Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:10708

Op 9 September 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10-309432-22, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:10708. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10-309432-22
Datum uitspraak:
9 September 2025
Datum publicatie:
9 September 2025

Indicatie

Mega Berghaven. Veroordeling voor medeplegen actieve omkoping van een douaneambtenaar, voorbereidingshandelingen invoer verdovende middelen en het voorhanden hebben van niet-openbare, vertrouwelijke gegevens uit douanesystemen. Overschrijding redelijke termijn. Vrijspraak invoer cocaïne. Gevangenisstraf van 36 maanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10-309432-22

Datum uitspraak: 9 september 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1971,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres] te ( [postcode] ) [plaats] ,

raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1
Onderzoek op de terechtzittingen

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 17 en 18 juli 2025 en 9 september 2025.

2
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Aan de verdachte worden drie strafbare feiten verweten. Samengevat ziet de verdenking onder 1 op het medeplegen van omkoping van een ambtenaar. Onder 2 wordt hem het medeplegen van de invoer van cocaïne verweten. Subsidiair is dat ten laste gelegd als het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot harddrugs. Ten slotte wordt hem onder 3 het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens verweten.

3
Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.A. Kloos heeft gevorderd:

vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;

bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde, waarbij de pleegperiode dient te worden beperkt van 21 december 2019 tot 21 oktober 2020;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4
Geldigheid dagvaarding

De rechtbank overweegt ambtshalve dat de tenlastelegging voor zover het betreft de zinsnede ‘onder meer’ in zowel het onder 1 als het onder 3 ten laste gelegde, partieel nietig moet worden verklaard. Door die zinsnede wordt onvoldoende bepaald wat de beschuldiging nog meer omvat, hetgeen klaarblijkelijk meer omvat dan de opsomming van concrete verwijten die op deze zinsnede volgt. Echter, wat dat dan omvat, is onvoldoende bepaald.

Voor het overige voldoet de dagvaarding aan alle wettelijke eisen en is derhalve geldig.

5
Waardering van het bewijs
5.1.

Vrijspraak zonder nadere motivering van het onder 2 primair ten laste gelegde

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder

2 primair ten laste gelegde invoer van verdovende middelen niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.2.

Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde

5.2.1.

Standpunt verdediging

De raadsvrouw van de verdachte heeft – overeenkomstig de door haar overgelegde pleitaantekeningen – bepleit dat de verdachte niet te koppelen is aan het Sky-account met [ID 1] . Als die koppeling niet kan worden gemaakt, dan is er geen bewijs en dient de verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

5.2.2.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten

Onderzoek Berghaven is gestart in juli 2022 naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen over een corrupte vrouwelijke douanier die in de haven van Rotterdam werkte. Zij zou samenwerken met criminelen om cocaïne te importeren door tegen betaling informatie te verstrekken.

In augustus 2022 is door het Crypto Analyse Team van de Landelijke Eenheid een verstrekking gedaan aan het onderzoeksteam. In die verstrekking is gerelateerd over het onderzoek dat was gedaan naar de communicatie van de gebruikers van de Sky-ECC accounts met de ID’s [ID 2] en [ID 1] . Uit de verstrekking is gebleken dat de gebruiker van het account [ID 2] informatie van de Douane verstrekte aan andere Sky gebruikers.

[medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ) is bij uitspraak van 21 oktober 2024 door deze rechtbank reeds onherroepelijk veroordeeld voor het medeplegen van omkoping van een ambtenaar, het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne en het medeplegen van het in bezit hebben van niet-openbare gegevens.

Sky-ID’s

Het onderzoeksteam van de politie heeft een aantal gebruikers van de berichtendienst Sky-ECC geïdentificeerd, waaronder de medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) als de gebruiker van Sky-ID [ID 2] , [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) als de gebruiker van het [ID 3] , [medeverdachte 1] als de gebruiker van de ID’s [ID 4] en [ID 5] en de verdachte als de gebruiker van het [ID 1] .

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze accounts aan de verdachte en de medeverdachten in dit onderzoek kunnen worden gekoppeld, overweegt bij de identificatie van de personen die aan de genoemde Sky-ID’s zijn verbonden de navolgende omstandigheden en beoordeelt deze in onderlinge samenhang met de feiten en omstandigheden die in de individuele identificatieprocessen-verbaal zijn opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat de gebruikers van de hiervoor genoemde Sky-ID’s geen willekeurige groep mensen betreft. De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) zijn zussen. [medeverdachte 4] , de verdachte en [medeverdachte 3] zijn goede bekenden van elkaar, hetgeen ook blijkt uit het onderzoek naar bijvoorbeeld de telefoons en sociale media.

