4
Waardering van het bewijs
4.1.
Inleiding
De verdachte (hierna ook genoemd: [verdachte] ) en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zijn beiden als vennoten/bestuurders verbonden geweest aan [naam taalschool] , een school die verschillende inburgeringscursussen aanbood. In 2019 is de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: ISZW) het strafrechtelijk onderzoek Council Bluffs gestart. Aan het dossier ligt de verdenking ten grondslag dat de verdachten namens [naam taalschool] facturen hebben ingediend bij DUO voor lessen aan inburgeraars die in werkelijkheid niet zijn gegeven. Daartoe zouden de verdachten structureel valse gegevens, documenten en 64-uursverklaringen hebben opgemaakt en vervolgens hebben ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) en Blik op Werk (hierna: BOW). In de tenlastelegging is dit vertaald naar de strafbare feiten deelneming criminele organisatie (feit 1), feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift (feit 2), misbruik van overheidsgelden (feit 3), feitelijk leidinggeven aan misbruik van overheidsgelden (feit 4) en beïnvloeding van een getuige (feit 5).
De verdenkingen tegen [verdachte] en [medeverdachte] zijn in belangrijke mate gebaseerd op de door het Openbaar Ministerie ingenomen stelling dat e-learning in de vorm van het bekijken van vooraf opgenomen video’s op basis van de regelgeving nooit was toegestaan, dat [naam taalschool] dit wist of in ieder geval kon weten en dat [naam taalschool] desondanks voor deze uren facturen heeft ingediend bij DUO en daar een vergoeding voor heeft ontvangen van DUO. Dit uit zich met name in de ten laste gelegde oplichting als onderdeel van het strafbare feit criminele organisatie maar komt ook in meer of mindere mate terug in de andere ten laste gelegde feiten.
4.2.
Leeswijzer
In dit vonnis zal de rechtbank allereerst onder paragraaf 4.3 beoordelen of de hiervoor weergegeven stelling van het Openbaar Ministerie, waartegen gemotiveerd verweer is gevoerd door de verdediging, standhoudt.
Na deze bespreking wordt in paragraaf 4.4 ingegaan op het door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot het gebruik van de getuigenverklaringen. Daarna worden de feiten in de tenlastelegging afzonderlijk besproken. Nu de overwegingen ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5 betekenis hebben voor de onderdelen van feit 1, worden die feiten eerst behandeld in de paragrafen 4.5, 4.6 en 4.7. In paragraaf 4.8 wordt ten slotte feit 1 besproken.
4.3.
Inburgeringslessen en e-learning
De inburgeringsplicht is vastgelegd in de Wet van 30 november 2006, houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving. De wet van 2006 is nadien gewijzigd in de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet Inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige. Daarna is de wet nog meerdere malen gewijzigd, maar onderstaande uitgangspunten bleven dezelfde.
Uit de verschillende wetten inzake inburgering (hierna gemakshalve aangeduid als: Wet Inburgering) volgt - kort samengevat - dat mensen van buiten de EU die in Nederland komen wonen verplicht moeten inburgeren. De inburgeringstermijn is drie jaar. Om in te burgeren kan gekozen worden tussen verschillende inburgeringscursussen.
DUO voert diverse taken uit met betrekking tot de inburgering in Nederland, zoals het uitreiken van het inburgeringsdiploma, het afnemen van het inburgeringsexamen en het verstrekken van leningen als bedoeld in de Wet Inburgering. Naast DUO verricht ook BOW inburgeringstaken. BOW verleent kwaliteitskeurmerken aan organisaties die met hun dienstverlening bewijzen kwaliteit te leveren en duurzame arbeidsparticipatie en inburgering te bevorderen. Alleen voor inburgeringscursussen bij scholen met een BOW-keurmerk kan geld worden geleend bij DUO. De maximale hoogte van de lening is € 10.000,-. De lening wordt niet verstrekt aan de inburgeraar persoonlijk. DUO betaalt uit aan de taalschool op basis van gegevens die de taalschool aanlevert. (Voetnoot 1)
4.3.1.
[naam taalschool]
De eenmanszaak [naam taalschool] is opgericht door [medeverdachte] op 19 april 2018. (Voetnoot 2) Met ingang van 20 augustus 2018 zijn de werkzaamheden voortgezet door [naam taalschool] vof, waarvan [verdachte] en [medeverdachte] vennoten waren. (Voetnoot 3) De vof is met ingang van 31 maart 2020 voortgezet door [naam taalschool] BV, waarvan [verdachte] en [medeverdachte] middels hun persoonlijke vennootschap aandeelhouder en bestuurder waren. (Voetnoot 4) Hierna zal gemakshalve voor alle rechtsvormen worden gesproken over [naam taalschool] . [naam taalschool] heeft op 23 april 2018 een overeenkomst gesloten met BOW op basis waarvan op 2 juli 2018 het aspirant-BOW-keurmerk is toegekend, met als start van de meetperiode 1 april 2018. (Voetnoot 5) was vanaf 2 juli 2018 bevoegd om inburgeringscursussen te geven.
4.3.2.
Inburgeringscursussen (ONA en B1/B2-cursussen)
[naam taalschool] bood verschillende inburgeringscursussen aan. Het onderzoek van het Openbaar Ministerie heeft zich met name gericht op de door [naam taalschool] aangeboden ONA (Oriëntatie Nederlandse Arbeidsmarkt)-cursus en de inburgeringscursus Nederlands als tweede taal (op B1 en B2-niveau, hierna te noemen: cursussen B1 en B2).
ONA heeft als doel de inburgeraar in een vroegtijdig stadium te laten kennismaken met de Nederlandse arbeidsmarkt en de inburgeraar stappen te laten zetten voor het vinden van een duurzame plek op de arbeidsmarkt. Het ONA-examen bestond in de onderzoeksperiode uit het maken van een portfolio en het volgen van een ONA-cursus óf een eindgesprek. Bij de keuze voor de ONA-cursus diende de inburgeraar aan te tonen dat hij/zij tenminste 64 uur ONA-lessen had gevolgd bij een cursusinstelling met een BOW-keurmerk.
Een groot gedeelte van deze door [naam taalschool] aangeboden lessen bestond uit video’s die de cursisten vanuit huis op een computer konden bekijken nadat zij waren ingelogd met een unieke inlogcode. Het aantal deelgenomen lesuren werd bijgehouden middels digitale aanwezigheidsregistratie.
4.3.3.
Toepasselijk juridisch kader in de ten laste gelegde periode
Zowel DUO als BOW hebben handleidingen opgesteld die van toepassing waren in de ten laste gelegde periode. De handleidingen van BOW bevatten met name regels omtrent de eisen waaraan een taalschool moet voldoen om een (aspirant-)keurmerk te krijgen. In de handleidingen van DUO is hoofdzakelijk beschreven op welke wijze een taalschool cursus-, examen- en factuurgegevens dient aan te leveren bij DUO.
