Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:10709

Op 9 September 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10-011408-23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:10709. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10-011408-23
Datum uitspraak:
9 September 2025
Datum publicatie:
9 September 2025

Indicatie

Mega Berghaven. Veroordeling voor medeplegen actieve omkoping van een douaneambtenaar, voorbereidingshandelingen invoer verdovende middelen en het voorhanden hebben van niet-openbare, vertrouwelijke gegevens uit douanesystemen. Overschrijding redelijke termijn. Vrijspraak invoer cocaïne. Gevangenisstraf van 36 maanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10-011408-23

Datum uitspraak: 9 september 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] ,

raadsman mr. R.T. Schrama, advocaat te Den Haag.

1
Onderzoek op de terechtzittingen

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 17 en 18 juli 2025 en 9 september 2025.

2
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Aan de verdachte worden drie strafbare feiten verweten. Samengevat ziet de verdenking onder 1 op het medeplegen van omkoping van een ambtenaar. Onder 2 wordt hem het medeplegen van de invoer van cocaïne verweten. Subsidiair is dat ten laste gelegd als het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot harddrugs. Ten slotte wordt hem onder 3 het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens verweten.

3
Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.A. Kloos heeft gevorderd:

vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;

bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde, waarbij de pleegperiode dient te worden beperkt van 15 mei 2019 tot 1 november 2020;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4
Geldigheid dagvaarding

De rechtbank overweegt ambtshalve dat de tenlastelegging voor zover het betreft de zinsnede ‘onder meer’ in zowel het onder 1 als het onder 3 ten laste gelegde, partieel nietig moet worden verklaard. Door die zinsnede wordt onvoldoende bepaald wat de beschuldiging nog meer omvat, hetgeen klaarblijkelijk meer omvat dan de opsomming van concrete verwijten die op deze zinsnede volgt. Echter, wat dat dan omvat, is onvoldoende bepaald.

Voor het overige voldoet de dagvaarding aan alle wettelijke eisen en is derhalve geldig.

5
Waardering van het bewijs
5.1.

Vrijspraak zonder nadere motivering van het onder 2 primair ten laste gelegde

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder

2 primair ten laste gelegde invoer van verdovende middelen niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.2.

Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde

5.2.1.

Standpunt verdediging

De raadsman van de verdachte heeft zich – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitaantekeningen – op het standpunt gesteld dat de verdachte weliswaar via Sky gesprekken met [medeverdachte 1] heeft gevoerd maar dat die gesprekken enkel zijn gevoerd om [medeverdachte 1] aan het lijntje te houden met als doel om een door [medeverdachte 1] geleend geldbedrag terug te krijgen. Omdat objectief steunbewijs daarnaast ontbreekt, dient de verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

5.2.2.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten

Onderzoek Berghaven is gestart in juli 2022 naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen over een corrupte vrouwelijke douanier die in de haven van Rotterdam werkte. Zij zou samenwerken met criminelen om cocaïne te importeren door tegen betaling informatie te verstrekken.

In augustus 2022 is door het Crypto Analyse Team van de Landelijke Eenheid een verstrekking gedaan aan het onderzoeksteam. In die verstrekking is gerelateerd over het onderzoek dat was gedaan naar de communicatie van de gebruikers van de Sky-ECC accounts met de ID’s [ID 1] en [ID 2] . Uit de verstrekking is gebleken dat de gebruiker van het account [ID 1] informatie van de Douane verstrekte aan andere Sky gebruikers.

[medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ) is bij uitspraak van 21 oktober 2024 door deze rechtbank reeds onherroepelijk veroordeeld voor het medeplegen van omkoping van een ambtenaar, het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer van cocaïne en het medeplegen van het in bezit hebben van niet-openbare gegevens.

Sky-ID’s

Het onderzoeksteam van de politie heeft een aantal gebruikers van de berichtendienst Sky-ECC geïdentificeerd, waaronder de medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) als de gebruiker van Sky-ID [ID 1] , [medeverdachte 3] (hierna [medeverdachte 3] ) als de gebruiker van het ID [ID 2] , [medeverdachte 1] als de gebruiker van de ID’s [ID 3] en [ID 4] en de verdachte als de gebruiker van het [ID 5] .

