3.2.
Vooropgesteld wordt dat dit een discretionaire bevoegdheid van de rechtbank betreft. Van die bevoegdheid behoort met terughoudendheid gebruik te worden gemaakt. Toewijzing van een verzoek van schuldeisers tot ontslag van de curator ligt in de rede als sprake is van zwaarwegende omstandigheden, zoals ernstige fouten bij het beheer van de boedel, belangenverstrengeling of frauduleuze handelingen. Een verzoek op grond van artikel 73 Fw is niet bedoeld om persoonlijke rechten van gefailleerde of anderen tegenover de boedel geldend te maken. De mogelijkheid om een verzoek tot ontslag van de curator in te dienen is evenmin in het leven geroepen om het beleid van de curator te laten toetsen.
3.3.
Voorts wordt vooropgesteld dat de curator is belast met het beheer en vereffening van de boedel. Daartoe moet hij onderzoeken welke activa voor de boedel te gelde moeten worden gemaakt. Bovendien moet hij de crediteurenposities beoordelen om vast te stellen welke schuldeisers in het faillissement kunnen opkomen. Ook moet hij nagaan of sprake is van onregelmatigheden die het faillissement (mede) hebben veroorzaakt, de vereffening van de failliete boedel bemoeilijken of het tekort in het faillissement hebben vergroot. Bij de uitvoering van deze taken heeft de curator een ruime mate van vrijheid. Een curator moet daarbij rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de gefailleerde. Hij behartigt echter in de eerste plaats de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Dat betekent dat de curator zich in de eerste plaats moet richten naar het belang van de boedel. Het is in beginsel aan zijn inzicht overgelaten op welke wijze en langs welke weg dat belang het beste kan worden gediend. Het toezicht op het beleid van de curator wordt door de rechter-commissaris uitgeoefend.
3.4.
Verzoeksters leggen aan hun verzoek ten grondslag dat de curator een gebrek aan onafhankelijkheid en objectiviteit vertoont ten gunste van één schuldeiser, namelijk Citadel, dat de curator onnodige en buitensporige kosten maakt met een in hun ogen kostbaar en overbodig rechtmatigheidsonderzoek uitgevoerd door KPMG, en dat de curator hoor en wederhoor schendt doordat hij aan verzoeksters afschrift weigert van bepaalde bescheiden waarop in hun visie het conceptrapport van KPMG mede is gebaseerd.
3.6.
Ten aanzien van de eerste twee verwijten sluit de rechtbank aan bij het oordeel dat de rechter-commissaris in haar zienswijze heeft gegeven:
“Ik ben van mening dat de door verzoekers aangedragen argumenten geen aanleiding geven om tot het ontslag van de curator over te gaan.
Verzoekers baseren hun verzoek op de stelling dat de curator vooringenomen, niet onafhankelijk en niet objectief is, met name ter zake de beoordeling van de door Stichting Continuïteit Citadel Groep (hierna: Citadel) gepretendeerde vordering op Bela.
Volgens mij blijkt uit hetgeen verzoekers aanvoeren niet van de gestelde vooringenomenheid en het gestelde gebrek aan afhankelijkheid en objectiviteit.
a. intrekkingsverzoek surseance en vordering CitadelDe inschatting van de curator dat Bela in de (na de verificatievergadering voort te zetten) procedure tussen haar en Citadel uiteindelijk veroordeeld zal worden een (omvangrijke) schadevergoeding te betalen was navolgbaar, onder meer gezien het (herstelde) vonnis van 3 april 2019 van de Rechtbank Amsterdam, met name paragrafen 2.17 t/m 2.19 (bijlage 1). Daarin is vastgesteld dat er een optieregeling is overeengekomen tussen Citadel en Bela en dat de waarde van het met dat optiepakket verbonden aandelenpakket € 9 miljoen was (maar wellicht hoger of lager, afhankelijk van bepaalde correcties). Uit het vonnis van 24 mei
2023 (bijlage 1 bij het verzoek) is af te leiden dat dit oordeel in hoger beroep (bij arrest van 21 september 2021) is bekrachtigd, waarna er geen cassatie is ingesteld, zodat het bestaan van de optieregeling voor Citadel – tot verkrijging van aandelen in Arkelhof – volgens de rechtbank vaststaat (r.o. 2.3 – 2.5).
De discussie over de vraag of op de voorlopig verleende surseance al dan definitieve surseance moest volgen, is al gevoerd. De rechtbank heeft bij beschikking van 29 november 2022 de verleende surseance ingetrokken en het faillissement van Bela uitgesproken en het gerechtshof Den Haag heeft die beslissing bij beschikking van 29 november 2022 bekrachtigd. Er is geen cassatie ingesteld.
