Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:12316

Op 9 October 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10.187818.25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:12316. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10.187818.25
Datum uitspraak:
9 October 2025
Datum publicatie:
21 October 2025

Indicatie

Veroordeling in verband met mishandeling, opzettelijke vrijheidsberoving en bedreiging van een 15-jarige jongen. Verklaring aangever grotendeels ondersteund door verklaring verdachte. Zorgwekkend vorm van eigenrichting. Gevangenisstraf 14 maanden met aftrek waarvan 10 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar en maximale taakstraf 240 uur. Zie ook ECLI:NL:RBROT:2025:12317 (Herstelvonnis)

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10.187818.25

Datum uitspraak: 9 oktober 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1993,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres 1] [postcode] [woonplaats] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] ,

raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1
Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2025.

2
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.

De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3
Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Rook heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht en ambulante behandeling, dadelijk uitvoerbaar;

oplegging van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , voor de duur van vijf jaar, dadelijk uitvoerbaar.

4
Waardering van het bewijs
4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De verdachte moet bij feiten 1 en 2 worden vrijgesproken van een aantal geweldshandelingen en feitelijkheden, zoals het slaan tegen het hoofd en de buik, het tonen van een mes en het (verbaal) dreigen met een pistool. Ook van de bedreiging zoals ten laste gelegd als feit 3, moet de verdachte worden vrijgesproken. Volgens de verdediging ontbreekt hiervoor wettig en overtuigend bewijs.

4.1.2.

Beoordeling

De rechtbank neemt de verklaring van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) van 17 juni 2025 als uitgangspunt voor de bewezenverklaring. De rechtbank ziet geen reden om aan de totstandkoming en inhoud van die verklaring te twijfelen.

Die verklaring wordt grotendeels bevestigd door de verdachte zelf, die op verschillende momenten (deels) bekennende verklaringen heeft afgelegd. Samengevat heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] met een honkbalknuppel tegen zijn rug en been heeft geslagen, dat hij [slachtoffer] bij zijn kleding heeft gepakt en heeft meegenomen naar een auto, dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd “Ga in de auto, ga niet rennen, want dan pak ik je” en dat hij [slachtoffer] in de auto een klap in zijn gezicht heeft gegeven. De verdachte heeft ook verklaard dat hij daarna samen met zijn zoon en een vriend met [slachtoffer] een huis is binnengegaan, waar de verdachte in de telefoon van [slachtoffer] heeft gekeken en waar [slachtoffer] een aantal vrienden heeft gebeld, die niets wisten van de fatbike van de zoon van verdachte. Vervolgens heeft de verdachte tegen [slachtoffer] gezegd dat hij hem niet meer ging aanraken, heeft hij zijn telefoonnummer gegeven en gezegd dat [slachtoffer] hem moest bellen als hij iets hoorde van de fatbike. Tot slot heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] daarna heeft ‘losgelaten’.

Daarmee wordt de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate ondersteund door de verklaring van de verdachte. Dat voor [slachtoffer] verklaring niet op alle punten steun aanwezig is, leidt niet tot een andere conclusie. Dat is namelijk niet nodig om tot een bewezenverklaring te komen.

Ook voor feit 3, de bedreiging, gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer] . De verdachte heeft bevestigd met [slachtoffer] in de woning te zijn geweest en ook volgt uit zijn verklaring dat hij een en ander tegen [slachtoffer] heeft gezegd. Daar komt bij dat de verklaring van [slachtoffer] over wat direct voorafging aan de bedreiging (dat zijn vrienden telefonisch zeiden niets van de fatbike te weten en dat de verdachte daarna zei “ik ga je nu niet meer slaan”) en wat daar direct op volgde (dat de verdachte zijn telefoonnummer gaf en hem de woning liet verlaten) overeenkomt met de verklaring van de verdachte. De rechtbank vindt daarom dat de verklaring van [slachtoffer] als geheel voldoende wordt ondersteund en zal ook feit 3 bewezen verklaren.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1

hij op of omstreeks 17 juni 2025 te Schiedam [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer]

-(meermalen) met een honkbalknuppel, althans een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen de rug en/of de benen te slaan, en/of

- meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of hoofd te slaan, en/of

- meermalen tegen/in de buik, althans tegen het lichaam te slaan en/of stompen;

2

hij op of omstreeks 17 juni 2025 te Schiedam, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,

door

- die [slachtoffer] vast te pakken waarbij hij (verdachte) tevens een honkbalknuppel vast had en/of

- die [slachtoffer] te zeggen met hem (verdachte) mee te lopen, in een auto te stappen en niet te gaan rennen want dan zou hij (verdachte) die [slachtoffer] pakken en/of

