Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:10707

Op 9 September 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10-194398-22, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:10707. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10-194398-22
Datum uitspraak:
9 September 2025
Datum publicatie:
9 September 2025

Indicatie

Mega Berghaven. Veroordeling voor passieve ambtelijke omkoping, computervredebreuk, voorbereidingshandelingen invoer verdovende middelen, schending ambtsgeheim en witwassen. Vrijspraak vuurwapenbezit en invoer cocaïne. Veroordeelde heeft gedurende anderhalf jaar in haar functie als douaneambtenaar vertrouwelijke gegevens uit de douanesystemen verstrekt aan derden voor geld. Overschrijding redelijke termijn. Gevangenisstraf van 43 maanden

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10-194398-22

Datum uitspraak: 9 september 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres 1] ,

raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1
Onderzoek op de terechtzittingen

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 17 en 18 juli 2025 en 9 september 2025.

2
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Aan de verdachte worden zes strafbare feiten verweten. Samengevat ziet de verdenking onder 1 op het medeplegen van passieve omkoping van een ambtenaar. Onder 2 primair wordt haar het medeplegen van de invoer van cocaïne verweten. Subsidiair is dat ten laste gelegd als het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van harddrugs en meer subsidiair is dat ten laste gelegd als medeplichtigheid aan die voorbereidingshandelingen. Onder 3 wordt de verdachte opzettelijke schending van ambtsgeheimen en onder 4 computervredebreuk verweten. Verder wordt de verdachte onder 5 het medeplegen van het bezit van vuurwapens met bijbehorende munitie verweten. Ten slotte wordt haar onder 6 het medeplegen van witwassen verweten.

3
Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.A. Kloos heeft gevorderd:

vrijspraak van het onder 2 primair en het onder 5 ten laste gelegde;

bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde, waarbij de pleegperiode voor het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde wordt beperkt van 15 mei 2019 tot en met 1 november 2020 en voor het onder 6 ten laste gelegde van 15 mei 2019 tot en met 6 december 2022;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.

4
Geldigheid dagvaarding

De rechtbank overweegt ambtshalve dat de tenlastelegging voor zover het betreft de zinsnede ‘onder meer’ in zowel het onder 1 als het onder 4 ten laste gelegde, partieel nietig moet worden verklaard. Door die zinsnede wordt onvoldoende bepaald wat de beschuldiging nog meer omvat, hetgeen klaarblijkelijk meer omvat dan de opsomming van concrete verwijten die op deze zinsnede volgt. Echter, wat dat dan omvat, is onvoldoende bepaald.

Voor het overige voldoet de dagvaarding aan alle wettelijke eisen en is derhalve geldig.

5
Waardering van het bewijs
5.1.

Vrijspraak zonder nadere motivering van het onder 2 primair en 5 ten laste gelegde

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van invoer van cocaïne en het onder 5 ten laste gelegde medeplegen van bezit van vuurwapens en munitie niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.2.

Bewijswaardering

5.2.1.

Standpunt verdediging

De raadsman van de verdachte heeft zich – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitaantekeningen – op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 tot en met 4 en het onder 6 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Samengevat is bepleit dat de gebruiker van het [Sky-ID 1] in de eerste periode voornamelijk in de mannelijke vorm wordt aangeduid. Daaruit kan blijken dat het Sky-ID verschillende gebruikers heeft gehad. In het verlengde is het proces-verbaal van identificatie betwist. In de tweede periode worden weliswaar bedragen van 25K gevraagd en aangeboden, maar niet is gebleken dat er ook daadwerkelijk is betaald. Uit de verstuurde berichten vloeit geen concrete informatie voort met betrekking tot het binnendringen in de douanesystemen en het vervolgens openbaren van informatie.

Bepleit is dat de verdachte ook van het onder 6 ten laste gelegde witwassen dient te worden

vrijgesproken. [medeverdachte 1] heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat

het geld waarmee hij op de luchthaven is aangehouden van hem is en niet afkomstig is van

de verdachte. Over de andere bedragen bestaan teveel onduidelijkheden. Daar komt bij

dat de verdachte heeft verklaard dat zij gedurende haar werkzame leven maandelijks contant

geld heeft opgenomen. Daardoor kan een deel van het contante geld worden verklaard.

5.2.2.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten

Onderzoek Berghaven is gestart in juli 2022 naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen over een corrupte vrouwelijke douanier die in de haven van Rotterdam werkte. Zij zou samenwerken met criminelen om cocaïne te importeren door tegen betaling informatie te verstrekken.

In augustus 2022 is door het Crypto Analyse Team van de Landelijke Eenheid een verstrekking gedaan aan het onderzoeksteam. In die verstrekking is gerelateerd over het onderzoek dat was gedaan naar de communicatie van de gebruikers van de Sky-ECC accounts met de ID’s [Sky-ID 1] en [Sky-ID 2] . Uit de verstrekking is gebleken dat de gebruiker van het account [Sky-ID 1] informatie van de Douane verstrekte aan andere Sky gebruikers.

[medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ) is bij uitspraak van 21 oktober 2024 door deze rechtbank reeds onherroepelijk veroordeeld voor het medeplegen van omkoping van een ambtenaar, het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne en het medeplegen van het in bezit hebben van niet-openbare gegevens.

Sky-ID’s

Het onderzoeksteam heeft een aantal gebruikers van de berichtendienst Sky-ECC geïdentificeerd, waaronder de medeverdachten [medeverdachte 3] (hierna [medeverdachte 3] ) als de gebruiker van het ID [Sky-ID 2] , [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) als de gebruiker van het ID [Sky-ID 3] , [medeverdachte 2] als de gebruiker van de ID’s [Sky-ID 4] en [Sky-ID 5] en de verdachte als de gebruiker van het ID [Sky-ID 1] .

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze accounts aan de verdachte en de medeverdachten in dit onderzoek kunnen worden gekoppeld, overweegt bij de identificatie van de personen die aan de genoemde Sky-ID’s zijn verbonden de navolgende omstandigheden en beoordeelt deze in onderlinge samenhang met de feiten en omstandigheden die in de individuele identificatieprocessen-verbaal zijn opgenomen.

Uit het politieonderzoek blijkt dat de gebruikers van de hiervoor genoemde Sky-ID’s geen willekeurige groep mensen betreft. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) zijn zussen. [medeverdachte 5] en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn goede bekenden van elkaar, hetgeen ook blijkt uit het onderzoek naar bijvoorbeeld de telefoons en sociale media.

Nader onderzoek naar de communicatie van het [Sky-ID 1] en daaraan gerelateerde andere gebruikers heeft een aantal één op één chatgesprekken opgeleverd, die alle gedurende enkele maanden in het jaar 2020 zijn gevoerd. Het gaat om gesprekken tussen:

De verdachte - [medeverdachte 4]

- [medeverdachte 2]

[medeverdachte 4] - [medeverdachte 3]

- de [Sky-ID 6] (gebruikmakend van de naam ‘ [naam 1] ’)

[Sky-ID 6] (‘ [naam 1] ’) - [Sky-ID 7] (‘ [naam 2] ’)

Deze gesprekken zijn (deels) inzichtelijk geworden en maken onderdeel uit van het dossier.

Identificatie [Sky-ID 1]

De gebruiker van dit account heeft specifieke douane-informatie verschaft aan derden, waaronder afbeeldingen van systemen die door de Douane worden gebruikt, waardoor het vermoeden ontstond dat de gebruiker van dit ID bij de Douane werkte. Daarnaast wordt er in de berichten gesproken over de zus van de douanemedewerker. Het is bekend dat er in Nederland ongeveer 11.000 Sky accounts actief waren in de periode 2018 en 2019 (bron: Openbaar Ministerie en telegraaf.nl). De Douane heeft in Nederland enkele duizenden medewerkers. De verdachte werkte bij de Douane, heeft een Albanees/Joegoslavische achtergrond en heeft een zus, de [medeverdachte 5] .

Het [Sky-ID 1] is op 20 december 2019 geactiveerd en had als gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 1] ’. Volgens de politie heeft de verdachte dit Sky-ID gebruikt in de periode van 21 december 2019 tot en met 16 november 2020. Er is onderzoek gedaan naar de meest gebruikte Cell ID’s in de nachtelijke uren, omdat daaruit het gebied kan worden afgeleid waar de gebruiker van de telefoon veel verblijft. In het geval van de [Sky-ID 1] komen de omgeving van het adres van de verdachte en het adres van haar zus naar voren uit dat onderzoek. Daarnaast zijn de pintransacties van de verdachte vergeleken met de metadata waaruit blijkt welke zendmast het Sky-ID op tijdstippen rondom die pintransacties heeft aangestraald. Uit die bevindingen is gebleken dat het Sky-ID en de verdachte zich op verschillende momenten tegelijk hebben verplaatst. Daar komt bij dat in chatgesprekken vaak wordt gerefereerd aan de zus van de gebruiker van het [Sky-ID 1] .

Daarnaast heeft [medeverdachte 4] verklaard contact te hebben gehad met het Sky-ID van de reeds onherroepelijk veroordeelde medeverdachte [medeverdachte 2] . In hun gesprekken spreekt [medeverdachte 4] over een vrouw die bij de Douane werkt. Die vrouw is een contact van [medeverdachte 4] en zij kan volgens hem bedrijfsnamen en/of -gegevens nakijken. In de berichten staat dat het contact van [medeverdachte 4] in oktober 2019 in scheiding lag en dat de scheiding nog in 2019 geregeld zou moeten zijn. Dit komt overeen met de persoonlijke situatie van de verdachte nu haar huwelijk sinds 24 januari 2020 is ontbonden.

Gelet op deze bevindingen kan worden vastgesteld dat de verdachte onder de naam [gebruikersnaam 1] de gebruiker is geweest van het [Sky-ID 1] .

Het verweer dat de gebruiker van het [Sky-ID 1] niet, of in ieder geval niet altijd een vrouw was, omdat de gebruiker regelmatig aangesproken werd als mannelijk persoon, wordt verworpen door de rechtbank. Gelet op het gesprek tussen medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] werd immers doelbewust verborgen gehouden dat de douanier een vrouw was, om haar identiteit te beschermen.