Nader onderzoek naar de communicatie van het Sky-ID [ID 2] en daaraan gerelateerde andere gebruikers heeft een aantal één op één chatgesprekken opgeleverd, die alle gedurende enkele maanden in het jaar 2020 zijn gevoerd. Het gaat om gesprekken tussen:

De verdachte - [medeverdachte 3]

- [medeverdachte 1]

[medeverdachte 3] - [verdachte]

- de Sky-ID [ID 6] (gebruikmakend van de naam ‘ [gebruikersnaam 1] ’)

[ID 6] (‘ [gebruikersnaam 1] ’) - Sky-ID [ID 7] / [ID 8] (‘ [gebruikersnaam 2] ’)

Deze gesprekken zijn (deels) inzichtelijk geworden en maken onderdeel uit van het dossier.

Identificatie [ID 1]

Uit onderzoek naar de communicatie van het Sky-account [ID 2] met [gebruikersnaam 4] is gebleken dat dat account in contact stond met het account [ID 1] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 3] . [gebruikersnaam 4] verstrekt informatie aan [gebruikersnaam 3] over het scannen van bepaalde containers en over bedrijven. De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of de verdachte de gebruiker was van het account [ID 1] .

Uit de metadata is gebleken dat aan het Sky- [ID 1] het [IMEI-nummer] en [IMSI-nummer] waren gekoppeld. Uit onderzoek naar de Cell-ID's blijkt dat de cryptotelefoon met Sky- [ID 1] actief is geweest in de periode van 20 december 2019 tot en met 12 december 2020 en in de nachtelijke uren met regelmaat gebruik heeft gemaakt van de [cell-ID] , zijnde de zendmast aan de Schiedamsedijk 95 te [plaats] . De zendmast ligt hemelsbreed op ongeveer 500 meter afstand van [adres] , het inschrijfadres van de verdachte.

Verder overweegt de rechtbank dat uit een vergelijking met de vluchtgegevens van de verdachte en de Cell-ID’s van de telefoon blijkt, dat de telefoon op dezelfde momenten als de verdachte is afgereisd naar Schiphol. Op het moment dat de verdachte weer in Nederland is aangekomen na reizen vanuit respectievelijk Thailand, Las Vegas en Zuid-Afrika, maakt de telefoon vrijwel direct weer gebruik van een Cell-ID in Nederland.

Door de verdediging zijn in het pleidooi een aantal onmogelijkheden aangewezen op basis waarvan bepleit wordt dat de conclusie dat de verdachte de gebruiker van het Sky- [ID 1] is geweest, niet in stand kan blijven. Zo wordt bijvoorbeeld gewezen op onmogelijkheden met betrekking tot de vliegreizen.

De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Met betrekking tot de vluchten is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vliegtuigen ook daadwerkelijk op de geplande tijdstippen zijn vertrokken en geland. Zonder nadere informatie daarover, die ontbreekt en die niet door de verdediging is aangevoerd, is de conclusie dat de verdachte niet de gebruiker van het Sky-ID is of kan zijn geweest, niet te nemen.

Tegenover de gestelde onmogelijkheden staan zo veel aanwijzingen die in de richting van de verdachte als gebruiker van het Sky- [ID 1] wijzen, dat de rechtbank vaststelt dat de verdachte de gebruiker is geweest van het genoemde Sky-ID.

Identificatie [ID 2] en [ID 9][medeverdachte 2]

Op basis van de in de bewijsmiddelen opgenomen processen-verbaal van identificatie acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de Sky-ID’s [ID 2] en [ID 9] .

Identificatie [ID 3][medeverdachte 3]

Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij de gebruiker is geweest van het Sky- [ID 3] . Hoewel hij die verklaring enkel als verdachte in zijn eigen zaak heeft afgelegd, acht de rechtbank deze verklaring bruikbaar ter onderbouwing van het feit dat [medeverdachte 3] daadwerkelijk de gebruiker van dit Sky-ID was, omdat er in het dossier tevens een proces-verbaal van identificatie Sky- [ID 3] zit, op basis waarvan [medeverdachte 3] eveneens gekoppeld kan worden aan dat Sky-ID.