Handleidingen BOW
Hierboven is al beschreven dat [naam taalschool] vanaf het verlenen van het keurmerk op 2 juli 2018 een aspirant-keurmerkhouder was. Op 22 oktober 2019 is het keurmerk ingetrokken. (Voetnoot 6) Naar de rechtbank afleidt uit het dossier waren in de periode van 2 juli 2018 tot 22 oktober 2019 de handleidingen BOW uit 2018 (versies 2 (Voetnoot 7) en 3 (Voetnoot 8)) en 2019 van toepassing.
In die handleidingen zijn geen vereisten opgenomen over de wijze van invulling van de lesuren, en is er (dus) ook niets opgenomen over e-learning. Vanaf 1 april 2019 is een nieuwe meetperiode ingegaan, waarvoor de handleiding BOW uit 2019 geldt. (Voetnoot 9) In die handleiding wordt een definitie van e-learning gegeven, namelijk:
E-learning
Voor het lesgeven middels e-learning gelden specifieke eisen. Onder e-learning wordt verstaan: een aanbod van een taalaanbieder waarbij cursisten uitsluitend en/of aanvullend via digitale media les krijgen (zoals via skype, via online leeromgeving, via mail, etc.). Aanvullend online oefenmateriaal dat wordt gebruikt naast lessen in een fysieke lesruimte valt niet onder de noemer e-learning. De digitale componenten van leergangen of verwijzingen naar websites met oefenmateriaal vallen dus niet onder e-learning (…). (Voetnoot 10)
De vraag of het bekijken van vooraf opgenomen video’s op basis van deze definitie kan worden aangemerkt als e-learning, is hiermee nog niet expliciet beantwoord maar vermoedelijk is bedoeld dat het bekijken van videolessen niet onder e-learning valt.
Voorts staat in deze handleiding opgenomen:
Uren die middels e-learning aangeboden worden tellen niet mee voor ontheffing van de inburgeringsplicht en verlenging van de inburgeringstermijn of de 64 uurs verklaring ONA.
(Voetnoot 11)
Handleidingen DUO
In de handleiding van DUO van juli 2018 (Voetnoot 12) is geen definitie van e-learning opgenomen maar bij de informatie die wordt verstrekt over de gegevens die per cursist moeten worden aangeleverd en de gegevens die optioneel aangeleverd mogen worden, wordt wel het volgende vermeld ten aanzien van deelgenomen uren: ‘Alleen uren deelgenomen aan klassikaal onderwijs en controleerbare uren E-learning.’ (Voetnoot 13) Hieruit leidt de rechtbank af dat als cursusuren dus ook uren e-learning meetellen, mits controleerbaar. Wat als (controleerbare) uren e-learning wordt aangemerkt, wordt niet aangegeven in de handleiding. Hierin komt geen verandering met de inwerkingtreding per 1 januari 2019 van de handleiding van DUO van december 2018. (Voetnoot 14)
Voor het eerst in de handleiding van DUO van 15 maart 2019 (Voetnoot 15), ingaande 1 april 2019, worden de volgende definities opgenomen:
1.2.12
Deelgenomen uren
Dit zijn de daadwerkelijk, aantoonbaar middels presentielijsten, deelgenomen lesuren, waarbij de uren die buiten de taalschool zijn gevolgd niet meetellen.
Dus E-learning uren die op de instelling zijn gevolgd tellen wel mee. E-learning uren die thuis zijn gevolgd tellen niet mee.
1.2.13
Deelgenomen uren ONA
Dit zijn de daadwerkelijk, aantoonbaar middels presentielijsten, deelgenomen lesuren die zijn besteed aan het examen ONA. Omdat een kandidaat kan slagen voor het examen ONA op grond van het aantal deelgenomen uren moeten deze ONA-uren apart worden doorgegeven. Deze uren maken onderdeel uit van het totaal aantal deelgenomen uren. U geeft door: Deelgenomen uren.. waarvan Deelgenomen uren ONA.. Dus wanneer een inburgeringscursus alleen uit ONA bestaat dan zijn de deelgenomen uren gelijk aan de deelgenomen uren ONA.
Aanleveren deelgenomen uren ONA
Deelgenomen uren ONA kunnen per 1 april 2019 alleen digitaal, door de cursusinstelling doorgegeven worden. Formulieren ‘Verklaring deelname cursus ONA’ worden dan niet meer verwerkt.
Tevens is in de handleiding een overgangsregeling opgenomen die als volgt luidt:
Overgangsregeling tot 1 juni
Tot 1 juni 2019 geldt voor contracten die zijn aangegaan vóór 2019, dat alle deelgenomen uren meetellen voor vrijstelling van het eindgesprek ONA of ontheffing voor het inburgeringsexamen.
Na 1 juni tellen ook voor deze inschrijvingen alleen nog de uren e-learning mee die aantoonbaar op de instelling zijn gevolgd.
In de handleiding van DUO van 19 april 2019 (Voetnoot 16) is een vergelijkbare regeling opgenomen.
Deze laatstgenoemde handleidingen van DUO geven geen definitie van wat onder e-learning wordt verstaan. Niet helder is dus of het bekijken van vooraf opgenomen video’s op de instelling volgens DUO kan worden aangemerkt als e-learning.
In de handleidingen van maart en april 2019 is opnieuw geen verplichting opgenomen om het aantal deelgenomen uren aan een cursus bij DUO op te geven.
Uit de combinatie van de regelgeving die volgt uit de handleidingen van DUO en BOW kan worden afgeleid dat pas vanaf 1 april 2019 duidelijk is dat als deelgenomen (ONA-)uren voor de facturering alleen meetellen uren e-learning die op de instelling zijn gevolgd. De cursusuren die bestaan uit het bekijken van video’s vanuit huis (of dit nu wel of niet als e-learning wordt aangemerkt) tellen vanaf dat moment dus sowieso niet meer als deelgenomen (ONA-)uren. Op grond van de overgangsregeling moet het er naar het oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat deze uren nog wel als deelgenomen uren meetellen als zij zijn gevolgd op basis van een contract dat tussen [naam taalschool] en de inburgeraar is gesloten vóór 2019.
Verslag controles
Uit de verslaglegging naar aanleiding van diverse controles die plaatsvonden in de periode dat [naam taalschool] een aspirant-keurmerk had, valt evenmin op te maken dat het evident was dat volgens (de regelgeving van) DUO en BOW het bekijken van video’s niet meetelde voor de vereiste cursusuren.
Op 8 juli 2019 is een conceptrapport opgemaakt door Normec/VRO (hierna: Normec) (Voetnoot 17) ten behoeve van het Financieel Toezicht voor BOW. Blijkens het rapport is getoetst aan de hand van de Handleiding Blik op Werk Keurmerk versie 2018.3. In dit concept-rapport is ten aanzien van de cursusuren het volgende opgenomen:
Onderneming geeft les via een digitaal platform (Vitero). Daarnaast kijken cursisten video’s en maken ze hun opdrachten en huiswerk via de website ( [naam website] ). Zodoende maakt onderneming tevens gebruik van een digitale aanwezigheidsregistratie. Cursisten beschikken over een unieke inlogcode. Wanneer cursisten inloggen op de website of op Vitero wordt hun aanwezigheid direct geregistreerd.