Identificatie [Sky-ID 8]

In een Sky-chatgesprek tussen twee personen in juli 2020, met gebruikersnamen [naam 1] en [naam 2] , wordt een douanier die tegen betaling informatie uit de douanesystemen verschaft, aangeduid als [gebruikersnaam 2] . Uit een overzicht van alle Sky-ID’s blijkt dat zes Sky-ID’s de gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] hadden ingesteld. Maar één van die zes gebruikers, het [Sky-ID 8] , had als wachtwoord “ [wachtwoord] ” ingesteld.

Uit onderzoek in de mobiele telefoon van de verdachte en afgeluisterde tapgesprekken van 31 augustus en 12 oktober 2022 is gebleken dat de verdachte [wachtwoord] gebruikte als wachtwoord en dat het wachtwoord van verdachte’s Digi-D “ [wachtwoord] ” was.

Het [Sky-ID 8] is op 15 mei 2019 voor het eerst geregistreerd. De berichten die vanaf dit Sky-ID zijn verzonden, zijn nog niet ontsleuteld. Wel zijn de meest gebruikte Cell-ID’s onderzocht. Voor zowel de nachtelijke uren als overdag geldt dat het meest gebruik wordt gemaakt van de zendmasten die bij de woningen van de verdachte en de zus van de verdachte liggen.

Gelet op deze bevindingen kan worden vastgesteld dat de verdachte als ‘ [gebruikersnaam 2] ’ ook de gebruiker is geweest van het [Sky-ID 8] .

Tussenconclusie ten aanzien van Sky-ID’s [Sky-ID 8] en [Sky-ID 1]

De verweren van de verdediging met betrekking tot de identificatie van de verdachte als de gebruiker van de Sky-ID’s [Sky-ID 8] en [Sky-ID 1] worden verworpen en daarmee staat vast dat de verdachte de gebruiker was van deze Sky-ID’s.

Identificatie [Sky-ID 2][medeverdachte 3]

Op basis van het in de bewijsmiddelen opgenomen proces-verbaal van identificatie acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van het [Sky-ID 2] .

Identificatie [Sky-ID 3][medeverdachte 4]

Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 4] verklaard dat hij de gebruiker is geweest van het [Sky-ID 3] . Hoewel hij die verklaring enkel als verdachte in zijn eigen zaak heeft afgelegd, acht de rechtbank deze verklaring bruikbaar ter onderbouwing van het feit dat [medeverdachte 4] daadwerkelijk de gebruiker van dit Sky-ID was, omdat er in het dossier tevens een proces-verbaal van identificatie [Sky-ID 3] zit, op basis waarvan [medeverdachte 4] eveneens gekoppeld kan worden aan dat Sky-ID.

5.2.2.1. Het onder 1 ten laste gelegde

Onder dit feit wordt verdachte verweten dat zij als ambtenaar van de Douane giften of beloften daarvan heeft aangenomen, naar aanleiding waarvan zij ten behoeve van anderen informatie uit de douanesystemen heeft geraadpleegd en verstrekt.

Blijkt uit de Sky-chatberichten tussen [medeverdachte 3] en [naam 1] met betrekking tot de container [containernummer 1] dat de verdachte afbeeldingen deelt?

Op 11 februari 2020 zijn acht schermafbeeldingen van een laptop gedeeld in de chat tussen [medeverdachte 3] middels [Sky-ID 2] en de gebruiker van [Sky-ID 6] met gebruikersnamen ' [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 4] ', zijnde drie afbeeldingen met risicosignalen uit de Risicodatabase van de Douane en vijf van het douanesysteem Plato. In deze chat zijn alleen de door [medeverdachte 3] verstuurde berichten zichtbaar. De vraag waarvoor de rechtbank zich nu gesteld ziet, is of dit de laptop is die aan de verdachte ter beschikking is gesteld door haar werkgever.

Laptop verdachte

Verdachte’s raadsman heeft bepleit dat niet vastgesteld kan worden dat de foto`s van de laptop die in februari 2020 door [medeverdachte 3] zijn doorgestuurd van de werklaptop van verdachte zijn. Dat het om verdachte`s werklaptop ging kan, behalve uit algemene overeenkomsten, worden afgeleid uit de vorm van een stukje afplaktape over de camera van de laptop die op de schermafbeeldingen is te zien en die ook is te zien op foto’s van de laptop die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen. De door de raadsman benoemde verschillen tussen de twee zien op het bovenste stuk van de tape. Dit stuk is echter op de schermafbeeldingen die gedeeld zijn niet zichtbaar. Het onderste stukje tape dat wel op beide afbeeldingen te zien is, komt overeen.

De rechtbank komt gezien het voorgaande tot de conclusie dat de werklaptop van de verdachte de laptop is, die te zien is op de door de medeverdachten doorgestuurde afbeeldingen.

Daarmee is vastgesteld dat het foto’s zijn die gemaakt zijn van het scherm van de werklaptop van verdachte. Op de schermafbeeldingen uit het Plato-systeem is te zien dat het gaat over een controleopdracht die betrekking had op een scancontrole van de container met nummer [containernummer 1] . Nadat [medeverdachte 3] de afbeeldingen had doorgestuurd, lichtte hij toe dat de eerste drie afbeeldingen belangrijk zijn om te weten waarom hij (de rechtbank begrijpt: de container waar de controleopdracht betrekking op had) op rood komt.

Uit het onderzoek naar de door de Douane verstrekte gegevens met betrekking tot de [containernummer 1] , is onder meer gebleken dat deze container was bestemd voor het bedrijf [bedrijf 1] . Dit bedrijf werd genoemd in het risicosignaal dat op 11 februari 2020 via Sky door [medeverdachte 3] werd verstuurd naar de gebruiker van Sky-lD [Sky-ID 6] . Bij binnenkomst op 7 februari 2020 is de scanfoto beoordeeld en werden er geen afwijkingen in de lading of constructie van de container waargenomen.

Op verzoek van het onderzoeksteam zijn de scanfoto's van de [containernummer 1] opnieuw beoordeeld. Daaruit bleek dat de lading van de container weinig verschil in dichtheid had. Er zijn geen afwijkingen in de constructie van de koelcontainer geconstateerd.

Blijkt uit de Sky-chatberichten tussen [medeverdachte 3] en [naam 1] met betrekking tot de container [containernummer 2] dat de verdachte afbeeldingen deelt?

Op 19 maart 2020 is container [containernummer 2] aangekomen in Rotterdam, vanuit Brazilië, gevuld met mango’s. Op 20 maart 2020 is de container gescand en daarbij zijn geen afwijkingen in de lading of constructie van de container waargenomen. Uit de herbeoordeling van de scanfoto’s gedurende het onderzoek Berghaven is echter gebleken dat er verschil in dichtheid van de goederen te zien was. Deze bevindingen wijzen erop dat er mogelijk verdovende middelen in deze container verborgen hebben gezeten.

Op 19 maart 2020 heeft [naam 2] aan [naam 1] foto’s doorgestuurd met schermafbeeldingen van een mobiele telefoon. Op de afbeeldingen staat een Bill of Landing for combined transport die ziet op containernummer [containernummer 2] .

Op 19 maart 2020 heeft [medeverdachte 3] laten weten aan [naam 1] dat hij iets door zou gaan sturen. Vervolgens heeft [medeverdachte 3] op 20 maart 2020 een chatbericht van [gebruikersnaam 1] doorgestuurd. [gebruikersnaam 1] heeft laten weten dat de systemen niet werkten en dat zij ermee bezig was. Een paar uur later stuurde [medeverdachte 3] aan [naam 1] weer een afbeelding met chatberichten van [gebruikersnaam 1] . In die berichten stond informatie uit de douanesystemen. [medeverdachte 3] heeft vervolgens laten weten dat hij ook foto’s had ontvangen die zagen op de scancontrole van container [containernummer 2] en taaknummer Plato-opdracht [nummer] .

Op 20 maart 2020 om 13:15 uur stuurt [medeverdachte 3] schermafbeeldingen vanuit het systeem Plato door aan [naam 1] , die zien op een controleopdracht voor de container [containernummer 2] .

Op 20 maart 2020 stuurt [medeverdachte 3] om 19:43 uur een chat door aan [naam 1] tussen hemzelf en de verdachte waarin de verdachte heeft aangegeven dat het bedrijf 'ok' was en dat er geen melding was van onregelmatigheden. Ook schreef de verdachte 'Is het duidelijk' en ' [naam 3] is ok'.

Op 21 maart informeerde [medeverdachte 3] nogmaals bij [gebruikersnaam 1] naar de container. Hij vroeg of zij kon uitleggen waarom de bak die zij de dag daarvoor had bekeken naar de scan was gegaan. In de ochtend van 22 maart stuurde [medeverdachte 3] wederom een schermafbeelding met chatberichten van [gebruikersnaam 1] door, waaruit bleek dat [gebruikersnaam 1] had geantwoord dat het om mango’s uit Brazilië ging, dat dat het risico was en dat de bedrijven zelf goed waren.

Tussenconclusie

[gebruikersnaam 1] was de bijnaam die de verdachte op [Sky-ID 1] had ingesteld. Van de mogelijkheid dat die naam is gemanipuleerd in de telefoon van de medeverdachten, zoals gesuggereerd door de verdediging van de verdachte ter zitting, is niets gebleken. Op basis van de hierboven beschreven gesprekken concludeert de rechtbank dat de verdachte meermalen tegen betaling van een onbekend gebleven bedrag informatie uit de douanesystemen met [medeverdachte 3] heeft gedeeld.

Chats tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] met betrekking tot het nakijken van bedrijven

Uit onderzoek naar de communicatie van [medeverdachte 4] via zijn [Sky-ID 3] , volgt dat hij veelvuldig contact heeft gehad met de gebruiker van [Sky-ID 4] , de reeds bij aparte uitspraak veroordeelde [medeverdachte 2] . Tot 30 juni 2020 zijn de berichten van beide deelnemers beschikbaar, vanaf 30 juni 2020 zijn alleen de berichten van [medeverdachte 2] ontsleuteld.