5.2.2.1. Het onder 1 ten laste gelegde

Onder dit feit wordt verdachte verweten het medeplegen van het verstrekken van giften of beloften aan een ambtenaar van de Douane, naar aanleiding waarvan deze ambtenaar vertrouwelijke informatie uit de douanesystemen heeft geraadpleegd en verstrekt.

Blijkt uit de Sky-chatberichten tussen de verdachte en [gebruikersnaam 1] met betrekking tot de container [containernummer 1] dat de [medeverdachte 2] afbeeldingen deelt?

Op 11 februari 2020 zijn acht schermafbeeldingen van een laptop gedeeld in de chat tussen de verdachte middels Sky- [ID 1] en de gebruiker van Sky-ID [ID 6] met gebruikersnamen ' [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 5] ', zijnde drie afbeeldingen met risicosignalen uit de Risicodatabase van de Douane en vijf van het douanesysteem Plato. De rechtbank komt in het vonnis gewezen tegen [medeverdachte 2] tot de conclusie dat de werklaptop van [medeverdachte 2] de laptop is, die te zien is op de door de medeverdachten doorgestuurde afbeeldingen.

In deze chat zijn alleen de door de verdachte verstuurde berichten zichtbaar. Op de schermafbeeldingen uit het Plato-systeem is te zien dat het gaat over een controleopdracht die betrekking had op een scancontrole van de container met [containernummer 1] . Nadat de verdachte de afbeeldingen had doorgestuurd, lichtte hij toe dat de eerste drie afbeeldingen belangrijk zijn om te weten waarom hij (de rechtbank begrijpt: de container waar de controleopdracht betrekking op had) op rood komt.

Uit het onderzoek naar de door de Douane verstrekte gegevens met betrekking tot de [containernummer 1] , bleek onder meer dat deze container was bestemd voor het [bedrijf 1] . Dit bedrijf werd genoemd in het risicosignaal dat op 11 februari 2020 via Sky door de verdachte werd verstuurd naar de gebruiker van Sky-lD [ID 6] . Bij binnenkomst op 7 februari 2020 is de scanfoto beoordeeld en werden er geen afwijkingen in de lading of constructie van de container waargenomen.

Op verzoek van het onderzoeksteam werden de scanfoto's van de [containernummer 1] opnieuw beoordeeld. Daaruit bleek dat de lading van de container weinig verschil in dichtheid had. Er werden geen afwijkingen in de constructie van de koelcontainer gezien.

Blijkt uit de Sky-chatberichten tussen de verdachte en [gebruikersnaam 1] met betrekking tot de container [containernummer 2] dat de [medeverdachte 2] afbeeldingen deelt?

Op 19 maart 2020 is container [containernummer 2] aangekomen in Rotterdam, vanuit Brazilië, gevuld met mango’s. Op 20 maart 2020 is de container gescand en daarbij zijn geen afwijkingen in de lading of constructie van de container waargenomen. Uit de herbeoordeling van de scanfoto’s gedurende het onderzoek Berghaven bleek echter dat er verschil in dichtheid van de goederen te zien was. Deze bevindingen wezen erop dat er mogelijk verdovende middelen in deze container verborgen hebben gezeten.

Op 19 maart 2020 heeft [gebruikersnaam 2] aan [gebruikersnaam 1] foto’s doorgestuurd met schermafbeeldingen van een mobiele telefoon. Op de afbeeldingen staat een Bill of Landing for combined transport die ziet op containernummer [containernummer 2] .

Op 19 maart 2020 heeft de verdachte laten weten aan [gebruikersnaam 1] dat hij iets door zou gaan sturen. Vervolgens heeft de verdachte op 20 maart 2020 een chatbericht van [gebruikersnaam 4] doorgestuurd. [gebruikersnaam 4] is de gebruikersnaam bij Sky-account [ID 2] , in gebruik bij [medeverdachte 2] .

[gebruikersnaam 4] heeft laten weten dat de systemen niet werkten en dat zij ermee bezig was. Een paar uur later stuurde de verdachte aan [gebruikersnaam 1] weer een afbeelding met chatberichten van [gebruikersnaam 4] . In die berichten stond informatie uit de douanesystemen. De verdachte liet vervolgens weten dat hij ook foto’s had ontvangen die zagen op de scancontrole van container [containernummer 2] en taaknummer Plato-opdracht [taaknummer] .