- die [slachtoffer] in een (personen)auto te duwen en/of te dwingen en/of te bewegen om bij verdachte en/of zijn mededader(s) in een (personen)auto te stappen en/of

- met die [slachtoffer] gedurende ongeveer een half uur in die auto te zitten en/of rond te rijden

- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) in het gezicht te slaan, en/of

- die [slachtoffer] meermalen in de buik(streek) te stompen en/of

- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of voor te houden en/of

- die [slachtoffer] de dreigende woorden toe te voegen: “Ik heb een pistool, ik heb erger als je niet meewerkt.”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of

- met die [slachtoffer] naar een woning te lopen waarbij hij (verdachte) een honkbalknuppel vast had en/of

- die [slachtoffer] op gebiedende wijze te zeggen dat hij een woning moest betreden en die [slachtoffer] in de richting van die woning te duwen

en/of

- die [slachtoffer] de mogelijkheid de woning te verlaten, te ontnemen door het (laten) blokkeren van de deur van die woning,

3

hij op of omstreeks 17 juni 2025 te Schiedam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “je mag hier met niemand over praten anders maak ik jou en je familie dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5
Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

Feit 1

mishandeling;

Feit 2

opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;

Feit 3

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De feiten zijn dus strafbaar.

6
Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

Overwegingen

7
Motivering straf en maatregel

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting.

7.1.

De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, vrijheidsberoving en bedreiging van een 15-jarige jongen. Dat zijn ernstige feiten. Terwijl [slachtoffer] nietsvermoedend op straat liep is hij van achteren met een honkbalknuppel aangevallen door de verdachte. Zelfs toen [slachtoffer] op de grond was gevallen, heeft de verdachte hem nog geslagen. Vervolgens heeft hij [slachtoffer] tegen zijn wil een auto in gedwongen, waar het geweld is doorgegaan. Daarna heeft hij [slachtoffer] meegenomen een woning in, waar [slachtoffer] pas weer uit mocht op het moment dat de verdachte dat zei. Daarbij heeft de verdachte gedreigd [slachtoffer] of zijn familie te doden als [slachtoffer] hier met iemand over zou praten.

Door zijn handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de bewegingsvrijheid van [slachtoffer] en een angstige situatie voor hem veroorzaakt. Feiten als deze versterken daarnaast ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. Temeer omdat het geweld deels plaatsvond op de openbare weg, waardoor meerdere omstanders hier getuige van zijn geweest.

De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd omdat de fatbike van zijn zoon was gestolen en hij vermoedde dat [slachtoffer] daar iets mee te maken had. Hoewel het begrijpelijk is dat de verdachte boos was, kan zijn reactie niet door de beugel. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen emoties, zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor het minderjarige slachtoffer en zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat [slachtoffer] niets met de diefstal te maken had. Deze zorgwekkende vorm van eigenrichting is onacceptabel en moet worden gestraft.

7.2.

De persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 februari 2025.

Rapportage

Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 september 2025. Hieruit volgt dat de verdachte woont bij zijn gezin maar daar niet ingeschreven staat, een vaste baan heeft als pijpfitter in de haven en geen financiële, psychische of lichamelijke problemen ervaart. Wel zouden er schulden zijn. De verdachte is niet eerder voor een geweldsdelict veroordeeld. In onderhavige zaak heeft hij geweld instrumenteel ingezet om zijn doel te bereiken. De verdachte toont echter zelfinzicht en erkent impulsief en agressief gehandeld te hebben. De reclassering schat het risico op recidive in als laag gemiddeld.

De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod. De verdachte stelt zich begeleidbaar en behandelbaar op en is bereid zich te houden aan de voorgestelde voorwaarden. Hij wil graag verhuizen en is bereid om een behandeling te volgen inzake agressieregulatie.

7.3.

De conclusie van de rechtbank

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf, ter vergelding van het door de verdachte veroorzaakte leed en als signaal naar de maatschappij dat deze vorm van eigenrichting niet wordt getolereerd. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

De rechtbank heeft erop gelet dat het voorval geen blijvend lichamelijk letsel heeft veroorzaakt, maar dat uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] wel blijkt dat hij, ruim drie maanden na de feiten, nog last heeft van gevoelens van angst en onveiligheid.

Verder houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met het feit dat de verdachte zelfinzicht heeft getoond en spijt heeft betuigd. Uit zijn verklaring ter zitting is gebleken dat de tijd die hij in voorlopige hechtenis al heeft doorgebracht een behoorlijke impact op hem heeft. Vanuit het oogpunt van speciale preventie ziet de rechtbank daarom geen meerwaarde in een veel langer verblijf in detentie.