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze accounts aan de verdachte en de medeverdachten in dit onderzoek kunnen worden gekoppeld, overweegt bij de identificatie van de personen die aan de genoemde Sky-ID’s zijn verbonden de navolgende omstandigheden en beoordeelt deze in onderlinge samenhang met de feiten en omstandigheden die in de individuele identificatieprocessen-verbaal zijn opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat de gebruikers van de hiervoor genoemde Sky-ID’s geen willekeurige groep mensen betreft. De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) zijn zussen. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en de verdachte zijn goede bekenden van elkaar, hetgeen ook blijkt uit het onderzoek naar bijvoorbeeld de telefoons en sociale media.

Nader onderzoek naar de communicatie van het Sky-ID [ID 1] en daaraan gerelateerde andere gebruikers heeft een aantal één op één chatgesprekken opgeleverd, die alle gedurende enkele maanden in het jaar 2020 zijn gevoerd. Het gaat om gesprekken tussen:

De verdachte - [verdachte]

- [medeverdachte 1]

[verdachte] - [medeverdachte 3]

- de Sky-ID [ID 6] (gebruikmakend van de naam ‘ [gebruikersnaam 1] ’)

[ID 6] (‘ [gebruikersnaam 1] ’) - Sky-ID [ID 7] / [ID 8] (‘ [gebruikersnaam 2] ’)

Deze gesprekken zijn (deels) inzichtelijk geworden en maken onderdeel uit van het dossier.

Sky- [ID 5]

De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de gebruiker is geweest van het Sky- [ID 5] . Vervolgens heeft hij ontkend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.

Identificatie [ID 2][medeverdachte 3]

Op basis van het in de bewijsmiddelen opgenomen proces-verbaal van identificatie acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van het Sky ID [ID 2] .

Identificatie [ID 1] en [ID 9][medeverdachte 2]

Op basis van de in de bewijsmiddelen opgenomen processen-verbaal van identificatie acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de sky ID’s [ID 1] en [ID 9] .

5.2.2.1. Het onder 1 ten laste gelegde

Onder dit feit wordt verdachte verweten het medeplegen van het verstrekken van giften of beloften aan een ambtenaar van de Douane, naar aanleiding waarvan deze ambtenaar vertrouwelijke informatie uit de Douane systemen heeft geraadpleegd en verstrekt.

Onderzoek Sky-chatberichten, chats tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en chats tussen de verdachte en [medeverdachte 2]

In chatgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] zijn tussen 24 juni 2019 en 19 oktober 2020 berichten uitgewisseld. Tot 30 juni 2020 zijn de berichten van beide deelnemers beschikbaar, vanaf 30 juni 2020 zijn alleen de berichten van [medeverdachte 1] ontsleuteld.

In het gesprek vertelt de verdachte op 6 oktober 2019 aan [medeverdachte 1] dat hij een vrouw bij de Douane heeft die voor hem wil werken zodra haar scheiding is geregeld. Voorts wordt er gesproken over haar kinderen en haar zus. De rechtbank komt tot de conlusie dat met de vrouw, [medeverdachte 2] wordt bedoeld, die op dat moment in scheiding lag.

Tussen januari 2020 en eind april 2020 geeft [medeverdachte 1] aan opnieuw “die vrouw van T2” in te willen zetten, maar ze wil niet. Op 29 april 2020 gaat de verdachte daarom met haar zus praten. Met haar zus wordt, zo concludeert de rechtbank, de [medeverdachte 4] bedoeld.

Op 4 mei 2020 bericht de verdachte dat de vrouw wil werken. De verdachte nodigt [medeverdachte 1] uit om de volgende dag ook aanwezig te zijn bij een fysieke ontmoeting die hij met haar zal hebben. Later stuurt hij door dat de zus van die vrouw heeft laten weten dat het beter is om elkaar nog niet te ontmoeten, maar om eerst vragen via Sky te stellen.