De gevolgde lesuren in Vitero van de cursisten uit de steekproef waren niet meer beschikbaar. Onderneming sluit na afloop van het cursuscontract de accounts van cursisten omdat onderneming per klik in Vitero betaalt.
Zodoende konden alleen de lesuren op de website worden gecontroleerd. (…)
Omdat de aanwezigheid dan wel gevolgde lesuren van de cursisten uit de streekproef niet vastgesteld kunnen worden, is sprake van een afwijking. (Voetnoot 18)
De rechtbank leidt hieruit het volgende af. Normec wist dat [naam taalschool] onder meer cursusuren aanbood bestaande uit video’s en dat deze meetelden voor het aantal geregistreerde uren maar dít is niet de reden geweest voor Normec om te concluderen tot een afwijking en uiteindelijk een negatief resultaat. De reden hiervoor was, naast andere geconstateerde afwijkingen, dat controle van de gevolgde lesuren in Vitero (dat niets met de videolessen te maken heeft) niet meer mogelijk was.
Conclusies uit het voorgaande
Uit het voorgaande volgt dat het noch uit de geldende regelgeving noch uit andere feiten en omstandigheden voor [naam taalschool] tot 1 april 2019 duidelijk kon zijn dat e-learning in de vorm van het thuis bekijken van vooraf opgenomen video’s niet was toegestaan. Dit wordt niet anders door de e-mailwisseling tussen [naam taalschool] en BOW in het voorjaar van 2018 (DOC-002-69) waarnaar de officier van justitie in haar requisitoir verwijst. Daarin staat namelijk niets over e-learning. De officier van justitie verwijst ook naar verklaringen van getuigen (voornamelijk van BOW- en DUO-medewerkers en docenten) waarin wordt verklaard dat videolessen niet als lessen kunnen worden aangemerkt dan wel niet gefactureerd kunnen worden. Hoewel dit inderdaad uit een aantal verklaringen volgt, wordt niet duidelijk waar de getuigen dit op baseren en over welke periode ze het precies hebben. Juist nu deze conclusie niet duidelijk uit de regelgeving volgt en de regelgeving niet gedurende de hele periode gelijkluidend was, had het voor de hand gelegen om hier bij de getuigen op door te vragen. Dit is niet gebeurd. Een en ander maakt dat niet op basis van (enkel) deze verklaringen de conclusie kan worden getrokken dat het bekijken van vooraf opgenomen video’s niet mee kan tellen voor de vereiste cursusuren.
In aanvulling op het bovenstaande overweegt de rechtbank nog als volgt. De officier van justitie heeft in haar requisitoir op pagina 3 aangegeven dat er geen gegevens beschikbaar zijn over de data waarop de contracten zijn afgesloten. Dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of de in de periode van 1 januari tot 1 juni 2019 door [naam taalschool] opgegeven cursusuren zijn gegeven op basis van een contract dat is afgesloten voor of na 1 januari 2019. Omdat deze omstandigheid niet in het nadeel van de verdachten mag werken, zal er dan ook vanuit moeten worden gegaan dat voor deze periode als cursusuren meetellen alle uren die op grond van de regelgeving van voor 1 januari 2019 als cursusuren telden. Dit zijn dus ook de uren e-learning in de vorm van het thuis bekijken van vooraf opgenomen video’s.
De rechtbank wijst erop dat [naam taalschool] bij DUO geen opgave hoefde te doen van de deelgenomen (ONA-)cursusuren maar enkel van de uren zoals die volgden uit het door [naam taalschool] en de cursist gesloten contract.
4.3.4.
Conclusie periode van 2 juli 2018 tot 1 juni 2019
De conclusie luidt dat niet vastgesteld kan worden dat:
in de periode van 2 juli 2018 tot 1 juni 2019, zoals de officier van justitie stelt, e-learning in de vorm van het bekijken van vooraf opgenomen video’s op basis van de regelgeving niet was toegestaan, en
[naam taalschool] dit wist of in ieder geval kon weten en
[naam taalschool] desondanks voor deze uren facturen heeft ingediend bij DUO en daar ten onrechte een vergoeding voor heeft ontvangen van DUO.
4.3.5.
Conclusie periode na 1 juni 2019
Uit het voorgaande volgt dat na 1 juni 2019 cursusuren waarbij de lessen uitsluitend bestonden uit het kijken van vooraf opgenomen video’s vanuit huis in ieder geval niet meer voor vergoeding door DUO in aanmerking kwamen. De vraag kan worden gesteld hoe dit moet worden beoordeeld voor het kijken van video’s op locatie. Gelet op de definitie van e-learning zoals opgenomen in de handleiding van BOW uit 2019 en hiervoor geciteerd, had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [verdachte] en [medeverdachte] gelegen om hierover navraag te doen bij BOW. Dat geldt te meer nu uit de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] ter zitting is gebleken dat zij zich ervan bewust waren dat de regelgeving rondom het meetellen van online lessen als cursusuren in 2019 veranderde. Als zij navraag hadden gedaan, hadden zij, naar mag worden aangenomen op basis van dit dossier, te horen gekregen dat een degelijke lesmethode niet (meer) als e-learning werd aangemerkt.
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat [verdachte] en [medeverdachte] ook na 1 juni 2019 wel cursusuren zijn blijven aanbieden die bestonden uit het thuis volgen van vooraf opgenomen video’s. Dit kan voor de periode van 1 juni 2019 tot 22 oktober 2019 onder meer worden opgemaakt uit de verhoren van enkele inburgeraars over die periode. (Voetnoot 19) In dit verband wordt in ieder geval verwezen naar het verhoor van [persoon A 1] , [persoon B 1] en [persoon C 1] . In diezelfde periode, zo volgt uit het dossier en de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] ter zitting, heeft [naam taalschool] geprobeerd, middels het huren van locaties en het registeren van de aanwezigheid van cursisten op de locaties, om te voldoen aan in ieder geval het vereiste dat online lessen op een instelling worden gevolgd. Hierin zijn zij echter maar beperkt geslaagd. Dit is door de verdachte ter zitting ook erkend. (Voetnoot 20) Op basis van het voorgaande is vast komen te staan dat [naam taalschool] vanaf 1 juni 2019 in zoverre in strijd handelde met de door BOW en DUO gestelde vereisten.
De vraag of de verdachten zich in deze periode hebben schuldig gemaakt aan oplichting zal in paragraaf 4.8 worden besproken bij de verdenking van deelname aan een criminele organisatie.
Ook in deze periode hoefde [naam taalschool] geen opgave te doen van de deelgenomen (ONA-) cursusuren, maar enkel van de contracturen.
[naam taalschool] handelde dus vanaf 1 juni 2019 voor wat betreft de cursusuren die bestonden uit videolessen (die thuis kon worden bekeken) in strijd met de door BOW en DUO gestelde vereisten.
Bij de bespreking van de navolgende feiten is het hiervoor onder 4.3 overwogene uitgangspunt.
4.4.
Getuigenverklaringen
4.4.1.