Op 20 maart 2020 om 13:15 uur stuurt de verdachte schermafbeeldingen vanuit het systeem Plato door aan [gebruikersnaam 1] , die zien op een controleopdracht voor de container [containernummer 2] .

Op 20 maart 2020 stuurt de verdachte om 19:43 uur een chat door aan [gebruikersnaam 1] tussen hemzelf en [gebruikersnaam 4] waarin [gebruikersnaam 4] heeft aangegeven dat het bedrijf 'ok' was en dat er geen melding was van onregelmatigheden. Ook schreef [gebruikersnaam 4] 'Is het duidelijk' en ' [naam 1] is ok'.

Op 21 maart heeft de verdachte nogmaals bij [gebruikersnaam 4] geïnformeerd naar de container. Hij vroeg of zij kon uitleggen waarom de bak die zij de dag daarvoor had bekeken naar de scan was gegaan. In de ochtend van 22 maart stuurde de verdachte wederom een schermafbeelding met chatberichten van [gebruikersnaam 4] door, waaruit bleek dat [gebruikersnaam 4] had geantwoord dat het om mango’s uit Brazilië ging, dat dat het risico was en dat de bedrijven zelf goed waren.

Conclusie

[gebruikersnaam 4] was de bijnaam die de [medeverdachte 2] op Sky-ID [ID 2] had ingesteld. Op basis van de hierboven beschreven gesprekken concludeert de rechtbank dat de verdachte samen met een ander, tegen betaling van een onbekend gebleven bedrag, [medeverdachte 2] heeft betaald om informatie uit de douanesystemen te verkrijgen en dat hij ook meermaals daadwerkelijk informatie, screenshots en adviezen heeft ontvangen over de invoer van containers. Het onder 1 ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.

5.2.2.2. Het onder 2 ten laste gelegde

Van het onder 2 primair ten laste gelegde is de verdachte vrijgesproken, omdat op basis van het dossier niet is gebleken dat er daadwerkelijk cocaïne is ingevoerd.

Onder 2 subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd om cocaïne in te voeren.

Hiervoor is geconcludeerd dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met een ander informatie heeft gekocht van een douanier. Die informatie had betrekking op twee containers. Met betrekking tot die containers, die geladen waren met fruit en afkomstig waren uit Zuid-Amerika, is niet vastgesteld dat er ook daadwerkelijk verdovende middelen in zaten. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat bij nadere bestudering van de scanfoto’s van container [containernummer 2] geconstateerd wordt dat er verschil in dichtheid van de goederen werd vastgesteld hetgeen aanleiding had moeten zijn voor een overeenstemmingscontrole.

Echter, op basis van de overige bevindingen die blijken uit het dossier stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat de informatie die van [medeverdachte 2] werd gekocht, enkel in het kader stond van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in cocaïne.

In dat kader is relevant dat op basis van risicodatabasesignalen, zoals die door [gebruikersnaam 4] zijn doorgestuurd, profielen worden gemaakt om risicozendingen te kunnen selecteren voor fysieke controle. Die controle ziet doorgaans op afwijkingen die kunnen duiden op containers waar verdovende middelen in verborgen zijn, die naast de reguliere goederen zijn meegestuurd. Blijkens de communicatie die hiervoor al is aangehaald, was de verdachte geïnteresseerd te weten waarom een container voor een controle werd geselecteerd en legde [medeverdachte 2] hem vervolgens uit dat het in dat geval ging om mango’s uit Brazilië en dat dit het risico vormde, niet het bedrijf zelf.

Voorts is van belang dat de gesprekken zijn gevoerd via de dure versleutelde communicatieapplicatie SkyECC. Het gesprek tussen de verdachte en [gebruikersnaam 1] is gevoerd in februari en maart 2020. Een paar maanden later, in juli 2020, heeft [gebruikersnaam 1] in een gesprek met een andere deelnemer met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] gezegd dat hij [naam 2] zou ontmoeten in Rotterdam, dat zij al 25K heeft gehad en dat zij nu weer 10K wil. Vastgesteld is dat met [naam 2] de [medeverdachte 2] wordt bedoeld. Op basis van andere chatberichten in het dossier is aannemelijk dat 25K, dat wil zeggen € 25.000,-, het tarief was dat [medeverdachte 2] hanteerde als het ging om de verkoop van informatie. De hoogte van dat bedrag levert een aanwijzing op voor het soort goederen waarover het gaat; de smokkel van verdovende middelen.

