Rechtbank Rotterdam, beschikking civiel recht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:9436

Op 1 August 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 11669365 VZ VERZ 25-3026, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:9436. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
11669365 VZ VERZ 25-3026
Datum uitspraak:
1 August 2025
Datum publicatie:
1 August 2025

Indicatie

Ontslag op staande voet vanwege ‘dollemansrit’ met de bedrijfsauto is rechtsgeldig. Onder invloed van alcohol en/of drugs? Werknemer moet schade vergoeden aan bedrijfsauto en drie andere auto’s en lantaarnpaal.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11669365 VZ VERZ 25-3026

datum uitspraak: 1 augustus 2025

Beschikking van de kantonrechter

in de zaak van

[naam werknemer] ,

woonplaats: [woonplaats] ,

verzoeker, verweerder in het tegenverzoek,

gemachtigde: mr. R.J. Michielsen,

tegen

Breijer Techniek West B.V.,

vestigingsplaats: Rotterdam,

verweerster, verzoekster in het tegenverzoek,

gemachtigde: mr. H. Kayhan.

Partijen worden hierna ‘werknemer’ en ‘werkgever’ genoemd.

1
De procedure
1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken (met bijlagen):

het verzoekschrift van werknemer van 24 april 2025;

het verweerschrift van werkgever met tegenverzoeken;

het verweerschrift van werknemer tegen de tegenverzoeken;

de spreekaantekeningen van werkgever;

de spreekaantekeningen van werknemer.

1.2.

Op 15 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig werknemer met mr. Michielsen en namens werkgever [persoon A] ( [naam functie 1] ) en [persoon B] ( [naam functie 2] wagenpark Facilicom) met mr. Kayhan.

Overwegingen

2
De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.

Werknemer werkte sinds [datum] bij werkgever als service- en onderhoudscoördinator. Hij is op 25 februari 2025 op staande voet ontslagen. Werknemer is het niet eens met het ontslag en vraagt om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding voor onregelmatige opzegging. Werkgever vindt dat alle verzoeken van werknemer moeten worden afgewezen en vraagt zelf om een vergoeding voor de schade die werknemer heeft veroorzaakt. Werknemer krijgt ongelijk. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig. Werknemer moet een schadevergoeding aan werkgever betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dit de uitkomst is.

Toetsingskader ontslag op staande voet

2.2.

De kantonrechter stelt voorop dat een ontslag op staande voet een ultimum remedium is. Gelet op de verstrekkende gevolgen van zo’n ontslag voor de werknemer mag dit alleen bij uitzondering worden gegeven. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, moeten alle omstandigheden van het geval – in onderling verband en samenhang – in aanmerking worden genomen.

2.3.

Bij deze beoordeling moeten ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden meegewogen, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem hebben. Ook als de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de conclusie leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.

2.4.

Als maar een deel komt vast te staan van een door de werkgever als dringende reden voor het ontslag aan de werknemer medegedeeld feitencomplex, zal het ontslag toch kunnen gelden als een terecht ontslag op staande voet, als (a) het deel van het feitencomplex dat vast komt te staan op zichzelf beschouwd kan gelden als een dringende reden voor ontslag op staande voet, (b) de werkgever heeft gesteld en ook aannemelijk is, dat hij de werknemer ook op staande voet zou hebben ontslagen, als hij daarvoor niet meer reden zou hebben gehad dan is komen vast te staan en (c) dit laatste voor de werknemer in het licht van de ontslagaanzegging en de overige omstandigheden van het geval ook duidelijk moet zijn geweest. Tegen de achtergrond van dit toetsingskader oordeelt de kantonrechter als volgt.

Het ontslag is geldig

2.5.

Er is voldaan aan de voorwaarden voor een ontslag op staande voet. Dat zijn kort gezegd een dringende reden, onverwijld opzeggen en onverwijld mededelen van de reden (artikel 7:671 lid 1 onder c BW en artikel 7:677 BW).

Er is een dringende reden

2.6.

Er is een dringende reden voor ontslag op staande voet. Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden. Hierna wordt uitgelegd waarom hier sprake is van een dringende reden.

Wat is de dringende reden?

2.7.