Standpunt verdediging
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dat ertoe moet leiden dat de getuigenverklaringen van, naar de rechtbank begrijpt, met name de cursisten, moeten worden uitgesloten van het bewijs. De ISZW is bij de bevraging van de getuigen uitgegaan van een onjuiste interpretatie van de onderzoeksgegevens. De ISZW ging er ten onrechte van uit dat de kolom ‘uren’ van het onder feit 2 vijfde gedachtestreepje in de tenlastelegging genoemde template de daadwerkelijk deelgenomen uren betrof, dat uren aan e-learning en het invullen van de portfolio niet meetelden voor de 64-uursverklaring en dat [naam taalschool] de urenregistratie niet of onvoldoende bijhield. De getuigen zijn daarom geconfronteerd met onjuiste informatie op basis waarvan zij kennelijk ook een onjuiste verklaring aflegden. Het recht op een eerlijk proces is daarmee in het gedrang gekomen.
4.4.2.
Beoordeling
In het onderzoek is een groot aantal cursisten gehoord door de ISZW. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de getuigen systematisch misleidend zijn verhoord. Hoewel uit de verklaringen kan worden opgemaakt dat er cursisten zijn die zijn geconfronteerd met hun contracturen alsof het de door hen deelgenomen cursusuren zijn, maakt dit niet automatisch dat de getuigen daardoor een onjuiste verklaring hebben afgelegd over het aantal lesuren dat ze hebben gevolgd. Veel getuigen verklaren immers dat ze beperkt tot geen lessen hebben gevolgd bij [naam taalschool] . (Voetnoot 21) De rechtbank ziet in het door de verdediging gevoerde verweer geen aanleiding om de getuigenverklaringen niet voor het bewijs te gebruiken. De rechtbank zal de getuigenverklaringen echter wel bezien in samenhang met de onder paragraaf 4.3. geschetste regelgeving en richtlijnen en houdt daarbij rekening met het feit dat - ondanks dat de selectie van de groep getuigen volgens de onderzoeksverbalen over drie periodes is verdeeld - uit de vraagstelling en beantwoording bij de verhoren niet duidelijk volgt over welke periode de getuigen zijn bevraagd.
4.4.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.5.
Bewijswaardering - feit 2
4.5.1.
Standpunt verdediging
[verdachte] moet worden vrijgesproken. De onder het eerste gedachtestreepje van feit 2 ten laste gelegde lesroosters hadden geen bewijsbestemming voor het aantal gegeven lesuren en zijn niet valselijk opgemaakt, het waren slechts concepten bedoeld voor intern gebruik. Ze zijn per ongeluk verstrekt aan BOW en er is dus geen gebruik van gemaakt. De onder het tweede gedachtestreepje genoemde presentielijst is aangetroffen bij de doorzoeking en dus niet als onvervalst gebruikt en het oogmerk daartoe bestond ook niet. Ten aanzien van de onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde ONA-verklaringen geldt dat de hierop weergegeven gevolgde cursusuren klopten omdat deze (online-) uren automatisch door het systeem van [naam taalschool] werden gegenereerd en [verdachte] en [medeverdachte] geen mogelijkheid hadden om die gegevens te wijzigen. De onder het vierde gedachtestreepje genoemde facturen van de docenten herkent [verdachte] niet. Voor wat betreft de overeenkomst van opdracht met [persoon D 1] geldt dat [medeverdachte] deze opnieuw heeft opgemaakt omdat de eerdere overeenkomst onvindbaar was. [verdachte] heeft [persoon D 1] via WhatsApp geholpen bij het plaatsen van een digitale handtekening, dus ook die is niet vals. De onder het vierde gedachtestreepje ten laste gelegde gegevens in het template zijn evenmin vals. Het betreft hier de contracturen en niet de voor de 64-uursverklaring vereiste deelgenomen uren.
4.5.2.
Beoordeling
Lesroosters
Op 27 september 2019 heeft [medeverdachte] op verzoek van BOW meerdere documenten naar BOW gemaild, waaronder de twee ten laste gelegde lesroosters. (Voetnoot 22) Op het als eerste in de tenlastelegging genoemde lesrooster staat de naam ‘ [persoon E 1] ’ vermeld als docent ONA in de periode van 15 april 2019 tot en met 10 mei 2019. [persoon E 1] , als docent verbonden aan [naam taalschool] , heeft echter verklaard dat hij geen ONA-lessen heeft gegeven bij [naam taalschool] , alleen de cursussen Nederlands A2 en B1. (Voetnoot 23) In het tweede lesrooster staat de naam ‘ [persoon F 1] ’ genoemd als docent voor de cursus B1 in de periode van 8 april 2019 tot en met 4 juni 2019, terwijl ‘ [persoon F 1] ’, waar [persoon F 1] mee is bedoeld, heeft verklaard dat hij alleen ONA-lessen gaf. (Voetnoot 24) Dat maakt de documenten vals en het gegeven dat deze verstuurd zijn naar BOW betekent dat er ook gebruik van is gemaakt.
De verklaring van [verdachte] dat het slechts concepten waren die vanwege de deadline van BOW in paniek zijn verstuurd, vormt geen logische verklaring voor die stukken. [persoon E 1] en [persoon F 1] zouden immers ook niet opgenomen kunnen worden in een conceptrooster, omdat zij de daarin vermelde lessen niet gaven. Bovendien vroeg BOW om deze stukken ter onderbouwing van de zienswijze van [verdachte] en [medeverdachte] dat [naam taalschool] wel aan alle vereisten voldeed voor het (aspirant) keurmerk van BOW, waaronder het in beginsel vanaf 1 april 2019 geldende vereiste dat als deelgenomen cursusuren alleen meetellen de uren dat de cursisten fysiek aanwezig waren op de cursusinstelling. De op april, mei en juni 2019 betrekking hebbende lesroosters zijn dus kennelijk bedoeld geweest om BOW voor te spiegelen dat docenten van [naam taalschool] fysieke lessen gaven en [naam taalschool] daarvoor ook voldoende docenten had. Hiermee hadden deze valselijk opgemaakte documenten, anders dan de verdediging stelt, wel een bewijsbestemming.
Presentielijst
Het bovenstaande gaat niet op voor de onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde presentielijst. (Voetnoot 25) Op deze lijst zijn namen van cursisten te zien van een cursus ONA in de periode van 15 juni 2019 tot 15 juli 2019 en de lijst is ondertekend door [persoon E 1] . Uit het voorgaande volgt weliswaar dat [persoon E 1] geen ONA-docent was, maar anders dan de lesroosters is dit document niet verstuurd naar BOW. Het is namelijk aangetroffen bij de doorzoeking in het bedrijfspand van [naam taalschool] op 23 februari 2021. (Voetnoot 26) Daarmee is niet komen vast te staan dat [naam taalschool] er gebruik van heeft gemaakt dan wel het oogmerk had om de presentielijst als echt en onvervalst te gebruiken, zodat [verdachte] van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
64-uursverklaringen
De onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde 64-uursverklaringen betreffen verklaringen inhoudende dat de cursisten [persoon G 1] en [persoon H 1] in de maanden juli en augustus 2018 respectievelijk 69 en 75 uur ONA-lessen hebben gevolgd. (Voetnoot 27) Beide cursisten zijn hierover bevraagd, zowel door medewerkers van de ISZW als bij de rechter-commissaris, en uit hun verklaringen volgt dat zij niet het aantal cursusuren hebben gevolgd dat in de verklaringen wordt genoemd. (Voetnoot 28) In de verhoren van de getuigen [persoon I 1] en [persoon J] , die beiden programmeringswerkzaamheden voor [naam taalschool] verrichtten, is besproken of [verdachte] toegang had tot de onderliggende database en de mogelijkheid had om aanpassingen door te voeren. (Voetnoot 29) Alleen [persoon I 1] heeft consistent verklaard dat [verdachte] wijzigingen doorvoerde, zodat in feite slechts één verklaring het standpunt van de officier van justitie onderbouwt.