Op 8 mei 2020 vraagt [medeverdachte 1] om het bedrijf [bedrijf 1] te laten checken, want dat is het bedrijf waarmee hij wil gaan werken. Een paar maanden later, op 26 augustus 2020, doet hij hetzelfde verzoek met betrekking tot het [bedrijf 2] .

Op 11 mei 2020 is er opnieuw contact tussen de verdachte en [medeverdachte 2] (via het Sky-account [ID 1] ). Zij geeft de verdachte het advies om niet “T1 te willen dat is een risico, invoer is slimmer, dan regel ik alles”. Verder stuurt zij:

[afbeelding 1]

Ook op die dag herinnert de verdachte [medeverdachte 1] eraan, dat niemand hoeft te weten of de douanier een man of een vrouw is en dat hij elke keer over HIJ sprak in zijn gesprek met de man van Vlissingen, die geïnteresseerd is in informatie.

Op 2 juni 2020 laat de verdachte aan [medeverdachte 1] weten, dat “mijn streep (de rechtbank begrijpt: corrupte douanier) kan bak vrij geven”.

Tegelijk stuurt de verdachte berichten aan [medeverdachte 2] op 3 en 4 juni 2020. Zij stuurt adviezen aan de verdachte over documenten die geregeld moeten worden. [medeverdachte 1] wil graag dat de streep van de verdachte ook de pin en release geeft (de rechtbank begrijpt: een methode om een container van het haventerrein op te halen met gebruik van een afgeschermde pincode).

[afbeelding 2]

Vervolgens stuurt de verdachte een screenshot van een gesprek met medeverdachte [medeverdachte 2] (met [gebruikersnaam 3] ) waaruit blijkt dat zij de pin en release digitaal opstuurt naar het bedrijf.

Dit gebeurt opnieuw op 4 juni 2020: [medeverdachte 1] en de verdachte sturen elkaar berichten. De verdachte zegt dat hij met “de streep aan het bellen is” en vervolgens stuurt de verdachte een screenshot van een gesprek met [gebruikersnaam 3] waarin deze schrijft dat alles via de expediteur gaat, maar het is veiliger als het bedrijf zelf de documenten regelt. Dit komt terug in het gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , zo stuurt zij:

[afbeelding 3]

[medeverdachte 1] zegt vervolgens dat ze de container gaan stelen en dat de expediteur daar niets van weet, hij wil dat [gebruikersnaam 3] de ophaalinformatie lekt.

Op 17 september 2020 vraagt [medeverdachte 1] of ze een naam van een bv kan nakijken als hij die naam doorgeeft. Uit zijn reactie kort daarna: “wouw allen kijken 25 k” blijkt dat dat mogelijk is en dat daarvoor een bedrag van € 25.000,- gerekend wordt. Een paar dagen later zegt [medeverdachte 1] dat zij (de rechtbank begrijpt: onbekend gebleven derden) weten dat er betaald moet worden als hij een bv laat checken. Daarna zegt [medeverdachte 1] dat hij niet verwacht dat het een probleem wordt en dat het goed komt als zij de lijst hebben.

Twee dagen later, op 23 september 2020, informeert [medeverdachte 1] of ze vandaag de uitdraai krijgen. Hij stuurt foto’s door waarop onder meer de bedrijfsnamen [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] te zien zijn, en hij vraagt of ze deze ook kan checken. Hij laat weten dat deze mensen gelijk betalen als ze de uitdraai hebben. Uit een op 6 oktober 2020 verstuurd bericht blijkt dat de betaling nog is uitgebleven. [medeverdachte 1] geeft door dat een onbekend gebleven persoon heeft gezegd dat ze betalen als ze starten. [medeverdachte 1] zegt dat ze hoe dan ook moeten betalen.

Dit gesprek moet in samenhang met een gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] worden beoordeeld. In dat gesprek zijn alleen de berichten van [medeverdachte 2] zichtbaar. Zij zegt op 23 september 2020: “dus 25 voor die…” en daarna “voor wanneer nodig” en daarna “overgenomen van jouw toch”. Uit de verdere chat kan worden afgeleid dat er fysieke ontmoetingen zijn geweest tussen haar en de verdachte op 24 en 25 september 2020. Op 26 september vraagt [medeverdachte 2] aan de verdachte: “Heb jij dat ding wel gegeven gisteren” en daarna “Drop dat dan maar bij mij” en daarna “ben hier serieus ziek van”. Vervolgens vraagt [medeverdachte 2] zich af “Wie zegt dat ze ‘t niet hebben overgenomen”.