In de ontslagbrief worden meerdere gedragingen van werknemer omschreven, die plaatsgevonden hebben op en rondom de gebeurtenissen in de nacht van 31 januari op 1 februari 2025. In de brief staan de volgende gedragingen (samengevat):

werknemer heeft de bedrijfsauto uitgeleend aan een vriend, wat op basis van het autoreglement niet is toegestaan;

werknemer stond (einde werkdag) met een glas bier in zijn hand op de parkeerplaats naast de auto;

voordat werknemer in de auto stapt en de ongelukken veroorzaakt, heeft hij in een parkeergarage met een vriend een joint (hasj/wiet) gebruikt (blowen), omstreeks 01:13 uur geeft werknemer de joint aan zijn vriend en stapt in de bedrijfsauto, op de beelden is goed te zien dat de vriend van werknemer twee joints in zijn hand vasthoudt, waaronder de joint die werknemer heeft gerookt;

binnen één minuut na het verlaten van de parkeergarage ramt werknemer twee geparkeerde auto’s;

nadat werknemer deze twee auto’s heeft geramd wil werknemer achteruit rijden, maar hij rijdt naar voren en botst nogmaals tegen deze twee auto’s aan;

werknemer rijdt daarna langzaam weg, het lijkt erop dat hij wil stoppen maar dan drukt hij het gaspedaal in en verhoogt hij, ondanks het feit dat er vonken onder de auto vandaan komen, de snelheid behoorlijk

daarna botst hij frontaal tegen een andere geparkeerde auto aan en rijdt daardoor ook een lantaarnpaal omver;

werknemer stapt vervolgens uit de auto en vlucht (met zijn telefoon in de hand) in eerste instantie weg. Binnen enkele seconden bedenkt hij zich en keert hij terug naar de auto. Werknemer springt via het zijraam van de auto naar binnen en blijft daar even zitten. Kort daarna stapt werknemer uit de auto met een telefoonoplader in zijn hand;

werknemer rent vervolgens weer weg c.q. verlaat de plek van het ongeval;

tijdens het gesprek op 25 februari met werkgever heeft werknemer aanvankelijk verklaard dat hij geen alcohol heeft genuttigd. Pas toen hij met de beelden werd geconfronteerd zegt hij dat hij ‘denkt dat hij één biertje heeft gedronken’ op de vrijdagmiddagborrel;

werknemer zegt dat hij tijdens het feest in de avond alleen frisdrank heeft gedronken, terwijl er beelden zijn waar werknemer met een glas wijn in zijn hand op het feest staat;

werknemer ontkent dat hij een joint heeft gerookt, terwijl uit de camerabeelden anders blijkt;

tijdens het gesprek verklaart werknemer dat hij ten tijde van het ongeval een black-out heeft gehad en geen verklaring heeft voor wat er is gebeurd, terwijl hij op 3 februari nog heeft verklaard dat hij ‘in paniek’ de ongevalslocatie heeft verlaten;

zijn verklaring dat werknemer in paniek de ongevalslocatie zou hebben verlaten, valt niet te rijmen met zijn gedrag: eerst even wegrennen, dan weer terugkeren naar de auto, in de auto springen en later met een telefoonkabel/lader uit de auto stappen en vervolgens weer wegrennen;

het heeft er alle schijn van dat werknemer de ongevalslocatie tot twee keer toe bewust heeft verlaten;

werknemer is al eerder aangesproken op zijn houding en gedrag: na een klacht over seksueel grensoverschrijdend gedrag, na overmatig alcoholgebruik tijdens een event van werkgever en omdat hij langer afwezig was geweest dan waarvoor hij verlof had aangevraagd en gekregen;

werknemer heeft destijds erkend bovenmatig alcohol te hebben gebruikt op de borrel, waar het vermeende grensoverschrijdende gedrag had plaatsgevonden.

In de brief staat verder het volgende:

‘(…)

Ontslag op staande voet

Het spreekt voor zich dat de bovenstaande gedragingen in het geheel niet acceptabel zijn. Uw gedragingen zijn in strijd met de wettelijke en bedrijfsregels en wat in het maatschappelijke verkeer betaamt en getuigt niet van goed werknemerschap. U heeft grovelijk de verplichtingen als werknemer veronachtzaamd en door uw handelen hebben wij schade geleden. We nemen het u daarnaast erg kwalijk dat u leugenachtige verklaringen heeft verstrekt. Gezien de ernst van uw handelen heeft u het vertrouwen dat wij als werkgever in u hadden ernstig en onherstelbaar geschonden. Temeer wij u ook eerder hebben gewaarschuwd.