Zoals hierboven al is weergegeven, heeft de verdediging aangevoerd dat het aantal deelgenomen (online-)cursusuren in de 64-uursverklaringen werd geregistreerd door het computersysteem van [naam taalschool] en automatisch werd doorgegeven aan DUO en dat [verdachte] en [medeverdachte] niet de mogelijkheid hadden om die gegevens te wijzigen. Het kan, aldus de verdediging, niet anders dan dat de in de verklaringen vermelde uren in overeenstemming waren met de daadwerkelijk deelgenomen uren. Ter adstructie en onderbouwing van dit verweer heeft de verdediging ook stukken met de urenregistratie van [naam taalschool] aangaande cursist [persoon I 1] overgelegd.
Dit verweer slaagt. Het dossier bevat namelijk geen verdere aanknopingspunten voor het standpunt van de officier van justitie dat [verdachte] of [medeverdachte] aanpassingen heeft doorgevoerd in de urenregistratie; een onderzoek naar (de werking van) het registratiesysteem ontbreekt. Dit terwijl ter zitting is gebleken dat het Openbaar Ministerie wel de mogelijkheden zou hebben gehad om in het systeem te komen, nu het over de computers van [naam taalschool] en de noodzakelijke wachtwoorden beschikte. Tezamen met de onder paragraaf 4.4 besproken omstandigheid dat bij het ondervragen van de getuigen het voor de ISZW kennelijk onvoldoende duidelijk was welke uren meetelden voor de 64-uursverklaring, maakt het voorgaande dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de verstrekkende conclusie dat [naam taalschool] de ten laste gelegde verklaringen heeft vervalst.
Facturen en overeenkomst van opdracht
De onder het vierde gedachtestreepje ten laste gelegde facturen van docenten zijn allemaal vals. (Voetnoot 30) Dit betreft facturen op naam van respectievelijk [persoon F 1] , [persoon K] en [persoon L] . [persoon F 1] heeft over de factuur met zijn naam erop verklaard dat hij de daarin genoemde uren niet heeft gewerkt en dat de factuur niet klopt. (Voetnoot 31) [persoon K] en [persoon L] hebben vergelijkbaar verklaard over de facturen die van hen afkomstig zouden zijn en hebben daarnaast hun eigen versie van de betreffende facturen overgelegd. (Voetnoot 32) Vergelijking van de door [persoon K] en [persoon L] overgelegde facturen met de facturen waarop de tenlastelegging ziet, levert de volgende verschillen op. In de ten laste gelegde factuur die van [persoon K] zou zijn is het aantal lesuren aangepast en het gefactureerde correctiewerk verwijderd. In de factuur van [persoon L] is de gefactureerde periode gewijzigd van juni naar april 2019 en zijn de referentie en de omschrijving van de werkzaamheden aangepast.
Voorts staat vast dat alle facturen op 27 september 2019 door [medeverdachte] zijn gemaild naar BOW naar aanleiding van het verzoek van BOW om onderbouwing van het standpunt dat [naam taalschool] het keurmerk mocht behouden. (Voetnoot 33) Dat [verdachte] deze facturen niet herkent is daarbij niet doorslaggevend. Ten aanzien van deze documenten kan bewezen kan worden dat [naam taalschool] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de valse stukken.
Voor de eveneens onder het vierde gedachtestreepje ten laste gelegde overeenkomst van opdracht met [persoon D 1] ligt het iets anders. (Voetnoot 34) [verdachte] heeft daarover verklaard dat de oorspronkelijke overeenkomst onvindbaar was en dat hij daarom [persoon D 1] een nieuwe versie van de overeenkomst heeft laten ondertekenen. (Voetnoot 35) [persoon D 1] heeft de oorspronkelijke overeenkomst overgelegd en daaruit volgt dat in de ten laste gelegde overeenkomst in artikel 1 de zinsnede ‘verzorgen van online lessen en diverse daarmee gerelateerde werkzaamheden’ is toegevoegd. (Voetnoot 36) De datum van ondertekening is echter niet aangepast en dat betekent dat de ten laste gelegde overeenkomst geantedateerd is en dus vals is. De ten laste gelegde overeenkomst is door [verdachte] op 18 juli 2019 verstuurd naar een advocaat van [naam taalschool] die het document weer heeft verstrekt aan BOW ter onderbouwing van een verweer, zodat er ook gebruik is gemaakt van het valse document. (Voetnoot 37) Het gegeven dat het document alleen is opgemaakt ter vervanging van een verdwenen overeenkomst, doet niet af aan de valsheid ervan. Wel kan het een (beperkte) rol spelen bij de strafmaat.
Template-gegevens
Onder het vijfde gedachtestreepje zijn door [naam taalschool] aan DUO aangeleverde cursistengegevens ten laste gelegd. (Voetnoot 38) [naam taalschool] verstrekte deze gegevens door middel van papieren facturen en digitaal via een CSV-bestand. Het CSV-bestand werd vervolgens automatisch omgezet in een groot Excel-overzicht. De in de tenlastelegging genoemde gegevens maken onderdeel uit van dit Excel-overzicht. Het verwijt aan de verdachten is dat de gegevens ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde cursisten vals zijn, omdat de cursisten de in het overzicht genoemde lesuren niet hebben gevolgd en, in sommige gevallen, de data van de start en het einde van hun opleiding niet overeenkomen met de werkelijkheid. Zoals hiervoor onder paragraaf 4.3 is overwogen, is vast komen te staan dat de uren genoemd in het overzicht niet het aantal daadwerkelijk deelgenomen cursusuren betreffen maar het aantal contracturen, oftewel het aantal lesuren dat [naam taalschool] van tevoren overeenkwam met de cursist. Dat betekent dat niet kan worden bewezen dat de gegevens in het overzicht voor wat betreft de uren vals zijn, zodat [verdachte] daarvan zal worden vrijgesproken.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de start- en einddata van de opleidingen van de genoemde cursisten. Enkele cursisten hebben daaromtrent weliswaar verklaard dat die data niet klopten, maar bij gebreke aan de onderliggende contracten tussen [naam taalschool] en de in de tenlastelegging genoemde cursisten kan de juistheid dan wel valsheid daarvan niet worden gecontroleerd. [verdachte] zal ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feitelijk leidinggeven
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte] tezamen en in vereniging aan de bewezenverklaarde activiteiten van [naam taalschool] feitelijk leiding hebben gegeven. Zij waren als vennoten respectievelijk bestuurders betrokken bij [naam taalschool] en hebben de bewezenverklaarde gedragingen verricht dan wel de ander daarvan niet weerhouden.