Tevens valt een vraag van de verdachte aan [gebruikersnaam 4] op. In het hiervoor al geciteerde gesprek met [gebruikersnaam 1] heeft de verdachte een schermafbeelding van zijn gesprek met [gebruikersnaam 4] doorgestuurd. [gebruikersnaam 4] , de [medeverdachte 2] , antwoordde in dat gesprek: “bedrijf is ok”. De verdachte stelt daarop de volgende vraag: “Dat bedoel je toch dus nooit in aanraking met opium”. Die vraagt maakt voor de rechtbank duidelijk dat het gesprek en in het verlengde daarvan ook de aangekochte informatie in het kader van verdovende middelen staat.

In berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 3] (waarbij enkel de berichten van verdachte zichtbaar zijn) van 18 tot en met 26 februari 2020 wordt door verdachte in verdekte termen over de invoer van harddrugs gesproken. De verdachte vraagt “pin voor [bedrijf 2]” of voor [bedrijf 3] en heeft het over “tassen wat je mij stuurde dus zwanger” en “ja daar kan ik wel wat aan hebben als zwanger maken is”. Een bekende methode om verdovende middelen via containers te vervoeren is door deze in tassen direct achter de deur van een container te zetten. Deze tassen moeten eruit worden gehaald voordat de container de bestemming bereikt heeft. Uit meerdere onderzoeken van de politie is gebleken dat als in dit verband wordt gesproken over ‘zwanger’ of ‘zwanger maken’, dan wordt daarmee bedoeld dat er verdovende middelen in een container aan boord van een schip geplaatst zijn of worden. Nu de verdachte heeft ontkend de gebruiker van het Sky- [ID 1] te zijn waarmee deze berichten verstuurd zijn en dus ook geen verklaring heeft afgelegd over wat er met deze termen in deze context bedoeld is, gaat de rechtbank ervan uit dat in deze berichten daadwerkelijk over verdovende middelen in een container aan boord van een schip wordt gesproken.

Het is tot slot een feit van algemene bekendheid dat vanuit Zuid-Amerika grote hoeveelheden cocaïne Nederland worden ingevoerd, niet zelden onder een deklading van fruit.

Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld over wat de verdachte voor informatie aan [medeverdachte 2] vroeg en de context waarin hij deze informatie gebruikte en deelde, kan worden vastgesteld dat het opzet van de verdachte erop gericht was om handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet mogelijk te maken en dat hij aan die intentie uiting heeft gegeven door voorbereidingshandelingen (als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet) te verrichten.

Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.

5.2.2.3. Het onder 3 ten laste gelegde

Onder 3 wordt de verdachte verweten het medeplegen van het verwerven en voorhanden hebben van niet openbare gegevens.

Het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens

Gelet op het bovenstaande en de handelingen van de verdachte is vast komen te staan dat de verdachte samen met een ander ( [gebruikersnaam 1] ) vertrouwelijke informatie uit de douanesystemen heeft verkregen via [medeverdachte 2] . De verdachte was niet bevoegd daarvan kennis te nemen. Het onder 3 ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.

5.2.3.

Conclusie

Het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.

5.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2019 tot en met 21 oktober 2020 te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ambtenaar, te weten [medeverdachte 2] , in diens functie als ambtenaar op de fiscale afdeling bij het Douane Landelijk Technisch Centrum (DLTC) van de Douane Rotterdam een gift, een belofte en/of een dienst, te weten

een of meer geldbedragen heeft aangeboden, met het oogmerk om die [medeverdachte 2] te bewegen in haar bediening iets te doen of na te laten, en/of ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte 2] in haar huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, te weten het verstrekken van

- interne, vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam)

- inzicht en informatie over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, te weten de containers met de nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [taaknummer] , een of meer

bedrijven, en Risciodatabasesignalen aan hem, verdachte, al dan niet door tussenkomst van (onbekend gebleven) medeverdachte(n);

2
subsidiair

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2019 tot en met 21 oktober 2020te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland

brengen van een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, immers heeft hij, verdachte

- een medeverdachte, te weten [medeverdachte 2] , een gift, een belofte en/of een dienst aangeboden met het oogmerk om die [medeverdachte 2] , in de functie van ambtenaar bij de Douane Rotterdam, ambtelijk corrupte handelingen te laten verrichten;