Daar komt bij dat u als Service- en onderhoudscoördinator een voorbeeldfunctie heeft. Als u zich al in de voorbeeldfunctie niet (verantwoordelijk) kunt gedragen, wat kunnen en mogen we dan van de rest van onze medewerkers verwachten. Dergelijke gedragingen kunnen we dan ook niet tolereren en nemen wij u ernstig kwalijk.

Als eerder aangegeven hebben wij duidelijke regels in de autoregeling gesteld omtrent het onder invloed van alcohol en/of verdovende - en/of geestverruimende middelen deelnemen aan het verkeer met de ter beschikking gestelde bedrijfsauto en de consequenties daarvan, nog afgezien ervan dat als algemeen bekend mag worden verondersteld dat alcohol- en/of drugsgebruik en het besturen van een motorvoertuig niet samengaan. Wij kunnen niet anders dan concluderen dat u onder invloed van alcohol en/of verdovende - en/of geestverruimende middelen uw bedrijfsauto heeft bestuurd en vervolgens twee ernstige aanrijdingen hebt veroorzaakt. Door onder invloed van drugs en/of alcohol te gaan rijden met de bedrijfsauto heeft u ook de verkeersveiligheid van uzelf en van derden in gevaar gebracht en ook daadwerkelijk enorme schade veroorzaakt. Het is uw eigen verantwoordelijkheid om niet onder invloed van alcohol of onder invloed van drugs de bedrijfsauto te besturen en deel te nemen aan het verkeer. Door dit in de wind te slaan, heeft u een groot risico genomen en dit rekenen wij u zwaar aan.

Gezien vorenstaande rest ons geen andere optie dan uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op grond van een dringende reden te beëindigen. Uw gedragingen, zoals hiervoor omschreven, leveren ieder op zichzelf alsmede in onderlinge samenhang bezien een dringende reden op voor ons om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te doen eindigen.

(…)’

Onder invloed van alcohol en/of drugs tegen geparkeerde auto’s aangereden?

2.8.

Vast staat dat werknemer in de nacht van 31 januari 2025 op 1 februari 2025 rond 01:16 uur met de bedrijfsauto van werkgever twee eenzijdige aanrijdingen heeft veroorzaakt. Bij de eerste aanrijding is werknemer tegen twee geparkeerde auto’s aangereden, met grote schade tot gevolg, zowel aan die twee auto’s als aan de bedrijfsauto. Daarna is werknemer weggereden, om vervolgens verderop binnen een minuut nog een keer tegen een andere geparkeerde auto aan te botsen. Ook dit heeft geleid tot forse schade aan die auto, en aan de lantaarnpaal bij die auto.

2.9.

Op basis van de videobeelden die door de camera’s van de bedrijfsauto zijn gemaakt, kan de conclusie bijna niet anders zijn dan dat werknemer heeft gereden onder invloed van genotsmiddelen. Er is namelijk geen andere logische verklaring denkbaar voor het gedrag van werknemer, tijdens en na zijn ‘dollemansrit’ met de bedrijfsauto. De kantonrechter stelt vast dat op de videobeelden, die ter zitting samen met partijen zijn bekeken, het volgende te zien is. Werknemer staat samen met zijn vriend in een parkeergarage buiten de auto te roken. Volgens werkgever ging het om een joint, volgens werknemer rookte zijn vriend wel een joint maar rookte hij zelf een ‘lange zelf gerolde sigaret in rijstpapier’. Vervolgens geeft werknemer de sigaret/joint aan zijn vriend en stapt in de auto. Werknemer rijdt de parkeergarage uit, neemt een aantal bochten, komt vervolgens volledig op de verkeerde weghelft terecht en rijdt dan aan tegen twee geparkeerde auto’s, die in parkeervakken staan aan de linkerkant van de andere weghelft (een zwarte en een witte auto. (Voetnoot 1) Dan rolt/rijdt de auto een klein stukje achteruit en botst werknemer nogmaals tegen de witte auto aan. Vervolgens rijdt werknemer langzaam weg van de beschadigde auto’s. Hij draait weer de weg op, stuurt eerst rechts naar een parkeervak, stuurt dan weer terug naar de weg en verhoogt na korte tijd zijn snelheid fors. Er komt dan een grote vonkenzee onder de auto vandaan, die zowel links van de auto als achter de auto duidelijk te zien is. Werknemer slingert tijdens deze rit over de weg, rijdt een stuk midden op de weg en vervolgens op de andere weghelft, rijdt met hoge snelheid over een verkeersdrempel en botst weer tegen een geparkeerde auto aan, in plaats van de bocht te nemen. (Voetnoot 2)

