Rechtbank Rotterdam
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 1 april 2025
VONNIS op het op 19 februari 2025 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. H. van der Wilt,
strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerder]
,
wonende aan de [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verweerder.
Deze procedure was eerder aanhangig onder rekestnummer FT RK 24/1380. Ter zitting van 5 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling 60 dagen aangehouden aangezien verweerder zich bij schuldhulpverlening heeft aangemeld. Deze 60 dagen zijn aan partijen aangezegd, maar abusievelijk is daarbij (naar later is gebleken) geen datum en tijdstip aan partijen meegedeeld. Op 7 januari 2025 is de zaak weer op de rol geplaatst. Aangezien partijen niet zijn verschenen, heeft de rechtbank het verzoek als ingetrokken beschouwd.
Bij e-mailberichten van 8 januari 2025 en 14 januari 2025 heeft mr. Van der Wilt de rechtbank gevraagd de intrekking terug te draaien. Nu het terugdraaien van deze rolbeslissing niet mogelijk is, heeft mr. Van der Wilt na overleg met de griffie het verzoekschrift opnieuw ingediend en zijn partijen opgeroepen om ter zitting van
4 maart 2025 te verschijnen.
Ter zitting van 4 maart 2025 zijn namens verzoekster verschenen en gehoord de heer
[persoon A] , bestuurder, en mr. H. van der Wilt, advocaat.
Namens verweerder is verschenen de heer [persoon B] , schuldhulpverlener werkzaam bij Nieuw Vaarwater, Manna Support (gevolmachtigd door verweerder). Verweerder is wegens ziekte niet aanwezig.
Mr. Van der Wilt heeft ter zitting verklaard dat partijen voorafgaand aan de zitting op de gang met elkaar hebben gesproken. Verzoekster persisteert bij haar verzoek, maar is bereid om verweerder nog een laatste korte periode te gunnen om het schuldhulpverleningstraject verder te doorlopen. Echter, verzoekster wil niet opnieuw een mondelinge behandeling.
De heer [persoon B] heeft verklaard dat hij vier weken nodig heeft om een en ander rond te krijgen en stemt in met een schriftelijke afdoening. Daarnaast heeft de heer [persoon B] bevestigd dat er vijftien schuldeisers zijn met een schuldenlast van circa € 80.000,--.
Hoewel sprake is van een faillissementssituatie, acht de rechtbank het in het belang van alle partijen dat een minnelijke regeling wordt bereikt. De rechtbank heeft de uitspraak daarom vier weken aangehouden nu de heer [persoon B] die termijn nog nodig heeft. Op 1 april 2025 zal de rechtbank uitspraak doen, tenzij de rechtbank van mr. Van der Wilt een intrekkings-, of aanhoudingsverzoek ontvangt.
Overwegingen
De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
Nu de rechtbank van mr. Van der Wilt geen intrekkings,- of aanhoudingsverzoek heeft ontvangen gaat zij ervan uit dat geen minnelijk traject tot stand is gekomen. Ook is geen verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. De rechtbank zal om die reden overgaan tot het uitspreken van het faillissement.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.
Beslissing
- verklaart [verweerder] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. A.C.L. Beneder, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.P. Pot, rechter, en in aanwezigheid van
A. Vervoorn, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025 te 10:00 uur. (Voetnoot 1)