De rechtbank leidt uit die opmerkingen af dat er uitdraaien van bedrijfsgegevens zijn gemaakt maar dat daarvoor op dat moment niet is betaald. In de chat verzoekt [medeverdachte 2] de verdachte om de uitdraaien weer bij haar af te geven, terwijl zij zich afvraagt of de informatie van de uitdraaien niet is overgenomen. Deze berichten zijn omstreeks 10 uur (UTC, zonder correctie naar Nederlandse tijd) verzonden. Een paar uur later, net na 13:00 uur, stelt [medeverdachte 1] in de chat met de verdachte voor dat hij en de verdachte maandag samen naar Amsterdam gaan om het papier/het bewijs te geven en het geld te pakken.

Verklaring van de verdachte

De verklaring van de verdachte dat hij in alle gesprekken de [medeverdachte 1] slechts aan het lijntje heeft gehouden omdat hij het door hem aan [medeverdachte 1] geleende geldbedrag terug wilde ontvangen, volgt de rechtbank niet wegens een gebrek aan feitelijke onderbouwing. Uit geen van de chatberichten blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] praten over geld dat [medeverdachte 1] zou moeten terugbetalen aan de verdachte. De verdachte heeft het bestaan van een lening tussen [medeverdachte 1] en hemzelf op geen enkele manier onderbouwd.

Daar komt bij dat de verdachte ook in gesprekken met anderen heeft gesproken over douaniers die voor hem werken. Illustratief is een gesprek van de verdachte in de periode van november 2020 tot en met februari 2021 met de gebruiker van Sky-ID [ID 10] die de [gebruikersnaam 4] heeft ingesteld. Uit berichten van 24 november 2020 kan worden afgeleid dat een afspraak voor een ontmoeting in persoon wordt gemaakt. Een dag later komt [gebruikersnaam 4] terug op die ontmoeting en hetgeen de verdachte toen heeft verteld. Hij vraagt naar de kosten, waarna de verdachte bedragen opsomt voor werkzaamheden van een mannelijk persoon. Daarna wordt ook een vrouwelijk persoon besproken die als back-up zou kunnen worden ingezet. De verklaring van de verdachte dat hij het Sky-toestel alleen in gebruik had omdat hij geleend geld van [medeverdachte 1] wilde terugkrijgen, strookt niet met de inhoud van deze chat.

Betalingen

Uit de hierboven beschreven gesprekken kan ook worden afgeleid dat medeverdachte [medeverdachte 2] geld vroeg en kreeg aangeboden voor het leveren van informatie uit de douanesystemen. De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en de verdachte belang hadden bij het verkrijgen van de informatie die zij verstrekte. Zij hebben laten weten geld te willen betalen voor die informatie.

Samenwerking

Vastgesteld kan worden dat de verdachte en [medeverdachte 3] in contact stonden met anderen, waaronder [medeverdachte 1] , waar zij de van [medeverdachte 2] verkregen informatie aan doorgaven. De verdachte gebruikte zijn connectie met [medeverdachte 4] , de zus van [medeverdachte 2] , om [medeverdachte 2] voor hem te laten werken. Hij zoekt meermaals via [medeverdachte 4] contact met [medeverdachte 2] . Zo meldt hij op 7 juni 2020 dat hij bij “zus” is geweest omdat “streep” (de rechtbank begrijpt: douanier, in dit verband kan dat enkel [medeverdachte 2] zijn) haar Sky-toestel niet thuis heeft liggen, de zus heeft naar streep gebeld en die zal morgenochtend meteen contact opnemen. Op 11 juni 2020 zegt verdachte dat hij wel weer langs die zus gaat straks, maar dat die zus nu aan het werk is ergens in [plaats 2] en dat hij wel een briefje in haar brievenbus zal doen.