2.10.

Werknemer betwist dat hij tijdens deze rit onder invloed was. Werknemer heeft tijdens een gesprek met werkgever uiteindelijk wel toegegeven dat hij rond 17:00 uur bij de borrel op het werk bier heeft gedronken, maar ontkent dat hij later, op het feest in de avond, ook alcohol heeft gedronken. Er is echter een screenshot in het geding gebracht waarop te zien is dat werknemer op dat feest met een glas wijn in zijn hand staat. Werknemer ontkent dat hij wijn heeft gedronken, maar de kantonrechter vindt de verklaring van werknemer dat hij dit glas wijn in zijn hand gedrukt kreeg, geen wijndrinker is en daarom die wijn niet heeft gedronken, weinig geloofwaardig. Werknemer heeft namelijk tegenover werkgever ook aantoonbaar gelogen over het drinken van bier tijdens de borrel. Toen aan hem werd gevraagd – nadat hij ontkende dat hij op het feest alcohol had gedronken – of hij die dag verder nog alcohol had gedronken, was zijn antwoord eerst ‘nee’. Pas toen hij werd geconfronteerd met screenshots van videobeelden, waarop te zien is dat werknemer bier in zijn hand houdt, gaf hij toe dat hij op de borrel wel alcohol had gedronken. Werknemer heeft hiervoor als reden gegeven dat hij dacht dat de vraag naar zijn alcoholgebruik alleen ging over het feest in de avond, maar uit het gespreksverslag van het gesprek van 25 februari 2025 blijkt dat werkgever heeft gevraagd of werknemer, los van het feest, verder nog alcohol had gedronken. Op die vraag zei werknemer ‘nee’, om vervolgens – nadat hij met beelden werd geconfronteerd – pas toe te geven dat hij wel had gedronken. Van enige verwarring over wat werkgever bedoelde met deze vraag, kan naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake zijn geweest. Kortom, werknemer heeft op dit punt gelogen tegen werkgever.

2.11.

Verder zijn er videobeelden in het geding gebracht – en ook ter zitting samen met partijen bekeken – waarop te zien is dat werknemer, kort voordat hij in de auto stapt, in de parkeergarage staat te roken met een vriend. Werknemer stelt dat hij een sigaret rookte die door het rijstvloeipapier dat hij gebruikte doofde. Daarom moest hij zijn ‘sigaret’ tijdens het roken opnieuw aansteken. Op de zitting heeft de kantonrechter gevraagd wat zijn vriend rookte, die ook een aantal malen zijn ‘sigaret’ opnieuw moest aansteken. Eerst wilde werknemer de vraag niet beantwoorden, maar later gaf hij toe dat dit een joint was. Ook op dit punt is de kantonrechter van oordeel dat de verklaring van werknemer, dat hij zelf een sigaret rookte terwijl zijn vriend een joint rookte, weinig geloofwaardig is. Dit gelet op de videobeelden waarop twee min of meer identieke ‘sigaretten’ dan wel joints te zien zijn. Als werknemer in de auto stapt geeft hij zijn sigaret/joint ook aan zijn vriend in plaats van deze op de grond te gooien en uit te trappen. Op de beelden is te zien dat zijn vriend die twee sigaretten/ joints ook in zijn hand blijft vasthouden als werknemer wegrijdt.

2.12.

