Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - enkelvoudig insolventierecht

ECLI:NL:RBROT:2025:14523

Op 26 November 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van insolventierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is FT RK 25/1294, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:14523. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
FT RK 25/1294
Datum uitspraak:
26 November 2025
Datum publicatie:
11 December 2025
Verwijzingen:
Faillissementswet 284

Indicatie

Toewijzing WSNP. Verslavingsverleden, taakstraf, vorderingen niet te goeder trouw. Hardheidsclausule. Eerdere ingangsdatum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie

insolventienummer: [nummer]

vonnis van: 26 november 2025

op het verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [adres],

[postcode] [plaatsnaam].

Waar deze zaak over gaat

[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp).

Dit verzoek wordt toegewezen.

Daarnaast heeft [verzoeker] ter zitting verzocht om de ingangsdatum van de Wsnp vast te stellen op een eerder moment. Dit verzoek wordt toegewezen.

De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1
De procedure
1.1.

[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wsnp.

1.2.

Schuldhulpverlening heeft op 12 en 14 november 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank doen toekomen.

1.3.

Het verzoek is behandeld op de zitting van 19 november 2025. Op de zitting zijn verschenen:

- [verzoeker],

- mevrouw Spapen, beschermingsbewindvoerder.

Overwegingen

2
De beoordeling

De toelating

2.1.

[verzoeker] kan worden toegelaten tot de Wsnp als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen.

2.2.

De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van Infomedics Factoring B.V. die binnen de drie-jaarstermijn vallen, niet te goeder trouw zijn ontstaan. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat deze vorderingen zien op tandartskosten. Hij heeft het afgelopen jaar veel problemen met zijn gebit gehad. De rechtbank is van oordeel dat deze vorderingen niet te goeder trouw zijn ontstaan, omdat hij wist of behoorde te weten dat hij de facturen niet zou kunnen voldoen.

2.3.

Deze schulden staan in beginsel in de weg aan toewijzing van het Wsnp-verzoek.

2.4.

In dit geval ziet de rechtbank echter aanleiding om [verzoeker] toch toe te laten tot de Wsnp met toepassing van de hardheidsclausule. Gebleken is dat [verzoeker] de omstandigheden die hebben geleid tot het onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen. [verzoeker] staat sinds 9 december 2024 onder beschermingsbewind en mevrouw Spapen heeft ter zitting verklaard dat geen nieuwe kosten zullen worden gemaakt. Zij heeft in verband met de tandartskosten bijzondere bijstand aangevraagd en weet, mocht dit nodig blijken, welke andere voorzieningen mogelijk kunnen worden aangesproken om die kosten te kunnen dekken.

2.5.

Daarnaast blijkt uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting dat [verzoeker] een verslavingsverleden heeft en een daarmee samenhangend justitieel verleden. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij nu bijna een jaar clean is, hij wordt begeleid door De Hoop en doet daar ook aan dagbesteding. Bovendien is sprake van beschermingsbewind. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat de situatie thans stabiel is, zodat dit niet in de weg staat aan toelating. [verzoeker] heeft verklaard dat hij de dagbesteding probeert op te bouwen en dat hij het komende jaar weer (parttime) wil gaan werken. Op dit moment heeft [verzoeker] een WIA-uitkering. Ter zitting is besproken dat het verzekeringsgeneeskundig rapport van 4 april 2023 is, en dat het aannemelijk is dat de bewindvoerder zal vragen om meer recente informatie over de arbeids(on)geschiktheid van [verzoeker]. Indien dit niet voorhanden is, zal mogelijk een keuring gevraagd worden. Verder is van belang dat [verzoeker] een taakstraf heeft openstaan van 40 uur. Ter zitting is besproken dat, indien [verzoeker] niet arbeidsongeschikt wordt geacht, hij de taakstraf dient te voldoen naast de inspanningsplicht zoals die geldt in de regeling. [verzoeker] heeft verklaard dat hij dat begrijpt en benadrukt dat hij er alles aan wil doen om de regeling tot een goed einde te brengen. Gelet op het voorgaande is er bij de rechtbank voldoende vertrouwen dat [verzoeker] zich zal houden aan de verplichtingen van de Wsnp.

2.6.

[verzoeker] wordt toegelaten tot de Wsnp.

Bevoegdheid

2.7.

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.

Duur

2.8.

De rechtbank stelt de termijn van de Wsnp-regeling ex artikel 349a Fw (hierna: looptijd) op 18 maanden.

De ingangsdatum

2.9.

De Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de looptijd in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de looptijd eerder te laten ingaan.

2.10.

Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Die inspanningsplicht houdt in beginsel in dat er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt moet worden of er moet aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.

2.11.

De rechtbank kan de vraag of [verzoeker] tijdens het voorafgaande schuldhulpverleningstraject aan alle verplichtingen heeft voldaan nog niet volledig beoordelen bij gebrek aan voldoende informatie. Het VTLB vanaf juli 2025 gaat uit van een te laag inkomen, daarnaast ontbreekt de uitkeringsspecificatie van augustus 2025. De rechtbank is desondanks van oordeel dat dit niet in de weg hoeft te staan aan het bepalen van een eerdere ingangsdatum, omdat uit het overzicht reserveringen lijkt te volgen dat de beschermingsbewindvoerder het ontstane tekort vanaf juli 2025 tot en met heden (vanwege het verkeerd opgenomen inkomen in het VTLB) heeft aangevuld op 12 november 2025. Daarnaast is het niet aannemelijk er wijzigingen zouden zijn in de uitkering van augustus 2025.

2.12.

Omdat de rechtbank dus op voorhand niet onaannemelijk acht dat door [verzoeker] aan de verplichtingen in het voorafgaande schuldhulpverleningstraject is voldaan, ziet de rechtbank aanleiding om (i) bij dit vonnis een eerdere ingangsdatum te bepalen, en (ii) het definitieve oordeel over de nakoming van de verplichtingen in het voortraject te laten aan de rechter-commissaris of de rechtbank die een oordeel moet geven over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De uitkomst van die beoordeling kan aanleiding zijn om de looptijd van de schuldsaneringsregeling (alsnog) te verlengen (artikel 349a lid 2 Fw respectievelijk artikel 349a lid 3 Fw). De rechtbank verwijst voor deze route naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.6.5, laatste alinea.

2.13.

De bewindvoerder wordt opgedragen om in het verslag (artikel 318 Fw) of in het eindverslag (artikel 352 Fw) de rechter-commissaris dan wel de rechtbank te adviseren over de vraag of [verzoeker] in het schuldhulpverleningstraject heeft voldaan aan de uit dat traject voortvloeiende verplichtingen.

2.14.

De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 9 april 2025, zijnde de dag waarop de eerste aflossing in de zin van artikel 349a lid 1 Fw is gedaan.

3
De (controle van) verplichtingen in de Wsnp
3.1.

De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de Wsnp moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te maken, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting (van inkomen boven het vtlb en van goederen die in de boedel vallen).

3.2.

De bewindvoerder zal bij het eindverslag ook een advies uitbrengen over de vraag in hoeverre aan de verplichtingen in het minnelijk traject is voldaan. De rechtbank kan nu niet beoordelen of binnen het minnelijk traject aan die verplichtingen is voldaan. Deze vraag zal later worden beoordeeld aan de hand van het verslag van de bewindvoerder (artikel 351a Fw) en hetgeen tijdens de eindzitting blijkt (artikel 352 Fw). Op dat moment zal ook worden beoordeeld of na de toelating aan alle verplichtingen van de Wsnp is voldaan.

3.3.

De taak van de bewindvoerder is in de tweede plaats om de zogenaamde boedel van de schuldenaar te beheren en te vereffenen (artikel 316 Fw). De boedel omvat alle bezittingen die [verzoeker] nu heeft en wat hij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt (artikel 295 Fw). [verzoeker] heeft de verplichting om tot de boedel behorende bezittingen aan de bewindvoerder af te staan (artikel 296 Fw). De bewindvoerder zal de opbrengsten hiervan verdelen onder de schuldeisers.

3.4.

Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.

3.5.

De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker].

3.6.

Als [verzoeker] zich tijdens het Wsnp-traject houdt aan alle verplichtingen van de Wsnp eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de Wsnp werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen. De “schone lei” geldt vanaf het moment dat de bewindvoerder klaar is met zijn afwikkelingstaak. Dat is als de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.

Beslissing

4
De beslissing

De rechtbank:

- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],

wonende te [adres], [postcode] [plaatsnaam];

- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Franken

en tot bewindvoerder P.H.L. Adam,

gevestigd te [postadres]

;

stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 9 april 2025 en de duur op 18 maanden, en bepaalt de einddatum van de looptijd daarmee op 9 oktober 2026;

draagt de bewindvoerder op de post van [verzoeker] in te zien;

- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen voor zover de boedel toereikend is.

Dit is de beslissing van mr. M.C. Franken, rechter, in samenwerking met mr. N.A. Masrom, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025. (Voetnoot 1)

De griffier is buiten staat

dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoot

Voetnoot 1

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.