Opvallend in dit verband is nog dat uit de gesprekken van september en oktober 2019 van de verdachte kan worden afgeleid dat [medeverdachte 4] een rol speelt in het overtuigen van haar zus om (weer) voor de verdachte te gaan werken. [medeverdachte 4] vindt de angst van [medeverdachte 2] voor een onderzoek op haar afdeling en voor haar kinderen die misschien wel aan de vader worden toegewezen, net als de verdachte “bullshit”.

De rechtbank concludeert dan ook dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen.

5.2.2.2. Het onder 2 ten laste gelegde

Van het onder 2 primair ten laste gelegde is de verdachte vrijgesproken, omdat op basis van het dossier niet is gebleken dat er daadwerkelijk cocaïne is ingevoerd.

Onder 2 subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd om cocaïne in te voeren.

De verdachte wordt op 6 juni 2020 benaderd op zijn SKY- [ID 5] door [medeverdachte 1] middels SKY-ID [ID 3] met de vraag of het contact van de verdachte iets zou kunnen betekenen. Hij schrijft dat het gaat om een klus die 1.000+ bevat met een container die naar fysiek moet, binnengekomen op [bedrijf 7] . De verdachte wordt vervolgens in een groepschat gezet.

De verdachte zegt toe dat hij de opties met zijn contact zal gaan bespreken, maar voordat hij dat heeft kunnen doen, wordt er een nieuwsbericht gedeeld in de chat waaruit blijkt dat de Douane op 6 juni 2020 2.020 kilo cocaïne heeft aangetroffen in een lading bananen. Op 7 juni 2020 gaat de verdachte uit de groepschat want “het is klaar nu” en “is gepakt”. Twee dagen daarvoor was de verdachte ook aangesproken door [medeverdachte 1] over werk op [bedrijf 7] . [medeverdachte 1] zegt dat het bv-bv was en met T2 is ingevoerd, maar dat de bak rood is en dat het gaat om 800 stuks.

Daarnaast is in het dossier een Sky-chat, van 18 tot en met 26 februari 2020, tussen de verdachte en [medeverdachte 3] uitgewerkt. In dat gesprek zijn alleen de berichten van [medeverdachte 3] zichtbaar en hij spreekt in bedekte termen over de invoer van harddrugs. Hij informeert of de verdachte kan helpen met een pin release. Vervolgens wordt gesproken over “tassen wat je mij stuurde dus zwanger” en “daar kan ik wel wat aan hebben als zwanger maken is”. Een bekende methode om verdovende middelen via containers te vervoeren is door deze in tassen achter de deur van een container te zetten. Deze tassen moeten eruit worden gehaald voordat de container de bestemming bereikt heeft. Uit meerdere onderzoeken van de politie is gebleken dat als in dit verband wordt gesproken over ‘zwanger’ of ‘zwanger maken’, dan wordt daarmee bedoeld dat er verdovende middelen in een container aan boord van een schip geplaatst zijn of worden. [medeverdachte 3] laat met deze berichten dus aan de verdachte weten dat hij daar wel wat aan kan hebben en hij geeft aan dat ze kunnen praten. De verdachte heeft over deze chats geen verklaring afgelegd, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat in deze berichten daadwerkelijk over verdovende middelen in een container aan boord van een schip wordt gesproken.

In maart 2020 komen ook de termen strepen, scan en stempel in de chat voorbij en wordt besproken wat de prijs is. De rechtbank merkt dit aan als versluierd taalgebruik waarbij het gaat over douaniers en hun werkzaamheden, zo ziet ‘stempel’ op het merkteken dat aan een bepaalde partij verdovende middelen wordt gegeven en wordt de kiloprijs van een kilo cocaïne besproken.

De verdachte is door [medeverdachte 1] in een groepschat in contact gebracht met iemand uit Vlissingen die interesse heeft in de Douane. Uit die groepschat blijkt dat de verdachte en die andere persoon met de bijnaam [gebruikersnaam 5] op 11 mei 2020 afspreken in Baarle-Nassau. De verdachte zegt voorafgaand aan die afspraak in de groepschat dat hij zorgt dat streep ook online is om 15 uur.