Werknemer heeft zich verder pas meer dan 10 uur na de gebeurtenissen bij de politie gemeld. Een logische verklaring daarvoor is dat werknemer zich zo laat mogelijk bij de politie heeft gemeld, zodat er geen directe aanleiding meer was voor de politie om een alcohol- en/of drugstest af te nemen, of dat zo’n test in elk geval dat aanzienlijk bemoeilijkt zou zijn door het tijdsverloop. De politie heeft ook geen test meer afgenomen bij werknemer.

2.13.

De kantonrechter gaat voorbij aan het bewijsaanbod van werknemer om zijn vriend te horen als getuige over de vraag of werknemer een sigaret in plaats van een joint heeft gerookt. Stelt dat dit bewijs zou worden geleverd, dan is de kantonrechter nog steeds van oordeel dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Dit zal hierna worden toegelicht. Voor zover moet worden aangenomen dat werknemer in de parkeergarage daadwerkelijk een sigaret heeft gerookt in plaats van een joint en tijdens zijn rit (mogelijk) niet onder invloed was van drugs, staat vast dat werknemer in elk geval alcohol heeft gedronken en daarover ook heeft gelogen tegen zijn werkgever. Het is overigens niet goed voorstelbaar, gelet op de videobeelden waarop het roekeloze en onverantwoordelijke rijgedrag van werknemer te zien is, dat een nuchter persoon op deze manier zou hebben gereden.

Overige gedragingen die ten grondslag zijn gelegd aan dringende reden

2.14.

Van belang is dat werkgever meerdere andere (onacceptabele) gedragingen van werknemer aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, die los staan van de vraag of sprake is geweest van rijden onder invloed van alcohol en/of drugsgebruik. Ten eerste het roekeloze en onverantwoorde rijgedrag met de bedrijfsauto, met forse schade tot gevolg, zowel aan de bedrijfsauto als aan andere auto’s en een lantaarnpaal. Ook wordt werknemer verweten dat hij na de eerste aanrijding, waarbij hij twee auto’s heeft geramd, is doorgereden. Werknemer heeft zijn snelheid tijdens die tweede rit ook fors verhoogd, terwijl er een grote vonkenzee onder de auto vandaan kwam. Iedere weldenkende chauffeur, zou bij het ontstaan van een dergelijke vonkenzee zijn gestopt. Dit geeft natuurlijk te denken over de stelling van werknemer dat hij niet onder invloed verkeerde, maar ook bij een werknemer die niet onder invloed verkeert, is dit rijgedrag met de bedrijfsauto onacceptabel. Werknemer is na de tweede aanrijding hard weggerend en heeft de bedrijfsauto dus ook fors beschadigd achtergelaten, zo blijkt uit de videobeelden.

Werknemer heeft de plaats van het ongeval verlaten

2.15.

Over het verwijt dat werknemer schade heeft veroorzaakt met de bedrijfsauto en vervolgens de plaats van het ongeval tweemaal heeft verlaten, merkt de kantonrechter het volgende op. Uit artikel 7 van de Wegenverkeerswet (WVW) volgt dat een betrokkene bij een verkeersongeval verplicht is om op de plaats van het ongeval te blijven, als er gewonden zijn gevallen of schade is ontstaan. Werknemer was daartoe dus verplicht, gelet op schade die hij heeft veroorzaakt. Het verwijt in de ontslagbrief, dat werknemer tot tweemaal toe de plek van het verkeersongeval heeft verlaten, is dan ook terecht: hij is na de eerste aanrijding weggereden en na de tweede aanrijding, die een stuk verderop plaatsvond, weggerend. De stelling van werknemer dat er geen sprake zou zijn van het verlaten van de plaats van een verkeersongeval in de zin van art. 7 WVW, omdat hij zich alsnog binnen 12 uur heeft gemeld bij de politie, is niet juist. Dat er kennelijk door politie/justitie niet wordt vervolgd als een dader zich alsnog binnen 12 uur na het ongeval bij de politie meldt, betekent niet dat het delict (verlaten van de plaats van een ongeval) niet is gepleegd.

2.16.