4.5.3.
Conclusie
Bewezen is dat [naam taalschool] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse lesroosters, valse facturen en een valse overeenkomst van opdracht in de periode van 18 juli 2019 tot en met 27 september 2019, en dat [verdachte] hier tezamen en in vereniging met [medeverdachte] feitelijk leiding aan heeft gegeven.
4.6.
Bewijswaardering - feiten 3 en 4
Deze feiten hebben betrekking op het door [verdachte] en [medeverdachte] en/of [naam taalschool] verstrekken van laptops en cadeaukaarten aan (potentiële) cursisten.
Ingevolge artikel 323a van het Wetboek van Strafrecht is strafbaar degene die opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel door of vanwege de overheid zijn verstrekt, aanwendt voor andere doelen dan waarvoor zij zijn verstrekt.
4.6.1.
Standpunt officier van justitie
DUO heeft als overheidsinstantie gelden verstrekt aan [naam taalschool] voor de financiering van de ONA-cursussen en de taallessen aan inburgeringsplichtigen. Het betreft gelden die door DUO bij wijze van lening aan inburgeraars werden toegekend. Dat neemt niet weg dat het gaat om middelen die met een bepaald doel ‘door of vanwege de overheid’ zijn verstrekt. De verstrekte gelden zijn echter niet volledig aangewend voor het verzorgen van opleidingen, maar ook voor andere doeleinden, namelijk ten behoeve van cadeaus die (potentiële) cursisten kregen van de taalschool in de vorm van cadeaukaarten, laptops, koptelefoons en geldbedragen. In totaal is door [naam taalschool] ruim € 2,3 miljoen uitgegeven aan cadeaukaarten, ruim 27% van de omzet, waarvan ruim € 1,8 miljoen te relateren is aan ONA-cursussen en cursussen B1/B2. Er was een rechtstreeks verband tussen het tekenen van de factuur, het betalen daarvan door DUO en het verstrekken van de cadeaukaarten. Blijkens een emailuitwisseling op 23 en 24 augustus 2018 tussen [medeverdachte] en DUO wist [medeverdachte] dat het verstrekken van cadeaus niet de bedoeling was.
De verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] dat [naam taalschool] beoogde de cursisten van leermiddelen te voorzien en dat de cursisten de laptop na drie jaar moesten teruggeven is ongeloofwaardig. Uit verklaringen van getuigen blijkt dat de cadeaukaarten als een geschenk werden gezien en werden ingezet om cursisten aan te trekken. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat hij anders niet zou kunnen concurreren met andere scholen. Uit verklaringen van getuigen [persoon I 1] en [persoon J] blijkt ook dat de opdracht van [verdachte] was om het verstrekken van cadeaus in het systeem onzichtbaar te maken.
Feiten 3 en 4 zijn volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 3, dat betrekking heeft op de periode van de eenmanszaak, geldt dat sprake is van medeplegen.
4.6.2.
Standpunt verdediging
[verdachte] heeft vrijspraak bepleit voor deze feiten.
Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid op grond van dit artikel moet gelden dat de pleger opzettelijk overgaat tot het aanwenden van het subsidiegeld zonder dat hij daartoe gerechtigd is.
Uit de regelgeving (artikel 16 Wet Inburgering in samenhang met artikel 4.1a Besluit Inburgering 2013) volgt dat de lening aan de inburgeraar kan worden verstrekt ten behoeve van de kosten voor (samengevat) het volgen van cursus in het kader van de inburgering. Wat daar precies onder valt is niet in de regelgeving opgenomen. De laptops, koptelefoons en cadeaukaart waren hiervoor bedoeld en noodzakelijk voor het volgen van de door [naam taalschool] aangeboden online cursussen. Voorts geldt dat [naam taalschool] de laptops eerst in bruikleen heeft gegeven, maar toen daar commentaar op kwam is besloten om cadeaukaarten te verstrekken met een ‘doelbinding’, in de zin dat daarvan een laptop kon worden aangeschaft ten behoeve van het volgen van de online lessen. Dat is ook altijd aan de cursisten gecommuniceerd en werd ook bijgehouden in het systeem. De verdediging heeft een viertal getuigen aangehaald die melding maken van bruikleen van een laptop. Later is het teruggeven van de laptop respectievelijk de cadeaubonnen uitdrukkelijk als een voorwaarde opgenomen in de contracten.
4.6.3.
Beoordeling
Juridisch kader
Artikel 323a van het Wetboek van Strafrecht maakt deel uit van de Wet herziening corruptiewetgeving die de integriteit van de overheid en het vertrouwen daarin van de burgers beoogt te beschermen. Voorheen zag deze bepaling uitsluitend op subsidie van de Europese Gemeenschappen. Naar aanleiding van de Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel economische criminaliteit van 19 november 2014, Stb. 2014, 445 (inwerkingtreding op 1 januari 2015) is de reikwijdte van artikel 323a van het Wetboek van Strafrecht verruimd door misbruik van gemeenschapsgeld strafbaar te stellen, waaronder het oneigenlijk gebruik van middelen verstrekt door of vanwege de rijksoverheid.
Het artikel vereist opzet op de gedraging (het aanwenden van de middelen voor andere doeleinden dan waarvoor die zijn verstrekt). Hieronder is voorwaardelijk opzet begrepen.
Omdat echter in de wetsgeschiedenis die heeft geleid tot de wijziging bij wet van 19 november 2014, Stb. 2014, 445 geen uitleg is gegeven over wat onder ‘middelen’ moet worden verstaan, gaat de rechtbank ervan uit dat het gewone spraakgebruik uiteindelijk beslissend zal zijn. In ieder geval dient hierbij natuurlijk te worden gedacht aan geld, bijvoorbeeld als lening verstrekt. (Voetnoot 39)
De gedraging ‘aanwenden’ duidt op feitelijk handelen, al zal ook door nalaten middelen kunnen worden aangewend (bijvoorbeeld toelaten dat een ander de middelen aanwendt). Degene die de middelen aanwendt hoeft niet dezelfde persoon te zijn als degene aan wie de middelen zijn verstrekt. (Voetnoot 40)
Overheidsgelden
Uitgaande van het (hiervoor onder paragraaf 4.3 beschreven) wettelijk systeem werd aan de cursist een lening verstrekt, waarvan de gelden aan de taalschool werden uitgekeerd op basis van de gegevens die de taalschool aanleverde. Met aftrek van de kosten die de taalschool moest maken, waren de gelden die de taalschool hieraan overhield dus te beschouwen als het bedrijfsresultaat. Anderzijds brengt de besteding van overheidsgelden ook een verantwoordelijkheid mee voor ‘subsidie’-verlener en -ontvanger om prudent met die overheidsgelden om te gaan.