In een Sky-chat tussen de verdachte en [medeverdachte 2] zijn alleen de berichten van laatstgenoemde zichtbaar. Op 11 mei 2020 schrijft zij in de ochtend dat ze thuis werkt en dat de verdachte haar kan appen. Rond 15:00 uur schrijft zij onder andere dat T1 een risico is en dat invoer slimmer is omdat zij dan alles kan regelen zonder risico. Daarbij geeft ze aan dat ze kan vrijgeven en dat het daarbij niet uitmaakt welke goederen het betreft. De instructies gaan verder als zij schrijft dat de verdachte eerst een proefzending moet sturen die zij dan vervolgens bekijkt, waarna ze verder kunnen. Vlissingen en Rotterdam vallen allebei onder haar. Een paar uur later schrijft [medeverdachte 2] aan de verdachte dat ze de fout om info te geven zonder een voorschot te hebben ontvangen niet meer maakt.

Conclusie

Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld over de door de verdachte gehanteerde werkwijze en handelingen, kan worden vastgesteld dat het opzet van de verdachte erop gericht was om handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet mogelijk te maken en dat hij aan die intentie uiting heeft gegeven door voorbereidingshandelingen (als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet) te verrichten.

Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.

5.2.2.3. Het onder 3 ten laste gelegde

Onder feit 3 wordt de verdachte verweten het medeplegen van het verwerven en voorhanden hebben van niet openbare gegevens.

Het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens

Gelet op het bovenstaande en de handelingen van de verdachte is vast komen te staan dat de verdachte samen met een ander ( [medeverdachte 1] ) vertrouwelijke informatie uit de douanesystemen heeft verkregen via medeverdachte [medeverdachte 2] . De verdachte was niet bevoegd daarvan kennis te nemen. Het onder 3 ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.

5.2.3.

Conclusie

Het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.

5.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met

1 november 2020 te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ambtenaar, te weten [medeverdachte 2] , in diens functie als ambtenaar op de fiscale afdeling bij het Douane Landelijk Technisch Centrum (DLTC) van de Douane Rotterdam een gift, een belofte en/of een dienst, te weten

een of meer geldbedragen heeft gedaan aangeboden, met het oogmerk om die [medeverdachte 2] te bewegen in haar bediening iets te doen of na te laten, en/of ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte 2] in haar huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,

te weten het verstrekken van

- interne, vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam)

- inzicht en informatie over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, één of meer bedrijven, waaronder te weten [bedrijf 1] ’, [bedrijf 8] ’, [bedrijf 2] ’, ‘ [bedrijf 3] , ‘ [bedrijf 4] ’, ‘ [bedrijf 5] ’ en ‘ [bedrijf 6] ’, en Risciodatabasesignalen aan hem, verdachte, al dan niet door tussenkomst van (onbekend gebleven) medeverdachte(n);

2
subsidiair

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met

1 november 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, immers heeft hij, verdachte

- een medeverdachte, te weten [medeverdachte 2] , een gift, een belofte en/of een dienst aangeboden met het oogmerk om die [medeverdachte 2] , in de functie van ambtenaar bij de Douane Rotterdam, ambtelijk corrupte handelingen te laten verrichten;

3.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2019 tot en met

1 november 2020 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, niet-openbare gegevens, te weten

- interne, vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam)

- inzicht en informatie over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, één of meer bedrijven, waaronder ‘ [bedrijf 1] ’, [bedrijf 8] ’, [bedrijf 2] ’, ‘ [bedrijf 3] , ‘ [bedrijf 4] ’, ‘ [bedrijf 5] ’ en ‘ [bedrijf 6] ’, en Risciodatabasesignalen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,

terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6
Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

medeplegen van aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten;

2. subsidiair

medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daartoe inlichtingen te verschaffen;

3.

medeplegen van het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7
Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Overwegingen

8
Motivering straf
8.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

8.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Ten eerste heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de omkoping van een douaneambtenaar. Tegen betaling van geldbedragen leverde deze douaneambtenaar informatie over bedrijven. Met deze omkoping heeft de verdachte de geregelde werking van een orgaan van het staatsgezag, de Douane Nederland, belemmerd. Dit is een ernstig feit.