De stelling van werknemer dat hij geen verklaring kan geven voor zijn rijgedrag, omdat hij zich niets kan herinneren van de gebeurtenissen door een black-out, vindt de kantonrechter weinig geloofwaardig. Dit is namelijk niet te rijmen met wat hij op andere momenten wel heeft verklaard. Werknemer heeft tegen werkgever gezegde dat hij zich kon herinneren dat hij uit paniek de ongevalslocatie heeft verlaten. Verder heeft werknemer gezegd dat hij zich nog wel kan herinneren dat de auto niet meer kon remmen en sturen, toen hij op de derde geparkeerde auto afreed. Dit is niet te rijmen met zijn stelling dat hij een black-out heeft gehad en zich niets meer kan herinneren van wat er is gebeurd. Overigens, dat de auto niet meer kon remmen of sturen blijkt nergens uit. Op de videobeelden is te zien dat de auto na de eerste aanrijding nog gewoon kon sturen, aangezien werknemer eerst richting een parkeervak rijdt en dan weer terug naar de weg stuurt (waarna hij vervolgens zijn snelheid fors verhoogt).

Conclusie over het ontslag op staande voet

2.17.

Werkgever heeft op basis van alle feiten en omstandigheden mogen beslissen om de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen. Uit de ontslagbrief blijkt dat de verschillende gedragingen – als in de brief weergegeven – de dringende redenen zijn voor het ontslag op staande voet. Werkgever heeft in de brief duidelijk gemaakt dat die redenen ieder op zichzelf ook een dringende reden zijn. Dit betekent dat het roekeloze rijgedrag van werknemer met de bedrijfsauto, waardoor hij forse schade heeft veroorzaakt, het tot twee keer toe verlaten van de plaats van het ongeval en de leugenachtige verklaringen van werknemer toen hij door zijn werkgever werd aangesproken op de gebeurtenissen, door werkgever terecht zijn aangemerkt als dringende redenen. Dus ook los van de vraag of hij de ongevallen heeft veroorzaakt onder invloed van genotsmiddelen, zijn de andere genoemde gedragingen voor werkgever reden geweest voor een ontslag op staande voet.

2.18.

De kantonrechter is van oordeel dat deze gedragingen, in onderlinge samenhang beschouwd, in de gegeven omstandigheden het ontslag op staande voet ook kunnen dragen. De kantonrechter weegt bij de beoordeling van de ernst van de gedragingen van de werknemer ook de ernstige gevolgen mee. Werknemer heeft zowel forse schade aan de bedrijfsauto als aan drie andere auto’s en een lantaarnpaal veroorzaakt. Gelet op de ernst van de schades lag het op de weg van werknemer om werkgever hierover al eerder te informeren en niet pas 21 uur later. Bovendien heeft werknemer toen niet verteld wat de omvang van de door hem veroorzaakte schade was. Werkgever heeft in dit verband onweersproken gesteld dat zij pas later, door berichten in de media, op de hoogte is geraakt van de omvang van de ravage die werknemer had veroorzaakt (Voetnoot 3). Verder heeft werknemer in het latere gesprek, waarin hij ter verantwoording werd geroepen over wat er was gebeurd, zich weinig transparant opgesteld en ontwijkende en aantoonbaar leugenachtige antwoorden gegeven. De gebeurtenissen staan verder ook niet op zichzelf, werknemer was al eerder gewaarschuwd voor zijn gedrag, onder meer over alcoholgebruik tijdens een bedrijfsevent.

Er is onverwijld opgezegd en de reden is onverwijld medegedeeld

2.19.

Tussen werkgever en werknemer is er geen discussie over dat werkgever de arbeidsovereenkomst onverwijld heeft opgezegd en de reden voor het ontslag onverwijld aan werknemer heeft te laten weten. Kortom, aan alle voorwaarden voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is voldaan.

2.20.

De persoonlijke omstandigheden en de gevolgen van het ontslag voor werknemer, kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Werknemer had een relatief kort dienstverband van 2,5 jaar, is nog jong (37 jaar). Werknemer heeft tijdens de zitting verklaard dat hij vanaf 1 april 2025 een nieuwe baan heeft gevonden, tegen een hoger salaris dan bij werkgever. De gevolgen van het ontslag zijn voor werknemer dus beperkt gebleven.

Geen transitievergoeding en geen billijke vergoeding

2.21.

