Rechtbank Rotterdam, kort geding civiel recht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:5971

Op 16 May 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een kort geding procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/10/697586 / KG ZA 25-306, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:5971. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
C/10/697586 / KG ZA 25-306
Datum uitspraak:
16 May 2025
Datum publicatie:
19 May 2025

Indicatie

Kort geding. Ontruiming. Toewijzing. Eerder gewezen vonnis is inmiddels onherroepelijk. Het staat vast dat de woning aan een derde moet worden verkocht en geleverd. Beperkte belangenafweging. De vrouw kan niet van de man verlangen dat hij nog langer in de onverdeeldheid blijft zitten, zeker omdat op dit moment in het geheel niet duidelijk is of, en, zo ja, wanneer de vrouw denkt dat zij wel in staat is om stappen richting de toekomst te zetten. Nevenvorderingen ook toegewezen. Proceskostenveroordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/697586 / KG ZA 25-306

Vonnis in kort geding van 16 mei 2025

in de zaak van

[naam man] ,

woonplaats: [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. C.K. Visser te Oud-Beijerland,

tegen

[naam vrouw] ,

woonplaats: [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. V. Vos te Rotterdam.

Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1
De zaak in het kort
1.1.

De man en de vrouw hebben een relatie gehad, waaruit twee nog minderjarige kinderen zijn geboren. Zij zijn eigenaar van de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam. De vrouw en de kinderen wonen sinds 21 mei 2023 zonder de man in de woning. Naar aanleiding van de wens van de vrouw om het aandeel van de man in de woning over te nemen hebben partijen in een kort geding bij de voorzieningenrechter in deze rechtbank afspraken gemaakt, die – kort gezegd – inhielden dat de vrouw tot 1 oktober 2024 de tijd kreeg om een hypotheekofferte te laten zien waaruit bleek dat zij het aandeel van de man in de woning kon overnemen. De vrouw heeft een dergelijke offerte niet overgelegd. Deze rechtbank heeft de vrouw vervolgens in een door de man al eerder gestarte bodemprocedure gelast om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde en daarbij bepaald dat de levering van de woning aan een derde niet eerder zal plaatsvinden dan 1 april 2025. De vrouw werkt desondanks nog steeds niet mee aan de verkoop en levering van de woning aan een derde. Daarom vordert de man dat de vrouw de woning binnen één maand na betekening van dit vonnis moet ontruimen. De man vordert ook dat hij wordt gemachtigd om de sloten van de woning te vervangen en dat hij toestemming krijgt om een andere makelaar in te schakelen dan de makelaar die in het vonnis van deze rechtbank is aangewezen om de verkoop en levering van de woning ter hand te nemen. De vrouw is het niet eens met de vorderingen van de man. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man toe. Dit wordt hierna uitgelegd.

2
De procedure
2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 22 april 2025, met bijlagen 1 tot en met 14;

de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 tot en met 7;

de mondelinge behandeling op 12 mei 2025 waar de in de dagvaarding geformuleerde vorderingen 2 en 3 zijn ingetrokken.

Overwegingen

3
De beoordeling
De vrouw moet de woning ontruimen
3.1.

Deze rechtbank heeft in een vonnis van 30 oktober 2024 geoordeeld dat de woning aan een derde moet worden verkocht en geleverd en de vrouw gelast om – kort gezegd – daar haar medewerking aan te verlenen. Aangezien dat vonnis inmiddels onherroepelijk is geworden, staat vast dat de woning aan een derde moet worden verkocht en geleverd. De voorzieningenrechter kan daar in dit kort geding geen andersluidend oordeel over geven. In het vonnis zijn de belangen van partijen op dit punt al afgewogen, zodat daar in dit kort geding ook geen ruimte voor is.

3.2.

In het vonnis van 30 oktober 2024 is ook bepaald dat de levering van de woning aan een derde niet eerder zal plaatsvinden dan 1 april 2025. Die datum is inmiddels ruimschoots verstreken, maar desondanks werkt de vrouw niet mee aan de verkoop en levering van de woning aan een derde. Dat de vrouw daar door toedoen van de man niet toe in staat is, omdat de man haar financieel onder druk zou zetten en geen oog heeft voor de kinderen, doet – wat daar ook van zij – niet af aan haar verplichting om het vonnis van 30 oktober 2024 na te komen. Een belangenafweging op dit punt maakt dat niet anders. Niet alleen zijn de belangen van partijen op dit punt al expliciet in overweging genomen in het vonnis van 30 oktober 2024 én de aanvulling op dat vonnis van 20 november 2024, en kan de voorzieningenrechter in deze zaak de belangen van partijen dus slechts beperkt mee laten wegen, maar bovendien heeft de vrouw feitelijk al sinds 28 mei 2024 de tijd gehad om het aandeel van de man in de woning over te nemen of alternatieve woonruimte voor haar en de kinderen te vinden. Op 28 mei 2024 vond namelijk de mondelinge behandeling plaats in het eerdere kort geding tussen partijen waar partijen hebben afgesproken dat de vrouw tot 1 oktober 2024 de tijd kreeg om een hypotheekofferte over te leggen waaruit bleek dat zij in staat was om het aandeel van de man in de woning over te nemen. De vrouw kan niet van de man verlangen dat hij nog langer in de onverdeeldheid blijft zitten, zeker omdat op dit moment in het geheel niet duidelijk is of, en, zo ja, wanneer de vrouw denkt dat zij wel in staat is om stappen richting de toekomst te zetten.