In het gesprek vertelt [medeverdachte 4] op 6 oktober 2019 aan [medeverdachte 2] dat hij een vrouw bij de Douane heeft die voor hem wil werken zodra haar scheiding is geregeld. Op 4 mei 2020 bericht [medeverdachte 4] dat “de [naam 4] wil werken” (de rechtbank begrijpt: een corrupte ambtenaar). [medeverdachte 4] nodigt [medeverdachte 2] uit om de volgende dag ook aanwezig te zijn bij een fysieke ontmoeting die hij met haar heeft. Later stuurt hij door dat de zus van die vrouw heeft laten weten dat het beter is om elkaar nog niet te ontmoeten, maar om eerst vragen via Sky te stellen. Op 5 mei 2020 heeft [medeverdachte 4] weer een afspraak, ditmaal met [medeverdachte 5] én [verdachte] . Na deze afspraak ontmoet [medeverdachte 4] [medeverdachte 2] en vindt ook het eerste directe Sky-chatgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] plaats. Op 6 mei 2020 biedt [verdachte] aan om containernummers te bekijken voor [medeverdachte 4] , mits daar iets tegenover staat.

[afbeelding chat]

Op 8 mei 2020 vraagt [medeverdachte 2] om het bedrijf [bedrijf 2] te laten checken. Een paar maanden later, op 26 augustus 2020, doet hij hetzelfde verzoek met betrekking tot het bedrijf [bedrijf 3] .

Op 11 mei 2020 is er opnieuw contact tussen de verdachte en [medeverdachte 4] . De verdachte geeft [medeverdachte 4] het advies om niet “T1 te willen dat is een risico, invoer is slimmer, dan regel ik alles”. Verder stuurt zij:

[afbeelding chat]

Op 2 juni 2020 sturen [medeverdachte 4] (via [Sky-ID 3] ) en [medeverdachte 2] (via [Sky-ID 4] ) elkaar berichten over een klus, waarbij er een container met grote tegels marmer moet worden opgehaald. [medeverdachte 4] stuurt:

[afbeelding chat]

Tegelijk stuurt [medeverdachte 4] berichten aan de verdachte op 3 en 4 juni 2020. De verdachte stuurt adviezen aan [medeverdachte 4] over documenten die geregeld moeten worden.

[medeverdachte 2] wil graag dat de [naam 4] van [medeverdachte 4] ook de pin en release geeft (de rechtbank begrijpt: een methode om een container van het haventerrein op te halen met gebruik van een afgeschermde pincode).

[afbeelding chat]

Vervolgens stuurt [medeverdachte 4] een screenshot van een gesprek met de verdachte (met gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] ) waaruit blijkt dat deze de pin en release digitaal opstuurt naar het bedrijf.

Dit gebeurt opnieuw op 4 juni 2020: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] sturen elkaar berichten. [medeverdachte 4] zegt dat hij met “de [naam 4] aan het bellen is” en vervolgens stuurt [medeverdachte 4] een screenshot van een gesprek met [gebruikersnaam 1] waarin deze schrijft dat alles via de expediteur gaat, maar het is veiliger als het bedrijf zelf de documenten regelt. Dit komt terug in het gesprek tussen [medeverdachte 4] en de verdachte, zo stuurt zij:

[afbeelding chat]

[medeverdachte 2] zegt vervolgens dat ze de container gaan stelen en dat de expediteur daar niets van weet, hij wil dat [gebruikersnaam 1] de ophaalinformatie lekt.

Op 17 september 2020 vraagt [medeverdachte 2] of ze een naam van een bv kan nakijken als hij die naam doorgeeft. Uit zijn reactie kort daarna “wouw allen kijken 25 k” blijkt dat daarvoor een bedrag van € 25.000,- gerekend wordt. Een paar dagen later zegt [medeverdachte 2] dat zij (de rechtbank begrijpt: onbekend gebleven derden) weten dat er betaald moet worden als hij een bv laat checken. Daarna zegt [medeverdachte 2] dat hij niet verwacht dat het een probleem wordt en dat het goed komt als zij de lijst hebben.

Twee dagen later, op 23 september 2020, informeert [medeverdachte 2] of ze vandaag de uitdraai krijgen. Hij stuurt foto’s door waarop onder meer de bedrijfsnamen [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 3] en [bedrijfsnaam 4] te zien zijn, en hij vraagt of ze deze ook kan checken. Hij laat weten dat deze mensen gelijk betalen als ze de uitdraai hebben. Uit een op 6 oktober 2020 verstuurd bericht blijkt dat de betaling nog is uitgebleven. [medeverdachte 2] geeft door dat een onbekend gebleven persoon heeft gezegd dat ze betalen als ze starten. [medeverdachte 2] zegt dat ze hoe dan ook moeten betalen.

Dit gesprek moet in samenhang met een gesprek tussen [medeverdachte 4] en de verdachte worden beoordeeld. In dat gesprek zijn alleen de berichten van de verdachte zichtbaar. Zij zegt op 23 september 2020: “dus 25 voor die…” en daarna “voor wanneer nodig” en daarna “overgenomen van jouw toch”. Uit de verdere chat kan worden afgeleid dat er fysieke ontmoetingen zijn geweest tussen de verdachte en [medeverdachte 4] op 24 en 25 september 2020. Op 26 september vraagt de verdachte aan [medeverdachte 4] : “Heb jij dat ding wel gegeven gisteren” en daarna “Drop dat dan maar bij mij” en “Wie zegt dat ze ‘t niet hebben overgenomen” en daarna “ben hier serieus ziek van”.

De rechtbank leidt uit de berichten af dat de verdachte uitdraaien van de op 17 september 2020 gevraagde bedrijven heeft gemaakt en dat de betaling daarvoor vooralsnog is uitgebleven. [medeverdachte 4] wordt verzocht de uitdraai weer bij de verdachte af te geven, terwijl de verdachte zich afvraagt of de informatie van de uitdraaien niet is overgenomen.

Betalingen

Uit de hierboven beschreven gesprekken kan ook worden afgeleid dat de verdachte geld vroeg en kreeg aangeboden voor het leveren van informatie uit de douanesystemen. In een chatgesprek tussen de hierboven eerder beschreven [naam 1] en een gebruiker met de bijnaam [naam 2] , zegt [naam 1] op 20 juli 2020 dat hij [gebruikersnaam 2] eerder al 25K (de rechtbank begrijpt: € 25.000,-) had betaald en dat ze nu weer 10K vroeg.

De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en ook [medeverdachte 2] belang hadden bij het verkrijgen van de informatie die de verdachte verstrekte. Zij hebben laten weten geld te willen betalen voor die informatie.

Samenwerking met [medeverdachte 5]

Uit onderzoek naar de onder [medeverdachte 5] in beslag genomen telefoon volgt dat er via Facebook Messenger chatgesprekken hebben plaatsgevonden tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in de periode van 23 maart 2020 tot en met 29 juni 2020. Uit deze gesprekken kan worden opgemaakt dat [medeverdachte 4] contact opneemt met [medeverdachte 5] omdat hij een afspraak wil maken met [verdachte] . Op 4 mei 2020 hebben zij een afspraak en laat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] weten dat hij bij de zus van “[naam 4]” is en dat zij wil “werken”.

Op 5 mei 2020 heeft [medeverdachte 4] weer een afspraak, ditmaal met [medeverdachte 5] én [verdachte] . Na deze afspraak ontmoet [medeverdachte 4] [medeverdachte 2] , vindt ook het eerste directe Sky-chatgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] plaats en op 6 mei 2020 biedt de verdachte ook daadwerkelijk aan om containernummers te bekijken voor [medeverdachte 4] , mits daar iets tegenover staat. Deze samenwerking is tot stand gekomen door de bemiddeling van [medeverdachte 5] .

Intussen heeft, ogenschijnlijk los van haar hiervoor besproken bemiddeling, [medeverdachte 5] het contact tussen de verdachte en [medeverdachte 3] gelegd. Uit WhatsApp-gesprekken op de onder haar in beslag genomen telefoon tussen haar [medeverdachte 3] volgt dat zij tussen 18 en 21 december 2019 contact hadden over het maken van een afspraak, waarna [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] elkaar uiteindelijk op 21 december troffen. Het doel van deze ontmoeting was de overdracht van een “nieuw tasje” (de rechtbank begrijpt: een nieuwe Sky-telefoon) van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] ten behoeve van het mogelijk maken van direct contact tussen de verdachte en [medeverdachte 3] . De ontmoeting vond plaats in de directe omgeving van het toenmalige woonadres van [medeverdachte 5] .

Uit de metadata behorend bij [Sky-ID 1] blijkt dat dit Sky-ID voor het eerst een bericht heeft verstuurd op 21 december 2019 om 11:13:28 uur. Uit de metadata behorend bij [Sky-ID 2] blijkt dat dit Sky-ID voor het eerst een bericht heeft ontvangen op 21 december 2019 om 11:13:28 uur. Verder blijkt uit de metadata dat de beide Sky-ID's vlak na elkaar zijn geactiveerd. [Sky-ID 2] maakt voor het eerst verbinding met een zendmast op 20 december 2019 om 19:43:01 uur. [Sky-ID 1] maakt voor het eerst verbinding met een zendmast op 20 december 2019 om 19:53:46 uur. Nadat de ontmoeting op 21 december 2019 rond 14:00 uur heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] blijkt uit de metadata dat de Sky-ID's niet meer dezelfde zendmasten aanstralen. Het [Sky-ID 2] maakt hierna op 21 december 2019 om 21:21:43 uur verbinding met een zendmast op Schiphol. Uit reeds opgevraagde vluchtgegevens van [medeverdachte 3] blijkt dat hij op 21 december 2019 om 21:30 uur per vliegtuig is vertrokken vanaf Schiphol. Het [Sky-ID 1] maakt die avond verbinding met een zendmast die hemelsbreed op ongeveer 160 meter afstand staat van de toenmalige woning van [medeverdachte 5] aan [adres 2] .

De rechtbank stelt vast dat de verdachte heeft samengewerkt met haar zus [medeverdachte 5] . Zij fungeerde als tussenschakel tussen de verdachte en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . Zij lieten het [medeverdachte 5] weten als de verdachte niet (direct) reageerde op haar Sky-toestel. Illustratief in dat kader is het proces-verbaal dat onder 10. als bewijsmiddel is uitgewerkt. [medeverdachte 3] heeft in chatberichten naar [medeverdachte 5] meerdere keren gevraagd om “in haar tasje te kijken”. Tekenend is een gesprek van 23 maart 2020. [medeverdachte 3] vraagt om 13:31 uur of [medeverdachte 5] in haar tasje kan kijken, waarop [medeverdachte 5] antwoordt dat zij het door gaat geven. [medeverdachte 5] vraagt vervolgens om 13:33 uur aan de verdachte of ze even naar dat ding kan kijken. De verdachte antwoordt dat ze even aan het stofzuigen is. Om 13:34 uur vraagt [medeverdachte 3] opnieuw of [medeverdachte 5] even in haar tasje kan kijken. [medeverdachte 5] antwoord daarop: “Ze geeft geen reactie schat, misschien is ze even boodschappen doen”. De rechtbank stelt vast dat met “in het tasje kijken” kennelijk het bekijken van de berichten op de Sky-telefoon van de verdachte wordt bedoeld.