Werkgever hoeft geen transitievergoeding aan werknemer te betalen, omdat het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer (artikel 7:673 lid 7 BW). Werknemer heeft niet alleen de interne regels van werkgever (de bruikleenovereenkomst van de auto en het Autoreglement dat op de bruikleenovereenkomst van toepassing is verklaard), maar ook de Wegenverkeerswet overtreden door zeer roekeloos rijgedrag te vertonen en tot twee keer toe de plaats van het ongeval te verlaten. Vanzelfsprekend heeft werknemer ook geen recht op een billijke vergoeding.

Geen vergoeding voor onregelmatige opzegging

2.22.

Omdat het ontslag rechtsgeldig is, gold voor werkgever geen opzegtermijn. Daarom heeft werknemer geen recht op een vergoeding voor onregelmatige opzegging (artikel 7:672 lid 11 BW).

Werknemer moet aan werkgever de schade vergoeden

2.23.

Werknemer moet zowel de door hem veroorzaakte schade aan de bedrijfsauto als de schade aan de drie geparkeerde auto's en de lantaarnpaal vergoeden. Hierna wordt uitgelegd waarom.

2.24.

Het nevenverzoek tot schadevergoeding kan als onderdeel van deze arbeidsrechtelijke procedure worden behandeld (artikel 7:686a lid 3 BW). Het verzoek tot schadevergoeding hangt samen met de verzoeken van werknemer ten aanzien van het ontslag op staande voet. Zo’n nevenverzoek is ook niet beperkt tot een bedrag van € 25.000,-.

2.25.

Werkgever is ontvankelijk in haar verzoek. Dat Facilicom Wagenpark B.V. de eigenaar van de bedrijfsauto is, maakt nog niet dat een eventueel vorderingsrecht dat voortvloeit uit het eigendom van de bedrijfsauto alleen toekomt aan Facilicom Wagenpark B.V. Werkgever heeft toegelicht dat Facilicom een concern is en dat de schades intern worden doorbelast aan de verschillende divisies, in dit geval werkgever. De schade aan de bedrijfsauto is ook intern doorbelast aan werkgever. Werkgever heeft dus zelf schade geleden. De schade aan derden zal later aan werkgever worden doorbelast, als deze schadezaken volledig zijn afgehandeld. Werknemer heeft dit niet weersproken, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de stellingen van werkgever.

2.26.

De aansprakelijkheid van de werknemer voor schade aan de werkgever is in beginsel geregeld in artikel 7:661 BW. Dit artikel bepaalt dat een werknemer alleen aansprakelijk is voor schade die hij heeft veroorzaakt tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden, als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. In deze zaak heeft de werknemer de schade echter veroorzaakt in privétijd, met de bedrijfsauto die aan hem door de werkgever ter beschikking was gesteld en die hij privé mocht gebruiken. Werknemer handelde op dat moment niet in de uitoefening van zijn functie. Artikel 7:661 lid 1 BW is dus niet op deze situatie van toepassing.

2.27.

Voor schade die buiten werktijd ontstaat geldt het algemene aansprakelijkheidsrecht zoals geregeld in artikel 6:162 BW. Dit artikel bepaalt dat een persoon aansprakelijk is als hij onrechtmatig handelt en daardoor schade veroorzaakt. Vast staat dat werknemer met de aan hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto, buiten werktijd, schade heeft veroorzaakt aan drie geparkeerde auto’s van derden, een lantaarnpaal en aan de bedrijfsauto zelf. De schade is ontstaan doordat werknemer buitengewoon roekeloos heeft gereden. Dit handelen kan daarom als onrechtmatig worden aangemerkt. Werkgever mag de daardoor ontstane schade dan ook op werknemer verhalen. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat werknemer ook in strijd heeft gehandeld met goed werknemerschap (art. 7:611 BW), door zo roekeloos om te gaan met de aan hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto.

2.28.

De werkgever mag op grond van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) niet zomaar schade, die normaal gesproken door een gebruikelijke verzekering wordt gedekt, op de werknemer verhalen. Er is echter geen verzekering die deze schade dekt. Werkgever heeft verklaard dat zij een verzekering heeft afgesloten waarvoor een eigen risico geldt van € 50.000,- per schadegeval voor schade aan derden. Verder is er geen verzekering afgesloten voor schade aan de eigen bedrijfswagens. Onder omstandigheden zou het in strijd met goed werkgeverschap kunnen zijn om de schade dan volledig te verhalen op de werknemer, maar de kantonrechter is van oordeel dat hiervan in de gegeven omstandigheden geen sprake is. Op basis van de videobeelden staat vast dat werknemer erg roekeloos heeft gereden. Daarom mag werkgever de schade volledig op werknemer verhalen. (Voetnoot 4)

2.29.