Alles afwegend zal de rechtbank aansluiten bij de gevangenisstraf die de officier van justitie heeft geëist, maar een groter deel daarvan voorwaardelijk opleggen. In aanvulling daarop legt de rechtbank een taakstraf van 240 uur op om recht te doen aan de ernst van de feiten.

Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, verbindt de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Het voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de 38v-maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangever [slachtoffer] .

De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden, het toezicht en de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De rechtbank is echter van oordeel dat niet voldaan is aan de daarvoor in artikel 14e Sr gestelde voorwaarden. De reclassering heeft gerapporteerd dat het recidiverisico laag gemiddeld wordt geschat. Weliswaar bestaat dus een recidiverisico, maar dat risico is niet zó dringend aanwezig dat dadelijke uitvoerbaarheid is vereist.

8
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.547,- aan materiële schade (bestaande uit € 372,- voor een beschadigde bril, € 1.096,- voor een beschadigde telefoon en € 79,- aan eigen bijdrage ziektekosten en medische inlichtingen) en daarnaast een vergoeding van € 3.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.

8.2.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft de hoogte van de materiële schade gemotiveerd betwist en betoogd de hoogte van de vordering van de benadeelde partij te matigen.

8.3.

Beoordeling

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schade van € 1.547,- is genoegzaam onderbouwd en zal, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen. De immateriële schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. Daarbij is rekening gehouden met toewijzing van schadevergoeding in soortgelijke gevallen. De benadeelde partij zal voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 juni 2025.

Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.4.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.047,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9
Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 282, 285 en 300 Sr.

10
Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11
Beslissing

De rechtbank:

1. verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

2. verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

3. stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

4. verklaart de verdachte strafbaar;

5. veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien (14) maanden;

5.1.

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot tien (10) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

5.2.

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

5.3.

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

5.4.

stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;

5.5.

stelt als bijzondere voorwaarden:

5.5.1.

de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils op het adres Triathlonstraat 3, 3078 HX Rotterdam (010-2381900). Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang die reclasseringsinstelling dat nodig vindt;

de veroordeelde laat zich behandelen inzake agressieregulatie door De Waag forensische GGZ of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

5.6.

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:

5.6.1.

de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

5.6.2.

de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;

5.7.

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

5.8.

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

6. veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

6.1.

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;

7. legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf (5) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen

7.1.

zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] 2009, wonende aan de [adres 2] te Schiedam, gedurende 5 jaren na het onherroepelijk worden van dit vonnis;

7.2.

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;

7.3.

bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week;

7.4.

toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 maanden bedragen;

8. veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 4.047,- (zegge: vierduizend en zevenenveertig euro), bestaande uit € 1.547,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juni 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;

8.1.

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

8.2.

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

8.3.

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen € 4.047,- (hoofdsom, zegge: vierduizend en zevenenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.047,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 50 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

8.4.

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,

en mrs. G.P. van de Beek en L.F.M. Venderbos, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 oktober 2025.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1

hij op of omstreeks 17 juni 2025 te Schiedam [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer]

-(meermalen) met een honkbalknuppel, althans een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen de rug en/of de benen te slaan, en/of

- meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht en/of hoofd te slaan, en/of

- meermalen tegen/in de buik, althans tegen het lichaam te slaan en/of stompen;

2

hij op of omstreeks 17 juni 2025 te Schiedam, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,

door

- die [slachtoffer] vast te pakken waarbij hij (verdachte) tevens een honkbalknuppel vast had en/of

- die [slachtoffer] te zeggen met hem (verdachte) mee te lopen, in een auto te stappen en niet te gaan rennen want dan zou hij (verdachte) die [slachtoffer] pakken en/of

- die [slachtoffer] in een (personen)auto te duwen en/of te dwingen en/of te bewegen om bij verdachte en/of zijn mededader(s) in een (personen)auto te stappen en/of

- met die [slachtoffer] gedurende ongeveer een half uur in die auto te zitten en/of rond te rijden

- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) in het gezicht te slaan, en/of

- die [slachtoffer] meermalen in de buik(streek) te stompen en/of

- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of voor te houden en/of

- die [slachtoffer] de dreigende woorden toe te voegen: “Ik heb een pistool, ik heb erger als je niet meewerkt.”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of

- met die [slachtoffer] naar een woning te lopen waarbij hij (verdachte) een honkbalknuppel vast had en/of

- die [slachtoffer] op gebiedende wijze te zeggen dat hij een woning moest betreden en die Saleb in de richting van die woning te duwen

en/of

- die [slachtoffer] de mogelijkheid de woning te verlaten, te ontnemen door het (laten) blokkeren van de deur van die woning,

3

hij op of omstreeks 17 juni 2025 te Schiedam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “je mag hier met niemand over praten anders maak ik jou en je familie dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.