Ook [medeverdachte 4] zoekt meermaals via [medeverdachte 5] contact met verdachte. Zo meldt hij op 7 juni 2020 dat hij bij “[naam 5]” is geweest omdat “[naam 4]” haar Sky-toestel niet thuis heeft liggen, de zus heeft naar [naam 4] gebeld en die zal morgenochtend meteen contact opnemen. Op 11 juni 2020 zegt [medeverdachte 4] dat hij wel weer langs die zus gaat straks, maar dat die zus nu aan het werk is ergens in Hillegersberg en dat hij wel een briefje in haar brievenbus zal doen. Opvallend in dit verband is nog dat uit de gesprekken van september en oktober 2019 van [medeverdachte 4] kan worden afgeleid dat [medeverdachte 5] een rol speelt in het overtuigen van haar zus om voor [medeverdachte 4] te gaan werken. Zij vindt de angst van verdachte voor een onderzoek op haar afdeling en voor haar kinderen die misschien wel aan de vader worden toegewezen, net als [medeverdachte 4]bullshit”.

De rechtbank leidt uit deze bevindingen af dat [medeverdachte 5] de tussenschakel is geweest tussen enerzijds verdachte en anderzijds [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , die op hun beurt in contact stonden met anderen. Daarbij heeft zij de verdachte in het bezit gesteld van een Sky-telefoon met het [Sky-ID 1] . Het doel van het leggen van dit contact was het doorspelen van douane-informatie waartoe de verdachte beschikking had en waar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] behoefte aan hadden. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte ook daadwerkelijk informatie heeft gedeeld.

Werkrelatie

De verdachte werkt sinds 1 oktober 2001 bij de Douane. Op 24 september 2001 heeft zij een verklaring geheimhoudingsverplichting ondertekend en op 26 juni 2002 en op 17 april 2003 heeft zij de ambtsbelofte afgelegd. Vastgesteld kan worden dat de verdachte werkte als ambtenaar en wist dat zij een geheimhoudingsplicht had met betrekking tot informatie die aan haar werk gerelateerd is. Zij werkte op de afdeling Douane Landelijk Tactisch Centrum waar de werkzaamheden bestonden uit aansturen van fysiek toezicht door middel van controleopdrachten binnen het proces Fiscale invoer.

Passieve omkoping

De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het handelen van de verdachte leidt tot een strafbare (passieve) omkoping in de zin van artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht. Hiervoor is vereist dat de verdachte een gift of belofte heeft aangenomen met het oogmerk om (in strijd met haar ambt) iets wel of juist niet te doen. Het aanbieden van geld is een belofte. Geld ontvangen is het aannemen van een gift.

Zoals eerder vastgesteld blijkt uit de chatberichten dat de verdachte vertrouwelijke informatie aan derden verstrekte en ook is gebleken dat zij daarvoor is en zou worden betaald. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen.

5.2.2.2. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde

Onder 2 subsidiair wordt de verdachte verweten dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd om cocaïne in te voeren.

[medeverdachte 4] wordt op 6 juni 2020 benaderd op zijn [Sky-ID 3] door [medeverdachte 2] middels Sky-ID [Sky-ID 4] met de vraag of het contact van [medeverdachte 4] iets zou kunnen betekenen. Hij schrijft dat het gaat om een klus die 1.000+ bevat met een container die naar fysiek moet, binnengekomen op Delta. [medeverdachte 4] wordt vervolgens in een groepschat gezet.

[medeverdachte 4] zegt toe dat hij de opties met zijn contact zal gaan bespreken, maar voordat [medeverdachte 4] dat heeft kunnen doen, wordt er een nieuwsbericht gedeeld in de chat waaruit blijkt dat de Douane op 6 juni 2020 2.020 kilo cocaïne heeft aangetroffen in een lading bananen. Op 7 juni 2020 gaat hij eruit want “het is klaar nu” en “is gepakt”.

Daarnaast is in het dossier een Sky-chat tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] uitgewerkt. In dat gesprek zijn alleen de berichten van [medeverdachte 3] zichtbaar. Hij informeert in februari 2020 of [medeverdachte 4] kan helpen met een pin release. Vervolgens wordt gesproken over “tassen” en “zwanger maken”. De politie herkent die termen en beschrijft dat dit termen zijn die gebruikt worden in het kader van de invoer van harddrugs. Bij ‘tassen’ gaat het over de werkwijze waarbij tassen met verdovende middelen worden toegevoegd aan de lading van een container en bij ‘zwanger maken’ gaat het over een partij verdovende middelen aan boord van een container en/of een schip laten brengen. [medeverdachte 3] laat weten dat hij daar wel wat aan kan hebben en hij schrijft dat ze kunnen praten.

In maart 2020 komen ook de termen strepen, scan en stempel in de chat voorbij en wordt besproken wat de prijs is. De rechtbank merkt dit aan als versluierd taalgebruik waarbij het gaat over douaniers en hun werkzaamheden, zo ziet ‘stempel’ op het merkteken dat aan een bepaalde partij verdovende middelen wordt gegeven en wordt de kiloprijs van een kilo cocaïne besproken.

Op 20 maart 2020 wordt in de chat tussen [medeverdachte 3] en verdachte gesproken over de container [containernummer 2] , de invoer van mango’s vanuit Brazilië via het bedrijf [bedrijf 4] [medeverdachte 3] vraagt hierover “dat bedoel je toch, dus nooit in aanraking met opium” waarop verdachte zegt “geen meldingen van onregelmatigheden anders had ik dat gezien”. Met opium kan hier niets anders worden bedoeld dan cocaïne, gezien de context en het land van herkomst. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat zowel [medeverdachte 3] als de verdachte op de hoogte waren van het doel van het transport: de invoer van cocaïne.

Eerder is reeds vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 mei 2019 tot en met 1 november 2020 informatie van de Douane verkocht. Tegen die achtergrond moeten de uitlatingen van de verdachte in een Sky-chat met [medeverdachte 4] worden bezien, waarin alleen de berichten van de verdachte zichtbaar zijn. Op 11 mei 2020 schrijft zij in de ochtend dat ze thuis werkt en dat hij haar kan appen. Rond 15:00 uur schrijft zij onder andere dat T1 een risico is en dat invoer slimmer is omdat de verdachte alles kan regelen zonder risico. Daarbij schrijft ze dat ze kan vrijgeven en dat het daarbij niet uitmaakt welke goederen het betreft. De instructies gaan verder als de verdachte schrijft dat [medeverdachte 4] eerst een proefzending moet sturen die de verdachte vervolgens bekijkt, waarna ze verder kunnen. Vlissingen en Rotterdam vallen allebei onder haar. Een paar uur later schrijft de verdachte dat ze de fout om info te geven zonder een voorschot te hebben ontvangen niet meer maakt.

Een paar dagen daarvoor, op 6 mei 2020, stuurt de verdachte naar [medeverdachte 4] dat zij kan kijken als zij de baknummers krijgt, maar dat ze dat niet voor niks doet.

[medeverdachte 4] is door [medeverdachte 2] in een groepschat in contact gebracht met iemand uit Vlissingen die interesse heeft in de Douane. Uit die groepschat blijkt dat [medeverdachte 4] en die andere persoon met de bijnaam [bijnaam] op 11 mei 2020 afspreken in Baarle-Nassau. [medeverdachte 4] zegt voorafgaand aan die afspraak in de groepschat dat hij zorgt dat [naam 4] ook online is om 15 uur.

Conclusie

Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld over de door de verdachte gehanteerde werkwijze en handelingen, kan worden vastgesteld dat het opzet van de verdachte erop gericht was om handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet mogelijk te maken en dat zij aan die intentie uiting heeft gegeven door voorbereidingshandelingen (als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet) te verrichten.

Het is een feit van algemene bekendheid dat vanuit Zuid-Amerika grote hoeveelheden cocaïne Nederland worden ingevoerd, niet zelden onder een deklading van fruit. Dat, zoals door de verdediging is geopperd, niet zeker is dat het hier om cocaïne ging omdat cannabis uit Canada tegenwoordig een hogere kiloprijs heeft dan cocaïne, is niet aannemelijk geworden. Aanwijzingen dat de lading cannabis uit Canada betrof zijn in dit dossier niet terug te vinden, wel aanwijzingen voor fruit vanuit Zuid-Amerika, meer specifiek Brazilië.

De raadsman heeft daarbij nog gewezen op de door deze rechtbank gewezen jurisprudentie in de zaken Fokhaven. Het verschil met het verwijt in die zaken is dat daarbij enkele concrete cocaïnetransporten ten laste waren gelegd waarbij een direct verband met de verweten feitelijke handelingen niet kon worden bewezen en om die reden vrijspraak volgde. In onderhavige zaak stelt de rechtbank vast dat de verweten handelingen kunnen worden bewezen én in het teken staan van in de toekomst te plegen invoer van cocaïne.

Het verweer wordt verworpen en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.

5.2.2.3. Het onder 3 ten laste gelegde

Onder feit 3 wordt verdachte verweten dat zij haar ambtsgeheim geschonden heeft.

Schending ambtsgeheim

Vooropgesteld moet worden dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het ‘schenden’ van een geheim in de zin van artikel 272 Wetboek van Strafrecht moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is. Gelet op het bovenstaande en de werkwijze van de verdachte is vast komen te staan dat er vertrouwelijke informatie uit de douanesystemen terecht is gekomen bij mensen die niet bevoegd waren hiervan kennis te nemen. Hierdoor heeft de verdachte haar ambtsgeheim geschonden. Het onder 3 ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.

5.2.2.4. Het onder 4 ten laste gelegde

Onder feit 4 wordt verdachte verweten dat zij een geautomatiseerd werk, te weten het Plato-systeem van de Douane, wederrechtelijk is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van haar gebruikersnaam en wachtwoord.

