene is afwijzing van de machtiging bepleit. Er is geen sprake van een stoornis van de geestvermogens als bedoeld in de Wet Bopz. Opnames op grond van de Wet Bopz zijn niet mogelijk bij een persoonlijkheidsstoornis.

2.2.

De officier van justitie bepleit toewijzing van de machtiging. Het totaalbeeld met de al eerder gediagnosticeerde bipolaire stoornis en de persoonlijkheidsstoornis bij betrokkene in relatie tot het aanwezige gevaar maakt dat een voorlopige machtiging kan worden toegewezen.

2.3.

Door de behandelend psychiater is toegelicht dat een stemmingsstoornis nu niet aan de orde is. Het gevaar, dat wel heel serieus moet worden genomen, wordt veroorzaakt door een antisociale persoonlijkheidsstoornis.

Overwegingen

3
De beoordeling
3.1.

Op grond van artikel 2 lid 1 tot en met 3 Wet Bopz kan de rechter een voorlopige machtiging verlenen om een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven of het verblijf daarin te doen voortduren. De machtiging kan slechts worden verleend als betrokkene gestoord is in zijn geestvermogens, die stoornis betrokkene gevaar doet veroorzaken en dit gevaar niet kan worden afgewend zonder gedwongen opname en verblijf.

3.2.

De rechtbank overweegt als volgt.

In het kader van de wet Bopz is door de wetgever geen opsomming opgenomen met betrekking tot wat onder het begrip stoornis van de geestvermogens kan worden verstaan. Voor medisch gebruik is er de DSM-classificatie en daarin komen ook de persoonlijkheidsstoornissen voor. Het opnemen op grond van de Wet Bopz van iemand met een persoonlijkheidsstoornis hoort een uitzondering te zijn, maar is op grond van de wetsgeschiedenis geen onmogelijkheid, bijvoorbeeld als door een samenloop van gebeurtenissen van verschillende aard een persoonlijkheidsstoornis zodanig ongunstig beïnvloed wordt, dat op een gegeven moment gezegd moet worden dat van een ernstige stoornis in de zin van de Wet Bopz moet worden gesproken. Dit maakt dat, anders dan door de advocaat is bepleit, in bepaalde omstandigheden toepassing van de Wet Bopz mogelijk moet worden geacht op grond van ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Daarvan is hier sprake.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene een uitgebreide voorgeschiedenis heeft in de (forensische) geestelijke gezondheidszorg. Al jaren geleden is bij betrokkene een bipolaire stoornis vastgesteld, met recidiverend manische perioden. Hij is onlangs in bewaring gesteld vanwege bedreigingen, agressiviteit en suïcidaliteit.

De behandelend psychiater bevestigt ter zitting dat de diagnose bipolaire stoornis is blijven bestaan en voegt daaraan toe dat er in de afgelopen paar dagen hier in de kliniek, tijdens de opname in het kader van de in bewaringstelling, geen actieve manische of depressieve episode bij betrokkene is gezien. Zij kan, gelet hierop, de diagnose uit de geneeskundige verklaring niet bevestigen of verwerpen.

De psychiater ziet bij betrokkene wel een persoonlijkheidsprobleem met antisociale trekken waardoor het voornoemde gevaar wordt veroorzaakt en welk gevaar serieus moet worden genomen. De psychiater noemt ook andere bij betrokkene aanwezige gedragsproblemen. Zo heeft hij agressie-regulatieproblemen. Betrokkene maakt zich al geruime tijd onmogelijk en is bijna nergens meer welkom. Zo heeft betrokkene bij veel instanties, waaronder het Ikazia en Maasstadziekenhuis alsook de ABN, een toegangsverbod. En de incidenten nemen toe. Betrokkene is veelvuldig in beeld bij de crisisdienst en de politie vanwege agressie-incidenten en suïcidaliteit. Betrokkene is verbaal agressief naar zijn ambulant behandelaars, wordt regelmatig geschorst bij de maatschappelijke opvang, bedreigt anderen of wordt het slachtoffer van een mishandeling vanwege zijn hinderlijke gedrag. Betrokkene is opgenomen met een inbewaringstelling omdat hij zich suïcidaal heeft geuit en concrete plannen had om zijn leven te beëindigen. Bij betrokkene spelen forse (sociaal) maatschappelijke problemen zoals dakloosheid en problemen binnen de primaire steungroep. Het lukt de ambulant behandelaars niet om betrokkene in behandeling te krijgen. Op de afdeling wordt het gevaar waargenomen. Betrokkene is dwingend naar anderen en zet medepatiënten in om middelen te verkrijgen. Om die reden heeft hij een verbod opgelegd gekregen om op de gang te komen.

Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gebeurtenissen die de aanwezige persoonlijkheidsstoornis, naast de bij betrokkene al langer bekende bipolaire stoornis, zodanig ongunstig beïnvloeden dat gesproken kan worden van een stoornis zoals hiervoor genoemd en, bij wijze van uitzondering, kan leiden tot een opname in de zin van de Wet Bopz.

3.3.

Deze stoornis doet betrokkene gevaar veroorzaken als bedoeld in artikel 2 lid 2 Wet Bopz. Uit hetgeen overwogen is in 3.2. blijkt dat het gevaar bestaat dat betrokkene maatschappelijk ten onder gaat, het gevaar dat betrokkene een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen tegen zichzelf zal oproepen en het gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen.

3.4.

Het gevaar kan niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend.

3.5.

Betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven.

3.6.

Gezien het voorgaande wordt het verzoek toegewezen.

Beslissing

4
De beslissing

De rechtbank:

4.1.

verleent een voorlopige machtiging om:

opname van [betrokkene] voornoemd, in een psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren tot en met 10 juli 2019, onder de opschortende voorwaarde dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst.

Deze beschikking is op 10 januari 2019 mondeling gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, in tegenwoordigheid van J.D. Verburg, griffier, en op 16 januari 2019 schriftelijk uitgewerkt en getekend.