Werkgever heeft de schade met stukken onderbouwd. Werknemer heeft zijn aanvankelijke verweer tegen de hoogte van de schade aan de bedrijfsauto en aan de twee auto’s ter zitting laten varen. Verder heeft werkgever op de zitting erkend, in reactie op het verweer van werknemer, dat de btw over de schade bij de bedrijfsauto buiten beschouwing moet worden gelaten. De verzochte schade aan de bedrijfsauto zal worden toegewezen, rekening houdend met het verweer over de btw. Werknemer moet een bedrag van € 18.471,07 betalen.

2.30.

Alleen de schade aan twee van de drie auto’s van derden is tot nu toe afgewikkeld. Hiervoor heeft de verzekeraar € 12.067,40 en € 9.184,- uitgekeerd en doorbelast. In totaal is dit een bedrag van € 21.443,80. Dit bedrag moet werknemer ook aan werkgever betalen.

2.31.

De hoogte van de schade aan de derde auto en de lantaarnpaal is nog niet vastgesteld. Werknemer is ook aansprakelijk voor de in redelijkheid vast te stellen schade aan de derde auto en de lantaarnpaal. De verzochte verklaring voor recht dat werknemer de schade aan de derde auto en de lantaarnpaal aan werkgever moet betalen, zodra de schadeposten zijn vastgesteld en door de verzekeraar zijn afgewikkeld c.q. bij werkgever in rekening zijn gebracht, wordt toegewezen. Werkgever zal richting werknemer wel met stukken moeten onderbouwen wat de schade is (zoals een schaderapport waaruit de hoogte van de schade blijkt). Aangezien werkgever op de zitting heeft verklaard dat er een eigen risico geldt van € 50.000,- per schadegeval voor schade aan derden, en dat de schade aan de drie auto’s en de lantaarnpaal wordt gezien als één schadegeval, zal de kantonrechter de schadevergoeding die werknemer in totaal moet betalen voor de drie auto’s waar hij tegenaan is gereden, en de lantaarnpaal, maximeren tot € 50.000,-.

Werknemer moet de proceskosten betalen

2.32.

De proceskosten komen voor rekening van werknemer, omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die werknemer aan werkgever moet betalen op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is in totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad

2.33.

Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

Slotopmerking

2.34.

Wat partijen verder nog hebben aangevoerd hoeft niet meer te worden besproken, omdat dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

Beslissing

3
De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

verklaart voor recht dat het op 25 februari 2025 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is;

3.2.

veroordeelt werknemer om aan werkgever € 18.471,07 te betalen voor de schade aan de bedrijfsauto;

3.3.

veroordeelt werknemer om aan werkgever € 21.443,80 te betalen voor de schade aan derden;

3.4.

verklaart voor recht dat werknemer de schade aan de derde auto en de lantaarnpaal ook aan werkgever moet vergoeden, met inachtneming van in r.o. 2.31 staat;

3.5.

veroordeelt werknemer in de proceskosten, die aan de kant van werkgever tot vandaag worden vastgesteld op € 949,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;

3.6.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.

26975

Voetnoot

Voetnoot 1

Video [bestandsnaam 1] .

Voetnoot 2

Video’s [bestandsnaam 2] en [bestandsnaam 3] .

Voetnoot 3

Zo schrijft het AD op 1 februari 2025 (met foto’s van de drie andere auto’s waar werknemer tegenaan is gereden): Meerdere auto’s fors beschadigd na ongeluk in Hoogvliet: bestuurder gaat er vandoor. Een flinke ravage afgelopen nacht op de Desdemonastraat in Hoogvliet. Een automobilist raakte de macht over het stuur kwijt en ramde meerdere geparkeerde auto’s en een lantaarnpaal. Vier auto’s raakten beschadigd (…).

Voetnoot 4

Zie Hoge Raad 11 juli 2024, ECLI:NL:HR:2014:1629.