Computervredebreuk

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte met behulp van de aan haar toegekende autorisatie het systeem Plato opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen om inzage te krijgen in gegevens waar zij niet toe bevoegd was, nu zij deze gegevens niet voor het daartoe bestemde doel maar om deze gegevens te delen met onbevoegde derden uit het systeem ophaalde om deze vervolgens over te nemen en te delen met voornoemde onbevoegde derden. Door op deze wijze de betreffende gegevens in te zien en over te nemen, heeft de verdachte, wetende dat het een beveiligd systeem betrof, doelbewust de beveiliging van dit systeem doorbroken en is zij derhalve het systeem binnengedrongen.

Zij heeft zich daarbij bediend van een valse sleutel, omdat zij de aan haar toegekende autorisatie voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor die aan haar was verstrekt. In de jurisprudentie wordt, mede gelet op het bepaalde bij artikel 90 van het Wetboek van Strafrecht, een ruime uitleg gegeven aan het begrip ‘valse sleutel’, zodat ook onrechtmatig gebruik van in dit geval autorisatie tot het systeem Plato kan worden aangemerkt als het gebruik maken van een ‘valse sleutel’. Het onder 4 ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.

5.2.2.5. Het onder 6 ten laste gelegde

Onder feit 6 wordt verdachte het tezamen en in vereniging witwassen van voorwerpen en onroerend goed verweten.

Vrijspraak tassen, sieraden en goud

Specifiek is ten laste gelegd het witwassen van tassen, sieraden, goud, contante geldbedragen tot in elk geval € 400.000,- euro en onroerend goed (één of meer appartementen). Voor het witwassen van sieraden, tassen en goud wordt tegen verdachte geen bewijs gevonden in het dossier, aangezien niet kan worden vastgesteld dat het geld waarmee deze goederen zijn gekocht van misdrijf afkomstig is geweest. De rechtbank spreekt de verdachte hiervan vrij.

Contante geldbedragen

Dit is anders ten aanzien van de volgende contante geldbedragen en het onroerend goed.

Op basis van het dossier worden door de rechtbank de volgende vaststellingen gedaan omtrent de contante geldbedragen.

Stortingen

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte 5] in de ten laste gelegde periode in totaal € 33.100,- heeft gestort op haar bankrekeningen. Echter, in het verhoor van 27 februari 2023 wordt aan de medeverdachte [medeverdachte 5] door de politie voorgehouden dat in het proces-verbaal met documentcode [documentcode 1] een aantal opnames abusievelijk is geregistreerd als stortingen. Vervolgens wordt in dat verhoor verwezen naar een proces-verbaal met documentcode [documentcode 2] , maar dat proces-verbaal heeft de rechtbank niet aangetroffen in het dossier. De rechtbank zal daarom het in het verhoor genoemde bedrag van € 2.430,- in mindering brengen op het bedrag waarmee bij de bewezenverklaring rekening wordt gehouden.

In de ten laste gelegde periode stort de verdachte een bedrag van € 5.000,- contant op haar bankrekening.

Peugeot

Op 13 juli 2022 heeft de verdachte een Peugeot gekocht en met € 6.100,- contant betaald.

Contant geld vakantie Ibiza

Voor hun gezamenlijke vakantie naar Ibiza van 20 tot en met 25 augustus 2022 hebben de verdachte en de [medeverdachte 5] € 9.000,- aan contant geld meegenomen. De verklaring van de verdachte ter zitting, inhoudende dat zij slechts € 300,- aan contant geld mee heeft genomen naar Ibiza, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde, omdat in het gesprek tussen de verdachte en haar zus [medeverdachte 5] op 19 augustus 2022, een dag voor vertrek naar Ibiza, de specifieke instructie door de verdachte aan [medeverdachte 5] wordt gegeven om “die negen” mee te nemen en uit het onderzoek is gebleken dat er voor de vakantie op Ibiza, met uitzondering van betaling van de reissom, geen geld is afgeschreven van de rekeningen van de verdachte en haar zus. De rechtbank wijst op de verdere inhoud van dit telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 5] waarin wordt gesproken over het reserveren van een VIP-tafel bij een feest waar Armin van Buuren zou draaien à raison van € 3.000,-. Gezien het voorgaande ligt het in de rede om “die negen” te verstaan als € 9.000,-.

Overdracht € 100.00 aan [medeverdachte 1]

De verdachte heeft op 13 oktober 2022 op Schiphol een bedrag van € 100.000,- contant aan [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) overhandigd. De verdachte en [medeverdachte 5] hebben, voordat zij [medeverdachte 1] hebben afgezet op Schiphol, een gesprek met hem gehad in het Brugrestaurant aan de A4. Dit gesprek is afgeluisterd. Tijdens dit gesprek heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met iemand. Hij zegt dan dat hij de voorschotten heeft, dat hij gaat kijken wat in de auto ligt en dat hij dat mee zal nemen. Later zegt de verdachte tegen [medeverdachte 1] dat ze het geld in de auto hebben gelaten en vraagt ze hem hoe hij het mee gaat nemen. [medeverdachte 1] zegt dan tegen haar dat “hier” (de rechtbank begrijpt: op Schiphol) niet veel wordt gecontroleerd. Door het observatieteam wordt gezien dat de verdachte een witkleurig gevuld tasje van 20x30 centimeter uit haar kofferbak pakt, waarna zij achterin de auto stapt naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] wegrijdt. Even later wordt [medeverdachte 1] afgezet bij Departures 3. Als [medeverdachte 1] er bij de Douane uit wordt gehaald en gevraagd wordt hoeveel geld hij bij zich heeft, verklaart hij dat het € 20.000,- is en van hemzelf is. Deze verklaring is alleen al hoogst merkwaardig omdat het bedrag dat hij bij zich draagt, iets meer dan € 100.000,- is. Tot slot wijst de rechtbank op het gesprek dat [medeverdachte 5] met [naam 6] heeft op 13 oktober 2022 in de avond rond 20:05 uur waarin ze zegt dat ze nog niks hebben gehoord en dat haar zus zit te stressen, maar dat “hij” pas om kwart over acht landt.

Hieruit leidt de rechtbank af dat bij de ontmoeting in het brugrestaurant gesproken is over de appartementen in Kosovo, dat verdachte en haar zus geld aan [medeverdachte 1] zouden geven, dat hij dit voor hen mee zou nemen naar Kosovo als betaling voor deze appartementen, dat dit geld in de achterbak van de auto lag en dat verdachte dit geld, gezeten op de achterbank aan [medeverdachte 1] heeft gegeven, waarna ze [medeverdachte 1] afzetten bij Departures voor zijn vlucht naar Kosovo.

De verdachte heeft ter zitting enkel ontkend dat er geld is overgedragen maar heeft verder niet verklaard wat er dan wel is gebeurd op de achterbank van de Mini.

Overdracht € 272.000 aan [medeverdachte 6]

De verdachte heeft op 19 oktober 2022 een bedrag van € 272.000,- contant aan [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) overhandigd en dit geld is op 22 oktober 2022 in Kosovo aangekomen. Hierover is namens de verdachte betoogd dat het geld bedoeld was voor de aanschaf van een villa in Kosovo, maar dat dit geld niet was betaald, aangezien zij dit op een later moment zou betalen met de overwaarde van haar Nederlandse woning die ze wilde gaan verkopen.

Het dossier rechtvaardigt een andere conclusie. Over de betaling van het geldbedrag heeft de verdachte in de periode van 14 tot en met 22 oktober 2022 contact met [naam 7] (de rechtbank begrijpt: [naam 8] ) via Viber. Uit deze chats blijkt dat het geld veilig naar Pristina zou worden vervoerd. Voor deze service moest 6,5% betaald worden. Op 19 oktober rond 11 uur stuurde [naam 7] het bericht dat 'ze het vandaag gingen afhandelen'. Om 15.02 uur stuurde verdachte terug: is afgehandeld, ok?, waarop [naam 7] haar feliciteerde. Verdachte is [naam 7] dankbaar en zorgt dat er € 272.000 wordt afgegeven en chat daarbij aan [naam 7]We hebben 271.600 geteld. Maar 272.000. 400 voor jou, vrouw en je dochters. Je verdient het [naam 7]”. Op 21 oktober 2022 stuurt [naam 7] het bericht aan verdachte “Het geld is er. Ik ga in de ochtend alles ophalen”.

Uit chatgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 6] op 19 en 20 oktober 2022 blijkt dat [medeverdachte 6] het vervoer daadwerkelijk uitvoerde voor de verdachte. Zij vraagt hem haar op de hoogte te houden en op 20 oktober 2022 laat [medeverdachte 6] haar weten: “afgehandeld”.

Gezien deze bevindingen schuift de rechtbank de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde, nu uit de chats zonneklaar blijkt dat er door de verdachte een bedrag van € 272.000,- aan [medeverdachte 6] is meegegeven, die dit voor haar heeft weggebracht, waarna het geld door [naam 7] is opgepikt, zoals hij verdachte op 21 oktober 2022 van zijn voornemen daartoe heeft laat weten.

Overdracht € 50.000 aan [medeverdachte 6]

De verdachte heeft in de periode van 31 oktober 2022 tot en met 1 november 2022 een bedrag van € 50.000,- contant aan [medeverdachte 6] overhandigd. De verdachte communiceert via WhatsApp met [medeverdachte 1] op 30 oktober 2022 dat zij [medeverdachte 6] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 6] ) gesproken heeft en dat zij hem morgen die 100 zou geven. Op 31 oktober chat ze dat ze voor vandaag geen 100 maar 50 heeft, dat ze niet meer kon regelen. Op 1 november zegt ze weer tegen [medeverdachte 1] dat ze vandaag om 12.30 uur de afspraak met [medeverdachte 6] had en dat ze vandaag niet meer dan 50 kon doen. Uit gelijktijdige chats met [naam 8] blijkt dat het hier gaat om een betaling door verdachte van € 100.000,- voor het huis in Kosovo. Op 30 oktober 2022 wordt de verdachte door [naam 8] gefeliciteerd met “het grote huis” en wordt geschreven “100.000 vooraf!”. Op 1 november 2022 schrijft de verdachte: “die 50 met [medeverdachte 6] is afgehandeld” en op 3 november 2022 vraagt ze of het is afgehandeld waarop [naam 8] antwoordt dat [medeverdachte 6] heeft geaccepteerd en een deel in Nederland zal afgeven en een deel zelf zal brengen.