Ten tweede is de verdachte betrokken geweest bij voorbereidingshandelingen gericht op de invoer en vervoer van cocaïne. De verdachte heeft aan zijn medeverdachte informatie over bedrijven gegeven om zo de invoer van cocaïne mogelijk te maken. Deze voorbereidingshandelingen zijn noodzakelijk om de daadwerkelijke invoer van cocaïne voor te bereiden en te realiseren. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in cocaïne. Het is algemeen bekend dat de invoer van cocaïne en de handel daarin een bijzonder ontwrichtende invloed hebben op de samenleving. Niet alleen gezondheid en welzijn worden door deze handel nadelig beïnvloed, ook de algemene veiligheid en het financiële stelsel.

Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verkrijgen en voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, te weten vertrouwelijke informatie uit systemen van de Douane Nederland.

8.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

8.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder, maar niet in de afgelopen vijf jaren, is veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Hiermee wordt niet in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.

8.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn medische situatie, ziet de rechtbank in hetgeen daaromtrent is aangevoerd onvoldoende aanleiding om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die groter is dan de duur die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De ernst van de feiten verzet zich daartegen.

Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 30 januari 2023, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van twee jaren en ruim zeven maanden verstreken.

Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. Deze overschrijding zal worden gecompenseerd door een strafkorting van tien procent toe te passen. In plaats van een gevangenisstraf van 40 maanden zal daarom een gevangenisstraf van 36 maanden aan de verdachte worden opgelegd.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9
Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 139g en 177 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10
Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

11
Beslissing

De rechtbank:

verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de zinsnede “onder meer” in het onder 1 en 3 ten laste gelegde;

verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,

en mrs. P.C. Tuinenburg en G.C. Bos, rechters,

in tegenwoordigheid van mrs. J.G. Polke en J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffiers,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De jongste rechter en de eerste griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ambtenaar, te weten [medeverdachte 2] , in diens functie als ambtenaar op de fiscale afdeling bij het Douane Landelijk Technisch Centrum (DLTC) van de Douane Rotterdam een gift, een belofte en/of een dienst, te weten

een of meer geldbedragen heeft aangeboden, met het oogmerk om die [medeverdachte 2] te bewegen in haar bediening iets te doen of na te laten, en/of ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte 2] in haar huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,

te weten het verstrekken van

- interne, vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam)

- inzicht en informatie over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers,

één of meer bedrijven, waaronder ‘ [bedrijf 1] ’, ‘ [bedrijf 8] ’, ‘ [bedrijf 2] ’, ‘ [bedrijf 3] , ‘ [bedrijf 4] ’, ‘ [bedrijf 5] ’ en ‘ [bedrijf 6] ’, en Risciodatabasesignalen aan hem, verdachte, al dan niet door tussenkomst van (onbekend

gebleven) medeverdachte(n);

2.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, binnen het grondgebied van Nederland hebben gebracht een of meerdere hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, immers heeft hij, verdachte

- een medeverdachte, te weten [medeverdachte 2] , een gift, een belofte en/of een dienst aangeboden met het oogmerk om die [medeverdachte 2] , in de functie van ambtenaar bij de Douane Rotterdam, ambtelijk corrupte handelingen te laten verrichten;

3.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2018 tot en met 6 december 2022 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, niet-openbare gegevens, te weten

- interne, vertrouwelijke informatie uit de systemen van de Douane (Rotterdam)

- inzicht en informatie over, onder meer, de werkwijze van de Douane (Rotterdam) met betrekking tot de controle van één of meer containers, één of meer bedrijven, waaronder ‘ [bedrijf 1] ’, ‘ [bedrijf 8] ’, ‘ [bedrijf 2] ’, ‘ [bedrijf 3] , ‘ [bedrijf 4] ’, ‘ [bedrijf 5] ’ en ‘ [bedrijf 6] ’, en Risciodatabasesignalen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,

terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.