Laptops, cadeaukaarten
[naam taalschool] heeft tegenover BOW aangegeven dat in eerste instantie de cursist kon kiezen tussen een laptop of een cadeaukaart. Later verstrekte [naam taalschool] alleen nog cadeaukaarten. (Voetnoot 41) De rechtbank heeft haar beoordeling dan ook beperkt tot deze voorwerpen omdat daar in de stukken verreweg het meest sprake van is. In het voordeel van de verdachten zal van de overige voorwerpen in de tenlastelegging (koptelefoons en/of geldbedragen) worden vrijgesproken.
De cadeaukaarten werden voorafgaand aan de start van de cursus verstrekt bij de inschrijving (het sluiten van het contract) maar nog weer later pas na het betalen van de factuur. (Voetnoot 42) Dit gebeurde ook wel na afloop. (Voetnoot 43)
Omvang
Normec heeft geconstateerd dat het startkapitaal van [naam taalschool] ontoereikend is geweest om de laptops en cadeaukaarten te bekostigen, [naam taalschool] had zo goed als geen andere inkomsten. (Voetnoot 44) De aanschaf van deze middelen is begrotingstechnisch, zo luidde de conclusie, dus bekostigd vanuit DUO-gelden. (Voetnoot 45)Toen de boeken van de vennootschap werden opgesteld plaatste de accountant de uitgaven voor de laptops en cadeaukaarten onder de kosten. BOW beschouwde dit als een boekhoudkundige ‘kunstgreep’ en is het niet eens met de redenering van [naam taalschool] dat hierdoor in de boekhouding kan worden vastgelegd dat de laptops en cadeaubonnen niet vanuit de DUO-leningen zijn bekostigd. (Voetnoot 46)
Mocht het?
Met de verdediging is de rechtbank het eens dat de voorschriften op dit punt geen uitdrukkelijke bepaling bevatten en daarmee potentieel onduidelijk zijn.
De rechtbank is het echter niet eens met de verdediging dat deze aanpassingen in de uitvoeringspraktijk in de regelgeving in formele zin dienden te worden neergelegd om te gelden als voorwaarden. Het uitgangspunt dat het geld niet (ook al was het formeel via de leenconstructie) aan de cursist diende te worden doorgegeven kan in die bepaling en de doelstelling van de regeling worden ingelezen. Die doelstelling was immers het bevorderen van de inburgering middels cursussen. Het zonder meer verstrekken van laptops of cadeaukaarten kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook als in strijd met het doel van de hier geldende subsidieregeling worden beschouwd.
Dit is vanuit DUO ook gecommuniceerd in de email waar de officier van justitie op wijst. Op 23 augustus 2018 heeft [medeverdachte] namelijk een e-mail gestuurd aan [persoon M] van DUO. In de email meldt [medeverdachte] dat hij in de bijlage een advertentie van WH Office school stuurt en dat daarin staat dat die school een nieuwe cursist bij aanmelding een Mediamarkt-cadeaukaart of gratis autorijles (theorie of praktijk) regelt. [medeverdachte] vroeg of [naam taalschool] ook zulke dingen mag doen voor cursisten. (Voetnoot 47) Op 24 augustus 2018 heeft de medewerkster van DUO geantwoord: ‘Bedankt voor je bericht. Van deze advertentie heb ik een notitie gemaakt. Dit is absoluut niet de bedoeling.’ (Voetnoot 48) Op zitting heeft [medeverdachte] over deze mail verklaard dat hij die anders heeft uitgelegd, namelijk dat haar antwoord slechts betrekking had op de rijlessen. Deze verklaring acht de rechtbank, gezien de duidelijke bewoordingen van de mail van 24 augustus 2018, niet begrijpelijk, en kennelijk bedoeld om dit bericht in zijn (respectievelijk [naam taalschool] ) voordeel uit te leggen.
Voor zover er - waar de verdediging op heeft gewezen - binnen BOW kennelijk begin 2019 ook discussie over de regels hieromtrent bestond met betrekking tot de verstrekking van laptops (al dan niet middels de verstrekking van cadeaukaarten), heeft de auditor bij BOW, zo blijkt ook uit zijn verklaring, er in ieder geval wel altijd bij gezegd dat dit niet uit DUO-gelden betaald mocht worden. (Voetnoot 49)
Strafrechtelijke verwijtbaarheid
De volgende vraag is of deze situatie is te kwalificeren als misbruik van overheidsgeld in strafwaardige zin. De verdediging is van mening dat het Openbaar Ministerie voor de bestuursrechtelijke weg had kunnen kiezen.
Volgens de MvT dient het doel waarvoor de middelen (toen nog: ‘subsidie’) zijn verstrekt voldoende bepaald te zijn, hetgeen in de regel zou blijken ‘uit schriftelijke voorwaarden waarmee de verkrijger van middelen bekend zal moeten zijn’ (Kamerstukken II 1998/99, 26469, 3, p. 14).
Uit de MvT bij de oorspronkelijke wettekst haalt de rechtbank aan:
Bovendien brengt prudent vervolgingsbeleid met zich mee dat een eis tot oplegging van een vrijheidsbenemende straf pas in de rede ligt wanneer op grond van de feiten en omstandigheden van het geval geoordeeld moet worden dat sprake is van zeer ernstig misbruik van EG-gelden. Soortgelijke fraudegevallen, maar dan met subsidies verstrekt door de Nederlandse overheid, zullen in de regel ook langs strafrechtelijke weg worden aangepakt, bijvoorbeeld met toepassing van de valsheids- en bedrogsartikelen. Immers, bij ernstige misbruik van subsidies is in de praktijk veelal niet alleen sprake van het enkele, opzettelijk oneigenlijk gebruik van de gelden, maar ook van het opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie bij de aanvraag of verkrijging van de subsidie dan wel bij de controle op de aanwending daarvan.
(Voetnoot 50)
In het vorenstaande vindt de rechtbank steun voor de redenering dat voor het strafrechtelijk verwijt van misbruik meer nodig is dan het enkele onjuist uitleggen of een onjuiste toepassing van regels. Daarbij dient ook de opzet te zijn gericht op een zekere kwaadwillendheid, die kan blijken uit gedeeltelijk bedrog of misleiding van instanties.
Heeft dat in deze zaak een rol gespeeld?
De verdediging heeft gesteld dat het de bedoeling was om de laptops en de cadeaukaarten (of althans de laptops die met de cadeaukaarten werden aangeschaft) terug te vragen. Dat lijkt wel enige steun te vinden in vier getuigenverklaringen die door mr. Leyten zijn aangehaald. De reeks getuigen die melding maakt van de ontvangst van laptops (het grootste deel van de gehoorde getuigen), vermeldt daarbij echter ook regelmatig dat ze die niet hoefden terug te geven, dan wel deze ontvingen na afloop van de cursus, ofwel de cadeaukaarten – die kennelijk voor de aanschaf van laptops bestemd waren – anders hebben besteed. (Voetnoot 51) Door medewerkers zijn vanuit [naam taalschool] ook signalen gegeven dat de voorwerpen mochten worden gehouden. (Voetnoot 52)
De rechtbank acht het waarschijnlijk dat [naam taalschool] onder de druk van de instanties het voornemen heeft geuit om tot terugvordering van laptops en cadeaukaarten over te gaan en dat wellicht ook in individuele gevallen heeft gedaan. Het werd ook vastgelegd in de aangepaste algemene voorwaarden bij het contract, zoals door [naam taalschool] naar voren is gebracht bij Normec. (Voetnoot 53) Echter, als het al zo was dat [naam taalschool] deze voorwerpen na afloop wenste terug te vorderen, dan is daar in de stukken te weinig van gebleken: een duidelijke administratie of actieve bewaking van mogelijk daarvoor afgesproken termijnen en wat er is aangeschaft van de cadeaubonnen (en wat dus teruggevorderd kon worden) is door [verdachte] en [medeverdachte] niet overgelegd of naar voren gebracht. (Voetnoot 54) Het lijkt ook onaannemelijk dat deze ‘middelen’ na verloop van langere tijd (drie jaar) zouden worden teruggevraagd, zeker nu het om inmiddels deels verouderde laptops of te gelde gemaakte cadeaubonnen ging.