In combinatie met hetgeen hierna wordt overwogen over de rol van [medeverdachte 5] en de administratie die op het contante geld bij [medeverdachte 5] in de kluis is aangetroffen waarop een notitie “[medeverdachte 6] 100.000 50” wordt gevonden, concludeert de rechtbank dat de verdachte

€ 50.000,- aan [medeverdachte 6] heeft afgegeven om dit naar [medeverdachte 1] in Kosovo te brengen als betaling voor een door de verdachte aangeschafte woning.

Kluis

In de kluis in de woning van [medeverdachte 5] wordt een bedrag van € 126.000,- contant aangetroffen. Over het in de kluis bij [medeverdachte 5] aangetroffen geldbedrag van € 126.000,- in contanten heeft noch de verdachte noch [medeverdachte 5] een inhoudelijke verklaring afgelegd. Wel heeft [medeverdachte 5] afstand gedaan van dit geldbedrag.

Hotel Kosovo

Over contante uitgaven voor hotelovernachtingen in Kosovo heeft de verdachte niets verklaard. Uit de bevindingen in het dossier blijkt dat de verdachte telefonisch een kamer heeft geboekt in Kosovo voor de periode 30 september 2022 tot 5 oktober 2022 en bij aankomst contant € 750,- heeft betaald. Voor de periode 22 tot en met 28 oktober 2022 heeft de verdachte wederom telefonisch een kamer geboekt in hotel Garden waarvoor zij contant betaald heeft. Totaal was dit een bedrag van € 1.652,-.

Bij deze laatste reis naar Kosovo heeft [medeverdachte 5] zich bij de verdachte aangesloten op 24 oktober 2022. [medeverdachte 5] vertelt haar vriendin [naam 6] dat de verdachte in een prachtig hotel genaamd Garden zit. De zussen zijn samen op 28 oktober 2022 teruggekomen.

Uit deze bevindingen leidt de rechtbank af dat de verdachte voor haar twee trips naar Kosovo in september/oktober 2022 in totaal € 2.402,- in contanten heeft betaald voor de hotelovernachtingen.

Betalingen [gebruikersnaam 2]

De verdachte heeft ontkend dat zij een Sky-account met de naam [gebruikersnaam 2] heeft gehad. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat zij wel degelijk gekoppeld kan worden aan dat account. Over [gebruikersnaam 2] wordt door [naam 1] ( [Sky-ID 6] ) en [naam 2] ( [Sky-ID 7] ) op 22 juli 2020 besproken dat zij 10k wil maar dat zij al 25k heeft ontvangen. De rechtbank leidt uit deze chats af dat de verdachte € 25.000,- heeft ontvangen.

Tussenconclusie

Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte in de ten laste gelegde periode contante geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad. Of deze contante geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn geweest zal hierna worden besproken.

Het onroerend goed

Niet weersproken door de verdachte is dat zij bezig is geweest met het kopen van onroerend goed in Kosovo. Zij heeft ter zitting verklaard dat de koop uiteindelijk niet is doorgegaan.

De rechtbank stelt vast dat er in het dossier sprake is van de aanschaf van vier woningen in het project Allegro. Van twee woningen is een voorverkoopcontract aangetroffen, één voor [medeverdachte 5] en één voor de verdachte. In beide voorverkoopcontracten wordt een betalingsschema afgesproken waarbij tot 15 oktober 2022 voor allebei € 55.000,- moet zijn betaald, nog een deel in december en dan nog € 20.000,- bij voltooiing.

In de telefoon van de verdachte zijn foto’s aangetroffen met een overzicht en berekeningen die gaan over vier huizen en de kosten daarvan. Opvallend in dit verband is dat uit een foto met het totaaloverzicht een bedrag van € 271.600,- nog te betalen blijkt en dit is het bedrag waarvan de rechtbank hiervoor al heeft bewezen dat [medeverdachte 6] het eind oktober 2022 naar Kosovo heeft gebracht opdat het aan [naam 8] werd overhandigd op 21 oktober 2022.

Uit een bericht van 24 november 2022 van de verdachte aan [medeverdachte 1] blijkt dat zij tot dat moment al € 425.000,- heeft betaald waarbij in de combinatie met hieraan voorafgaande berichten met [medeverdachte 1] duidelijk wordt dat dit voor de huizen is geweest.

[medeverdachte 5] zegt in een telefoongesprek met een vriendin op 29 oktober 2022 dat zij een huis heeft gekocht en haar zus ook, dat zij er samen nog twee andere bijgenomen hebben om te verhuren en dat ze die over een jaar gaan verkopen omdat ze dan de dubbele waarde ervan hebben.

De rechtbank leidt uit deze bevindingen af dat alle betalingen voor de huizen zijn gedaan en dat de verdachte met [medeverdachte 5] als eigenaren beschikten over vier huizen in Kosovo.

Het beoordelingskader voor witwassen

Als de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat voorwerpen of geld uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.

Als de verdachte zo'n verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.

De verklaring van de verdachte

De verdachte heeft zich bij de politie op haar zwijgrecht beroepen. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij de geldbedragen op haar bankrekening heeft gestort en dat dit om giften ging die zij van haar vader en haar familie in Kosovo heeft gekregen. Niemand kan dat bevestigen omdat het te lang geleden is. Verder heeft zij de auto met gespaard geld gekocht omdat zij maandelijks € 500,- tot € 700,- opnam van haar bankrekening. Namens de verdachte heeft de verdediging hieraan toegevoegd dat zij al vanaf haar 15e werkte en met haar maandelijkse geldopnamen over € 93.000,- kon beschikken in contanten, nu uit de bankgegevens van verdachte van de vijf jaren voorafgaand aan haar aanhouding kan blijken dat zij gemiddeld € 3.200,- per jaar contant opnam.

Het oordeel van de rechtbank over de verklaring van de verdachte

Deze namens de verdachte door haar raadsman naar voren gebrachte verklaring wordt door de rechtbank gekwalificeerd als niet verifieerbaar en op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Een bedrag van € 15.957,- is contant door de verdachte opgenomen in de periode van medio augustus 2017 tot en met de dag van haar aanhouding, 6 december 2022, in zoverre is haar verklaring verifieerbaar en er is met dit bedrag rekening gehouden in de kasopstelling van contante inkomsten en uitgaven van de verdachte. Deze berekening wordt, gezien het vorenstaande, door de rechtbank grotendeels overgenomen zodat een bedrag van meer dan

€ 400.000,- als onverklaard resteert.

De verklaring van de verdachte, inhoudende dat de koop van de appartementen in Kosovo niet is doorgegaan, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Gebleken is dat zij grote contante geldbedragen naar Kosovo heeft laten transporteren om voor deze appartementen te betalen. Over de herkomst van die geldbedragen heeft zij verklaard als hiervoor overwogen. Nu de rechtbank deze verklaring passeert en de verdachte eveneens veroordeelt voor het aannemen van giften of beloften daarvan vanwege de verkoop van inlichtingen als ambtenaar bij de Douane aan medeverdachten, geldt ook voor het onroerend goed in Kosovo dat het niet anders kan zijn dan dat dit uit misdrijf verkregen onroerend goed betreft.

De rechtbank komt gezien het vorenstaande tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van contante geldbedragen en onroerend goed.

Medeplegen

De rechtbank stelt op basis van de bevindingen in het dossier vast dat [medeverdachte 5] bij het witwassen van het met de vorige bewezen verklaarde feiten verdiende geld een belangrijke rol speelde.

In [medeverdachte 5] ’s huis werd een kluis aangetroffen met daarin € 126.000,- in bundels verpakt. Op verschillende bundels werden briefjes aangetroffen die in samenhang met elkaar een administratie van het geld in de kluis waren. Zo werd de aantekening “Vak 10.000” en “[medeverdachte 6] 100.000 50” aangetroffen. Die laatste aantekening past bij de WhatsApp communicatie tussen de verdachte en [medeverdachte 1] waarin de verdachte op 31 oktober 2022 schrijft dat ze voor vandaag geen 100 maar 50 heeft en een chat van 3 november 2022 waarin wordt gezegd dat [medeverdachte 6] heeft geaccepteerd, een deel in Nederland zal afgeven en een deel zelf zal brengen.

[medeverdachte 5] heeft in de loop der jaren grote bedragen contant op haar bankrekening gestort waardoor ze in november 2022 problemen met de Rabobank krijgt. Ze krijgt het verzoek van de bank om de herkomst van contante stortingen aan te tonen. [medeverdachte 5] raakt hierover in paniek en bespreekt dit op 7 november 2022 met haar vriendin [naam 6] . In dat gesprek zegt ze onder meer dat zij nu de klap voor twee opvangt, dat haar zus heeft gezegd dat ze het niet had moeten doen, maar dat ze moeilijk al dat contante geld thuis kan houden. Op 9 november 2022 zegt [medeverdachte 5] , wederom in gesprek met [naam 6] , dat zij van alles voor haar zus moet doen (“neem dit even mee, neem dat even mee”) en dat haar zus haar wel kan beschuldigen dat ze het zelf heeft gedaan, waarbij het weer gaat over de contante stortingen op haar rekening, maar dat haar zus het ook gewoon wist.

In een telefoongesprek op 14 november 2022 zegt [medeverdachte 5] over de verdachte tegen haar vriendin [naam 6]Nee, maar zonder mij, alleen redt zij dit niet. Zij kan het niet alleen, dat is het hele probleem. Snap je. Dus heeft zij mij nodig. Dat weet zij”.

De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 5] voor de verdachte (een deel van) het contante geld en de administratie daarvan beheerde. Daarnaast heeft zij volop meegeprofiteerd van het geld dat met verdachte’s overige strafbare handelen werd verdiend, aangezien zij meeging op de deels contant betaalde vakanties, contant geld uit de kluis meenam op vakantie, contant geld stortte op haar bankrekening en over twee appartementen in Kosovo kon beschikken die met contant geld zijn betaald.

Daarmee acht de rechtbank ook het medeplegen bewezen. Het onder 6 ten laste gelegde kan bewezen worden verklaard.

5.2.3.

Conclusie

Het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde kan worden bewezen.