3.3.

De conclusie is dat de vrouw de woning moet ontruimen, zodat de man de woning kan verkopen en leveren aan een derde. De man heeft hier gelet op het grote tijdsverloop sinds de mondelinge behandeling op 28 mei 2024 en het vonnis van 30 oktober 2024 voldoende spoedeisend belang bij. In verband met de belangen van de kinderen bepaalt de voorzieningenrechter wel dat de vrouw de woning pas uiterlijk op 18 juli 2025 moet ontruimen (en niet al op een kortere termijn, zoals gevorderd en wat ook gebruikelijk is). De schoolvakantie van de kinderen begint namelijk op 18 juli 2025 en zo kunnen de kinderen het lopende schooljaar nog afmaken. Bovendien heeft de man vanaf 18 juli 2025 een aantal weken vrij genomen, zodat de kinderen die weken eventueel met de man in de woning kunnen verblijven. De kinderen komen dan in ieder geval niet op straat te staan. Bovendien heeft de vrouw (eventueel met hulp van haar advocaat) nu nog twee maanden de tijd om een vervangende woning te zoeken en/of instanties voor hulp in te schakelen.

De man mag de sloten van de woning vervangen

3.4.

Om ervoor te zorgen dat de vrouw de woning niet meer betreedt nadat zij de woning heeft verlaten, wordt de man gemachtigd om de sloten van de woning te vervangen, met dien verstande dat hij dit pas mag doen nadat de vrouw de woning heeft ontruimd.

De man mag @Work Makelaardij inschakelen om de woning te verkopen

3.5.

In afwijking van het vonnis van 30 oktober 2024, waarin Ooms Makelaars is aangewezen als verkopend makelaar, krijgt de man toestemming om @Work Makelaardij in te schakelen om de verkoop van de woning ter hand te nemen. De man heeft namelijk gesteld dat Ooms Makelaars de verkoopopdracht te lastig vindt en de vrouw heeft dat niet betwist. Onder die omstandigheden is het onredelijk om vast te blijven houden aan Ooms Makelaars als verkopend makelaar. Bovendien heeft het er alle schijn van dat de inmiddels langdurige en stelselmatige weigering van de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning ertoe heeft geleid dat Ooms Makelaars de verkoopopdracht te lastig vindt, zodat het ook om die reden onredelijk is dat de vrouw bezwaar maakt tegen de aanwijzing van een andere verkopend makelaar.

De vrouw moet de proceskosten van de man betalen

3.6.

Het uitgangspunt in zaken tussen ex-partners is dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen. In de inmiddels langdurige en stelselmatige weigering van de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, ondanks tussen partijen gemaakte afspraken én een rechterlijke uitspraak, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en de vrouw te veroordelen om de proceskosten van de man te betalen. De proceskosten van de man worden begroot op:

- dagvaarding € 145,45

- griffierecht € 331,00

- salaris advocaat € 715,00 (tarief eenvoudige zaak)

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 1.369,45

3.7.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

Uitvoerbaarheid bij voorraad

3.8.

Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het belang van de man om nu eindelijk op korte termijn daadwerkelijk de beschikking over de woning te krijgen om de woning klaar te maken voor de verkoop en levering aan een derde, weegt zwaarder dan het belang van de vrouw om de uitkomst van een eventueel hoger beroep van dit vonnis te kunnen afwachten.

4. De beslissing

De voorzieningenrechter:

4.1.

veroordeelt de vrouw om de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam uiterlijk op 18 juli 2025 te ontruimen en te verlaten met al het hare, onder afgifte van de sleutels aan de man;

4.2.

machtigt de man om nieuwe sloten op de woning te plaatsen nadat de vrouw de woning heeft ontruimd;

4.3.

staat toe dat de man een opdracht tot verkoop van de woning met bijbehorende parkeerplaatsen verstrekt aan @Work Makelaardij in Rotterdam, als vervanger van de in het vonnis van deze rechtbank van 30 oktober 2024 onder zaak- en rolnummer C/10/677704 / HA ZA 24-447 in overweging 3.1. genoemde makelaar Ooms Makelaars in Rotterdam;

4.4.

veroordeelt de vrouw in de proceskosten van € 1.369,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de vrouw niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de vrouw € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;

4.5.

veroordeelt de vrouw tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;

4.6.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.

3349 / 2009