De discussie daarover is in zoverre een gepasseerd station en kan in ieder geval geen aanleiding geven tot het ontslag van de curator.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat de vordering van Citadel in het faillissement nog niet is vastgesteld en de procedure tussen Citadel en Bela vooralsnog ex artikel 29 Fw is geschorst. Of en hoe deze procedure zal worden voortgezet, is nog niet duidelijk. Er zal op korte termijn een verificatievergadering worden gepland (die naar verwachting ergens de komende maanden zal plaatsvinden). De curator heeft daartoe reeds enige tijd terug een verzoek gedaan. Vanwege de wissel van rechter-commissaris, en omdat er nog voorbereidende werkzaamheden moesten worden verricht, is er echter nog geen datum gepland. Dit heeft de aandacht van de rechter-commissaris (en kan in ieder geval geen grond opleveren voor ontslag van de curator). In het kader van de verificatievergadering zal ook aan de orde komen of de vorderingen van verzoekers (gedeeltelijk) erkend kunnen worden, of dat er in dat kader renvooiprocedures moeten worden gevoerd.
b. Inschakelen KPMG
KPMG is ingeschakeld om onderzoek te doen naar bepaalde transacties (inkoop van certificaten en daarop volgende verrekening van vorderingen) waarbij een deel van verzoekers betrokken is geweest. Het daarmee gemoeide belang betreft potentieel enkele miljoenen. Het inschakelen van KPMG past binnen de taak van de curator nu dit de curator ondersteunt bij enerzijds het beoordelen van de vorderingen die zijn ingediend in het faillissement, en anderzijds bij het beoordelen van de vraag welk actief er nog te gelde kan worden gemaakt. Niet gezegd kan worden, dat de curator hiermee een ernstige fout heeft gemaakt die ontslag zou rechtvaardigen. Voor de goede orde merk ik op dat mijn voorganger goedkeuring heeft verleend aan het inschakelen van KPMG als deskundige.
Mij is niet gebleken dat de curator in zijn informatieverstrekking aan KPMG en bij zijn afwegingen om bepaalde stukken al dan niet aan (cliënten van) mr. Roeffen te verstrekken niet onafhankelijk of niet objectief handelt, zoals verzoekers stellen.
De curator heeft betrokkenen gelegenheid gegeven op- en aanmerkingen op het conceptrapport van KPMG naar voren te brengen en indien de curator ter zake een procedure start, zullen betrokkenen in het kader daarvan kritiek op de inschakeling van KPMG, de totstandkoming van het rapport, de informatieverstrekking, de toepassing van hoor en wederhoor, etc. aan de rechter kenbaar kunnen maken. Dat is ook de plek, waar een eventuele discussie over de totstandkoming van het KPMG-rapport thuishoort.
Ik zie geen feitelijke grondslag voor de stelling dat de curator mij en KPMG onvolledig informeert.
Het komt mij voor dat verzoekers reeds gevoerde discussies willen heropenen, en dat zij voorts concreet beleid van de curator willen laten toetsten en invloed willen uitoefenen op de wijze waarop het faillissement word afgewikkeld. Daarvoor is de actie ex artikel 73 Fw niet bedoeld.
Naar mijn oordeel verricht de curator de hem in artikel 68 Fw gegeven taak om de failliete boedel te beheren en te vereffenen behoorlijk en ik zie geen zwaarwegende omstandigheden die het verzochte ontslag van de curator rechtvaardigen.”
3.7.
Het laatste verwijt, dat de curator verzoeksters ten onrechte bepaalde bescheiden onthoudt, heeft de rechtbank als ongegrond geoordeeld in het gelijktijdig gevoerde hoger beroep met zaak-/rekestnummer C/10/681450 / HA RK 24-598 (zie de beschikking van deze rechtbank van 20 januari 2025 in het hoger beroep, rechtsoverweging 3.5).
3.9.
Verder hebben verzoeksters tijdens de mondelinge behandeling de curator nog verweten dat hij de INSOLAD praktijkregels schendt. Ook dit verwijt mist een deugdelijke onderbouwing. Dat de curator rechtstreeks contact heeft gehad met [naam 2], en niet via zijn advocaat mr. Roeffen, over het maken van afspraken voor mediation levert in de visie van de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen overtreding op van artikel 11.1 van de INSOLAD praktijkregels. In ieder geval is het geen grond voor ontslag.
3.10.
De rechtbank is, voor zover zij dat op basis van de inhoud van het dossier kan beoordelen, van oordeel dat de curator zijn taken correct uitvoert, dat hij zich overeenkomstig de INSOLAD praktijkregels gedraagt en dat hij de belangen van de gezamenlijke schuldeisers naar behoren behartigt.
3.12.
De rechtbank veroordeelt verzoeksters als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van de curator worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 × tarief II € 614,00)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.406,00