5.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met

1 november 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, als ambtenaar op de fiscale afdeling bij het Douane Landelijk Technisch Centrum (DLTC) van de Douane Rotterdam, (om) één of meer giften of beloften dan wel diensten, te weten

- ( de belofte van) betalingen van een (grote contante) geldbedragen, althans één of meer geldbedragen, althans enige gift, dienst en/of belofte,

(sub 1)

heeft aangenomen terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze giften, en beloften en/of diensten haar, verdachte, verleend, gedaan en/of aangeboden werden teneinde haar te bewegen om in haar huidige bediening iets te doen of na te laten, en/of

(sub 2)

heeft aangenomen ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door haar in haar huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, en/of

heeft gevraagd

(sub 3)

teneinde haar, verdachte, te bewegen om in haar huidige bediening iets te doen of na te laten, en/of

(sub 4)

ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door haar, verdachte, in haar huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,

immers heeft zij ten behoeve van één of meer personen

- informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam) geraadpleegd en/of vergaard met een ander doel dan waarvoor deze bestemd zijn en/of

- ( vervolgens) aan (onbekend gebleven) derden inzicht gegeven in en informatie verstrekt over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, te weten de containers met de nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [nummer] , één of meer bedrijven, waaronder [bedrijf 2] ’, ‘ [bedrijf 3] ’, [bedrijf 5] ’, ‘ [bedrijf 6] ’, ‘ [bedrijf 7] ’ en ‘ [bedrijf 8] ’, en Risciodatabasesignalen, terwijl dat inzicht en die informatie voor die derden niet is/zijn bedoeld

- die door haar, verdachte, geraadpleegde en/of vergaarde informatie aan een of meer (onbekend gebleven) derden verstrekt;

2
subsidiair

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met

1 november 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te heeft verschaftfen, immers heeft zij, verdachte

- wederrechtelijk binnen gedrongen in het systeem Plato van de Douane Rotterdam, en/of

- in genoemd systeem vertrouwelijke gegevens overgenomen, afgetapt of opgenomen,

- een of meer schermafbeeldingen van genoemde (vertrouwelijke) (Douane)informatie gemaakt, in een of meer documenten geplaatst, en/of (naar zichzelf) ge-e-maild, en geëxporteerd en/of geprint, en/of

- (vervolgens) aan een of meer daartoe niet-gerechtigde personen verstrekt en/of te geopenbaard en

- advies gegeven aan derden over hoe een zending goederen zonder risico ingevoerd kan worden;

3.

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met

1 november 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, een geheim waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten haar functie als ambtenaar op de fiscale afdeling bij het Douane Landelijk Technisch Centrum (DLTC) van de Douane Rotterdam, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door

- wederrechtelijk binnen te dringen in het systeem Plato van de Douane Rotterdam, en/of

- in genoemd systeem vertrouwelijke gegevens met betrekking tot onder meer: de containers met nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [nummer] , een of meer bedrijven, en risicodatabasesignalen, over te nemen, af te tappen of op te nemen,

immers heeft zij

- één of meer schermafbeeldingen van die (vertrouwelijke) (Douane) informatie gemaakt, in een of meer documenten geplaatst, en/of (naar zichzelf) ge-e-maild, en geëxporteerd en/of geprint, en/of

- (vervolgens) aan een of meer daartoe niet-gerechtigde personen verstrekt en/of te geopenbaard;

4.

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met

1 november 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk

(lid 1)

in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een of meer systemen van de belastingdienst/Douane, genaamd Plato, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse signalen of een valse sleutel, en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden, te weten door onbevoegd gebruik te maken van haar, verdachtes gebruikersnaam en wachtwoord, en

(lid 2)

vervolgens gegevens met betrekking tot, onder meer, de containers met nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [nummer] , en een of meer bedrijven,

in elk geval andere (vertrouwelijke) gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk, waarin zij, verdachte, zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of een of meer anderen heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen, immers heeft zij, verdachte

- een of meer schermafbeeldingen van genoemde (vertrouwelijke) (Douane) informatie gemaakt, in een of meer documenten te geplaatst, en/of (naar zichzelf) ge-e-maild, en geëxporteerd en/of geprint, en/of

- (vervolgens) aan een of meer daartoe niet-gerechtigde personen verstrekt en/of te geopenbaard;

6.

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam en/of te Makreshi i Epërm, althans in Nederland en/of in

Kosovo, tezamen en in vereniging, althans alleen,

- een of meer voorwerpen (tassen, sieraden, goud, contante geldbedragen van in totaal in elk geval € 400.000,00) en

- onroerend goed (een of meer appartementen)

heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of daarvan de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verhuld, terwijl zij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze voorwerpen en/of dit onroerend goed onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6
Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

medeplegen van, als ambtenaar een gift en een belofte aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan en aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen

en

medeplegen van, als ambtenaar een gift en belofte aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan en aangeboden wordt naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige bediening is gedaan

en

medeplegen van, als ambtenaar een gift en belofte vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen

en

medeplegen van, als ambtenaar een gift en belofte vragen naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige bediening is gedaan;

2. subsidiair

medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;

3.

enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden;

4.

computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt;

6.

medeplegen van witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7
Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Overwegingen

8
Motivering straf
8.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

8.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft gedurende een periode van bijna anderhalf jaar in douanesystemen gegevens van containers en bedrijven geraadpleegd. Zij heeft deze gegevens vervolgens gedeeld met derden die daar geld voor over hadden. Zij heeft zich tijdens haar dienstverband bij de Douane Rotterdam laten omkopen, zij heeft haar ambtsgeheim geschonden en zij heeft computervredebreuk gepleegd. De integriteit van overheidsdiensten zoals de Douane dient onder alle omstandigheden boven elke twijfel verheven te zijn. De verdachte heeft haar positie als douanier misbruikt en zij heeft het publieke vertrouwen in de integriteit van de Douane als overheidsorgaan in diskrediet gebracht.

Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne. De handel in cocaïne leidt door de grote winsten die daar behaald kunnen worden tot veel criminaliteit en overlast en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat zij onderdeel is geweest van één van de schakels in de cocaïnehandel, terwijl zij werkte voor een organisatie die dat (onder andere) tracht te bestrijden. De rechtbank gaat er daarbij wel van uit dat de verdachte niet zelf feitelijk cocaïne heeft willen invoeren. Uit het dossier ontstaat een beeld waaruit blijkt dat de verdachte niet handelt in drugs, maar in informatie, die zeer gewild is bij handelaren in cocaïne.

Ten slotte heeft de verdachte de opbrengsten van haar criminele handelen samen met haar zus witgewassen. Zij heeft geld dat van misdrijf afkomstig was in de legale economie gebracht door het te gebruiken voor contante aankopen, door contante stortingen te (laten) doen op haar bankrekening en op de bankrekeningen van haar zus en door in het buitenland appartementen te kopen. Het exacte bedrag is niet vast te stellen, maar duidelijk is wel dat het om enkele tonnen gaat en dus een zeer fors bedrag is geweest. Witwassen tast de integriteit aan van het financiële en economische verkeer, kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie.

Door het witwassen wordt duidelijk waarom dit soort feiten kennelijk zijn gepleegd; vanwege het geld. In de chatgesprekken wordt meermaals gesproken over ‘25K’. De rechtbank begrijpt dat er € 25.000,- werd gerekend voor informatie uit de systemen van de Douane. Dat via een misdrijf verkregen geld is vervolgens gebruikt om in de bovenwereld te investeren.

De rechtbank heeft meegewogen dat uit het dossier blijkt dat de verdachte eerst niet heeft willen meewerken en dat het moeite heeft gekost om haar over te halen. Daarnaast heeft de rechtbank gezien dat de verdachte door een scheiding ging en dat zij ook tegen één of meer verslavingen vocht.

De verdachte heeft steevast ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan hetgeen ten laste is gelegd. Zij heeft verklaard dat zij trots is op haar baan en op haar staat van dienst, terwijl uit het dossier anders blijkt. Of, en in hoeverre de vermelde omstandigheden een rol hebben gespeeld bij de bewezen verklaarde feiten, is daarom helaas niet duidelijk geworden.

Vastgesteld moet worden dat geen inzicht is verkregen in de beweegredenen van de verdachte om de feiten te plegen. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor haar handelen genomen.

8.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

8.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

8.3.2.

Rapportage

Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 maart 2023. Kort voor de zitting is via de officier van justitie een e-mailbericht over het verloop van het schorsingstoezicht van de toezichthouder van de reclassering ontvangen. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.

In het contact met de verdachte kwamen geen aanknopingspunten naar voren die reclasseringsbemoeienis behoeven. De verdachte stelt zicht coöperatief op tijdens de meldplichtgesprekken, houdt zich aan de in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde bijzondere voorwaarden en heeft een positieve houding tegenover het toezicht. Er zijn geen aanwijzingen voor ernstige psychosociale problemen of actuele problemen rondom middelen gebruik. De verdachte en haar gezin ervaren een verhoogde psychische belasting door de openstaande strafzaak.

8.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat de ernst van de feiten zich daartegen verzet.

Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 6 december 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van twee jaren en negen maanden verstreken.

Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. In plaats van een gevangenisstraf van 48 maanden zal daarom een gevangenisstraf van 43 maanden aan de verdachte worden opgelegd.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9
In beslag genomen voorwerpen
9.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd alle op de beslaglijst vermelde voorwerpen – tassen, munten, sieradendozen, sjaaltjes, een portemonnee en sieraden – verbeurd te verklaren.

9.2.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft over het beslag geen standpunt ingenomen.

9.3.

Beoordeling

Ten aanzien van de overige honderdvierentwintig genummerde goederen die op de beslaglijst staan vermeld, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Ten aanzien van die goederen kan geen relatie worden vastgesteld met de feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld.

Het is de rechtbank opgevallen dat bij de voorwerpen achter de koppels van twee nummers, te weten 39 en 42, 40 en 43, 41 en 44, 122 en 123 telkens eenzelfde goednummer staat vermeld. Vermoedelijk zijn deze acht nummers gekoppeld aan vier in plaats van aan acht voorwerpen.