3.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2019 tot en met 21 oktober 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, niet-openbare gegevens, te weten

- interne, vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam)

- inzicht en informatie over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, te weten de containers met de nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [taaknummer] , een of meer

bedrijven, en Risciodatabasesignalen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,

terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6
Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

medeplegen van aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten;

2. subsidiair

medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daartoe inlichtingen te verschaffen;

3.

medeplegen van het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7
Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Overwegingen

8
Motivering straf
8.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

8.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Ten eerste heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de omkoping van een douaneambtenaar. Tegen betaling van geldbedragen leverde deze douaneambtenaar informatie over concrete containers en risicodatabasesignalen op basis waarvan containers voor fysieke controle worden geselecteerd. Met deze omkoping heeft de verdachte de geregelde werking van een orgaan van het staatsgezag, de Douane Nederland, belemmerd. Dit is een ernstig feit.

Voorts is de verdachte betrokken geweest bij voorbereidingshandelingen gericht op de invoer en vervoer van cocaïne. De verdachte heeft aan zijn medeverdachte risicodatabasesignalen en informatie over specifieke containers gegeven om invoer van cocaïne voor te bereiden en mogelijk te maken. Deze voorbereidingshandelingen zijn noodzakelijk om de daadwerkelijke invoer van cocaïne te realiseren, door inzicht te verkrijgen in een “veilige” route voor de cocaïne, namelijk een route die niet resulteert in een fysieke controle door de Douane. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in cocaïne. Het is algemeen bekend dat de invoer van cocaïne en de handel daarin een bijzonder ontwrichtende invloed hebben op de samenleving. Niet alleen gezondheid en welzijn worden door deze handel nadelig beïnvloed, ook de algemene veiligheid en het financiële stelsel.

Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verkrijgen en voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, te weten vertrouwelijke informatie uit systemen van de Douane Nederland.

8.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

8.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van , waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

8.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 12 december 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van twee jaren en bijna negen maanden verstreken.

Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. Deze overschrijding zal worden gecompenseerd door een strafkorting van tien procent toe te passen. In plaats van een gevangenisstraf van 40 maanden zal daarom een gevangenisstraf van 36 maanden aan de verdachte worden opgelegd.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9
Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 63, 139g en 177 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10
Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

11
Beslissing

De rechtbank:

verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de zinsnede “onder meer” in het onder 1 en 3 ten laste gelegde;

verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,

en mrs. P.C. Tuinenburg en G.C. Bos, rechters,

in tegenwoordigheid van mrs. J.G. Polke en J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffiers,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De jongste rechter en de eerste griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ambtenaar, te weten [medeverdachte 2] , in diens functie als ambtenaar op de fiscale afdeling bij het Douane Landelijk Technisch Centrum (DLTC) van de Douane Rotterdam een gift, een belofte en/of een dienst, te weten

een of meer geldbedragen heeft aangeboden, met het oogmerk om die [medeverdachte 2] te bewegen in haar bediening iets te doen of na te laten,

en/of

ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte 2] in haar huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, te weten het verstrekken van

- interne, vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam)

- inzicht en informatie over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, te weten de containers met de nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [taaknummer] , een of meer

bedrijven, en Risciodatabasesignalen aan hem, verdachte, al dan niet door tussenkomst van (onbekend gebleven) medeverdachte(n);

2.

één of meer (onbekend gebleven) personen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, binnen het grondgebied van Nederland hebben gebracht een of meerdere hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op één of meer tijdstippen

in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 in Rotterdam, althans (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte

- een medeverdachte, te weten [medeverdachte 2] , een gift, een belofte en/of een dienst aangeboden met het oogmerk om die [medeverdachte 2] , in de functie van ambtenaar bij de Douane Rotterdam, ambtelijk corrupte handelingen heeft verricht;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland

brengen van een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, immers heeft hij, verdachte

- een medeverdachte, te weten [medeverdachte 2] , een gift, een belofte en/of een dienst aangeboden met het oogmerk om die [medeverdachte 2] , in de functie van ambtenaar bij de Douane Rotterdam, ambtelijk corrupte handelingen te laten verrichten;

3.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, niet-openbare gegevens, te weten

- interne, vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam)

- inzicht en informatie over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, te weten de containers met de nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] , Platonummer [taaknummer] , een of meer

bedrijven, en Risciodatabasesignalen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,

terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.