10
Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 138ab, 272, 363 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

11
Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12
Beslissing

De rechtbank:

verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de zinsnede “onder meer” in het onder 1 en 4 ten laste gelegde;

verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;

verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 (drieënveertig) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:- gelast de teruggave aan verdachte van:

tas, [proces-verbaalnummer 1] ;

1 tas, [proces-verbaalnummer 2] ;

1 tas, [proces-verbaalnummer 3] ;

1 tas, [proces-verbaalnummer 4] ;

1 tas, [proces-verbaalnummer 5] ;

1 tas, [proces-verbaalnummer 6] ;

4 munten, [proces-verbaalnummer 7] ;

1 munt;

1 sieradendoos, [proces-verbaalnummer 8] ;

1 oorbel, [proces-verbaalnummer 9] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 10] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 11] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 12] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 13] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 14] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 15] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 16] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 17] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 18] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 19] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 20] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 21] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 22] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 23] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 24] ;

1 armband, [proces-verbaalnummer 25] ;

1 halsketting, [proces-verbaalnummer 26] ;

1 halsketting, [proces-verbaalnummer 27] ;

2 oorbellen, [proces-verbaalnummer 28] ;

1 oorbel, [proces-verbaalnummer 29] ;

1 set sieraden (ketting en 1 paar oorstekers), [proces-verbaalnummer 30] ;

1 ring, [proces-verbaalnummer 31] ;

1 oorbel, [proces-verbaalnummer 32] ;

1 oorbel, [proces-verbaalnummer 33] ;

1 oorbel, [proces-verbaalnummer 34] ;

1 oorbel, [proces-verbaalnummer 35] ;

1 oorbel, [proces-verbaalnummer 36] ;

1 oorbel, [proces-verbaalnummer 37] ;

(en 42.) 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 38] ;

(en 43.) 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 39] ;

(en 44.) 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 40] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 41] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 42] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 43] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 44] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 45] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 46] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 47] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 48] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 49] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 50] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 51] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 52] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 53] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 54] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 55] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 56] ;

45. 1 1 hanger, [proces-verbaalnummer 57] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 58] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 59] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 60] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 61] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 62] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 63] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 64] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 65] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 66] ;

45. 1 1 hanger, [proces-verbaalnummer 67] ;

45. 1 8 sieraden (kralen armbanden/kettingen), [proces-verbaalnummer 68] ;

45. 1 1 doosje met sieraden, [proces-verbaalnummer 69] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 70] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 71] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 72] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 73] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 74] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 75] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 76] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 77] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 78] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 79] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 80] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 81] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 82] ;

45. 1 1 doosje met ringen, [proces-verbaalnummer 83] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 84] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 85] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 86] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 87] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 88] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 89] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 90] ;

45. 1 1 doosje met ringen, [proces-verbaalnummer 91] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 92] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 93] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 94] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 95] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 95] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 96] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 97] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 98] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 99] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 100] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 101] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 102] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 103] ;

45. 1 1 hanger, [proces-verbaalnummer 104] ;

45. 1 1 ring, [proces-verbaalnummer 105] ;

45. 1 1 oorbel, [proces-verbaalnummer 106] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 65] ;

45. 1 1 halsketting, [proces-verbaalnummer 61] ;

45. 1 1 armband, [proces-verbaalnummer 64] ;

45. 1 1 sieradendoos, [proces-verbaalnummer 107] ;

45. 1 1 sjaal, [proces-verbaalnummer 108] ;

45. 1 1 sjaal, [proces-verbaalnummer 109] ;

45. 1 1 sjaal, [proces-verbaalnummer 110] ;

45. 1 1 sjaal, [proces-verbaalnummer 111] ;

45. 1 1 tas, [proces-verbaalnummer 112] ;

45. 1 1 tas, [proces-verbaalnummer 113] ;

45. 1 (en 123.)1 tas, [proces-verbaalnummer 114] ;

1 portemonnee, [proces-verbaalnummer 115] .

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,

en mrs. P.C. Tuinenburg en G.C. Bos, rechters,

in tegenwoordigheid van mrs. J.G. Polke en J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffiers,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De jongste rechter en de eerste griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, als ambtenaar op de fiscale afdeling bij het Douane Landelijk Technisch Centrum (DLTC) van de Douane Rotterdam, (om) één of meer giften of beloften dan wel diensten, te weten

- ( de belofte van) betalingen van een (grote contante) geldbedragen, althans één of meer geldbedragen, althans enige gift, dienst en/of belofte,

(sub 1)

heeft aangenomen terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze giften, beloften en/of diensten haar, verdachte, verleend, gedaan en/of aangeboden werden teneinde haar te bewegen om in haar huidige bediening iets te doen of na te laten, en/of

(sub 2)

ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door haar in haar huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, en/of

heeft gevraagd

(sub 3)

teneinde haar, verdachte, te bewegen om in haar huidige bediening iets te doen of na te laten, en/of

(sub 4)

ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door haar, verdachte, in haar huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, immers heeft zij ten behoeve van één of meer personen

- informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam) geraadpleegd en/of vergaard met een ander doel dan waarvoor deze bestemd zijn en/of

- ( vervolgens) aan (onbekend gebleven) derden inzicht gegeven in en informatie verstrekt over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, te weten de containers met de nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [nummer] , één of meer bedrijven, waaronder ‘ [bedrijf 2] ’, ‘ [bedrijf 3] ’, ‘ [bedrijf 5] ’, ‘ [bedrijf 6] ’, ‘ [bedrijf 7] ’ en ‘ [bedrijf 8] ’, en Risciodatabasesignalen, terwijl dat inzicht en die informatie voor die derden niet is/zijn bedoeld

- die door haar, verdachte, geraadpleegde en/of vergaarde informatie aan een of meer (onbekend gebleven) derden verstrekt;

2.

één of meer (onbekend gebleven) personen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, binnen het grondgebied van Nederland hebben gebracht een of meerdere hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 in Rotterdam, althans (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft zij, verdachte

- wederrechtelijk binnen gedrongen in het systeem Plato van de Douane Rotterdam, en/of

- in genoemd systeem vertrouwelijke gegevens overgenomen, afgetapt of opgenomen,

- een of meer schermafbeeldingen van genoemde (vertrouwelijke) (Douane)informatie gemaakt, in een of meer documenten geplaatst, en/of (naar zichzelf) ge-e-maild, geëxporteerd en/of geprint, en/of

- ( vervolgens) aan een of meer daartoe niet-gerechtigde personen verstrekt en/of te geopenbaard

- advies gegeven aan derden over hoe een zending goederen zonder risico ingevoerd kan worden;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, immers heeft zij, verdachte

- wederrechtelijk binnen gedrongen in het systeem Plato van de Douane Rotterdam, en/of

- in genoemd systeem vertrouwelijke gegevens overgenomen, afgetapt of opgenomen,

- een of meer schermafbeeldingen van genoemde (vertrouwelijke) (Douane)informatie gemaakt, in een of meer documenten geplaatst, en/of (naar zichzelf) ge-e-maild, geëxporteerd en/of geprint, en/of

- ( vervolgens) aan een of meer daartoe niet-gerechtigde personen verstrekt en/of te geopenbaard

- advies gegeven aan derden over hoe een zending goederen zonder risico ingevoerd kan worden;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , althans één of meer anderen, in of omstreeks de periode

van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne hebben voorbereid en/of bevorderd, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland,

opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft zij:

- wederrechtelijk binnen gedrongen in het systeem Plato van de Douane Rotterdam, en/of

- in genoemd systeem vertrouwelijke gegevens overgenomen, afgetapt of opgenomen,

- een of meer schermafbeeldingen van genoemde (vertrouwelijke) (Douane)informatie gemaakt, in een of meer documenten geplaatst, en/of (naar zichzelf) ge-e-maild, geëxporteerd en/of geprint, en/of

- ( vervolgens) aan een of meer daartoe niet-gerechtigde personen verstrekt en/of te geopenbaard

- advies gegeven aan derden over hoe een zending goederen zonder risico ingevoerd kan worden;

3.

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, een geheim waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten haar functie als ambtenaar op de fiscale afdeling bij het Douane Landelijk Technisch Centrum (DLTC) van de Douane Rotterdam, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door

- wederrechtelijk binnen te dringen in het systeem Plato van de Douane Rotterdam, en/of

- in genoemd systeem vertrouwelijke gegevens met betrekking tot onder meer: de containers met nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [nummer] , een of meer bedrijven, en risicodatabasesignalen, over te nemen, af te tappen of op te nemen,

immers heeft zij

- één of meer schermafbeeldingen van die (vertrouwelijke) (Douane) informatie gemaakt, in een of meer documenten geplaatst, en/of (naar zichzelf) ge-e-maild, geëxporteerd en/of geprint, en/of

- ( vervolgens) aan een of meer daartoe niet-gerechtigde personen verstrekt en/of te geopenbaard;

4.

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk

(lid 1)

in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een of meer systemen van de belastingdienst/Douane, genaamd Plato, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse signalen of een valse sleutel, en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden, te weten door onbevoegd gebruik te maken van haar, verdachtes gebruikersnaam en wachtwoord, en

(lid 2)

vervolgens gegevens met betrekking tot, onder meer, de containers met nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [nummer] , een of meer bedrijven,

in elk geval andere (vertrouwelijke) gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk, waarin zij, verdachte, zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of een of meer anderen heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen, immers heeft zij, verdachte

- een of meer schermafbeeldingen van genoemde (vertrouwelijke) (Douane) informatie gemaakt, in een of meer documenten te geplaatst, en/of (naar zichzelf) ge-e-maild, geëxporteerd en/of geprint, en/of

- ( vervolgens) aan een of meer daartoe niet-gerechtigde personen verstrekt en/of te geopenbaard;

5.

zij in of omstreeks de periode van 4 september 2022 tot en met 6 december 2022

(in elk geval) op of omstreeks 6 december 2022 te Rotterdam, althans in Nederland

alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een of meer (twee) wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 10 van de Wet Wapens en Munitie, te weten twee vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van

- een pistool van het merk Tala, type m87, kaliber .22

- een pistool van het merk FEG, type TT58, kaliber 9 mm

en de daarbij behorende munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet Wapens en Munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie II onder 1° te weten

- 100 ( honderd) kogelpatronen, kaliber .22, en/of

- 27 ( zevenentwintig) kogelpatronen, kaliber 9 mm

zijnde munitie die uitsluitend geschikt is voor vuurwapens van Categorie II en/of van de Categorie III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan haar, verdachtes, ouders;

6.

zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 februari 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam en/of te Makreshi i Epërm, althans in Nederland en/of in

Kosovo, tezamen en in vereniging, althans alleen,

- een of meer voorwerpen (tassen, sieraden, goud, contante geldbedragen van in totaal in elk geval € 400.000,00)

- onroerend goed (een of meer appartementen)

heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of daarvan de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verhuld, terwijl zij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze voorwerpen en/of dit onroerend goed onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.