De indruk van de rechtbank is dat [naam taalschool] daarin naar buiten toe (naar de instanties) wel goede wil lijkt te hebben getoond, bijvoorbeeld in het overleg over de bevindingen van Normec, maar besefte dat het niet kon en toch op dit pad is doorgegaan. In de laatste door de onderzoekers onderscheiden periode van 1 juni 2019 tot 22 oktober 2019 kregen de cursisten nog immer cadeaukaarten of laptops. (Voetnoot 55) De officier heeft voorts gewezen op verklaringen waarin zelfs is te lezen is dat opdracht werd gegeven om de registratie van cadeaubonnen niet meer zichtbaar voor BOW te maken in het registratiesysteem. (Voetnoot 56) De rechtbank ziet geen aanleiding om niet van deze expliciete verklaringen uit te gaan. Hoewel het moment van deze opdracht(en) in die verklaringen niet nader is aangeduid, ondersteunt dit de conclusie dat de [verdachte] en [medeverdachte] zich het onrechtmatige van dit onderdeel van hun verdienmodel wel degelijk bewust waren.
De leenconstructie voor cursisten zoals hiervoor beschreven is in feite een driehoeksverhouding van cursist, [naam taalschool] en DUO. De facturen voor de cursus werden betaald uit de leningen van de individuele cursisten. De laptops waren daarin niet als kosten opgenomen. (Voetnoot 57) De betaling van de cadeaukaarten gebeurde uit de inkomsten van [naam taalschool] , betrof dus eveneens DUO-gelden, en de verstrekking onttrok zich kennelijk aan het directe zicht van de uitvoeringsinstanties. In dat opzicht kan worden gezegd dat [verdachte] en [medeverdachte] via [naam taalschool] een eigen investering deden waar ze in civiele zin volgens de verdediging toe gerechtigd waren. Vanuit het bredere perspectief van de subsidieregeling hebben ze dusdoende echter hun marktpositie trachten te verbeteren en hun aantrekkelijkheid als taalschool trachten te verhogen terwijl dit gebeurde in strijd met de aanwijzingen van de uitvoeringsorganisatie en daarmee onrechtmatig was. Daarmee werd deze onrechtmatige besteding van overheidsgeld verder voortgezet en bevorderd terwijl daar naar het financieel toezicht geen open kaart over werd gespeeld, wat de rechtbank kwalificeert als misleidend.
De conclusie kan dan ook niet anders luiden dan dat [verdachte] en [medeverdachte] , ook toen dit voor hen (kenbaar) niet mocht, bewust zijn doorgegaan - en derhalve opzettelijk en wederrechtelijk - met het aanwenden van een substantieel deel van de subsidies van DUO voor een ander doel dan waarvoor die gelden bestemd waren. De rechtbank legt het moment waarop dit in ieder geval voor de verdachten duidelijk moet zijn geweest op de datum van de emailwisseling van 23/24 augustus 2018.
4.6.4.
Conclusie
In strafrechtelijke zin zijn [verdachte] en [medeverdachte] hiermee de drempel van (voorwaardelijk) opzet op misbruik van overheidsmiddelen overgegaan, zodat feit 4 vanaf 24 augustus 2018 bewezen is te achten.
Van feit 3, dat betrekking heeft op de periode tot 20 augustus 2018 en dus de periode voorafgaand aan de e-mail van [persoon M] van DUO betreft, wordt de verdachte geheel en van feit 4, voor zover dat betrekking heeft op de resterende periode van 20 tot 24 augustus 2018, gedeeltelijk vrijgesproken.
4.6.5.
Feitelijk leidinggeven
De rechtbank is voorts van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte] tezamen en in vereniging aan deze activiteiten van [naam taalschool] feitelijk leiding hebben gegeven.
4.7.
Vrijspraak - feit 5
4.7.1.
Standpunt officier van justitie
Uit een tapgesprek van 23 november 2020 tussen [verdachte] en de getuige [persoon N] blijkt dat [persoon N] is beïnvloed door [verdachte] .
4.7.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de strafbaarstelling van beïnvloeding van personen zoals bedoeld in artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de vrijheid van personen om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te kunnen leggen. Van beïnvloeden in de zin van dit artikel is sprake als de uiting ertoe strekt deze verklaringsvrijheid aan te tasten. Voldoende is dat vast komt te staan dat de uiting kennelijk bedoeld was om de verklaringsvrijheid te beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat een persoon wordt ontmoedigd een belastende verklaring af te leggen of wordt aangemoedigd geen verklaring meer af te leggen. Het is niet vereist dat die kennelijke bedoeling ook tot een daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid.
[verdachte] heeft ontkend dat hij de verklaringsvrijheid van [persoon N] heeft willen beïnvloeden. Hij heeft verklaard dat de cursisten vaak contact met hem opnamen voor advies op allerlei gebieden en dat zij dat in die periode ook deden omdat ze niet goed raad wisten met de uitnodigingen voor het verhoor bij de recherche. Zo ook [persoon N] . Hij heeft voorts verklaard dat de door hem gedane uitingen in het tapgesprek uitsluitend ondersteunend en adviserend bedoeld waren. Op basis van het uitgewerkte tapgesprek tussen [verdachte] en [persoon N] van 23 november 2020 kan de rechtbank niet vaststellen dat [verdachte] [persoon N] instructies heeft gegeven teneinde haar opzettelijk te beïnvloeden met het oog op de door haar af te leggen verklaringen. De teksten van [verdachte] kunnen ook worden geïnterpreteerd als meepraten met de getuige en een poging om haar gerust te stellen. Daar komt bij dat de getuige zelf bij de rechter-commissaris heeft verklaard op 23 november 2022 dat [verdachte] haar ‘wilde helpen om dingen te verklaren bij de politie.’ De getuige heeft niet verklaard dat zij is beïnvloed door [verdachte] .
4.7.3.
Conclusie
Het onder feit 5 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. [verdachte] wordt daarvan vrijgesproken.
4.8.
Bewijswaardering - feit 1
4.8.1.
Standpunt officier van justitie
Uit het onderzoek is wettig en overtuigend naar voren gekomen dat sprake was van een georganiseerd samenwerkingsverband tussen [verdachte] , [medeverdachte] en [naam taalschool] dat was gericht op het plegen van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Het samenwerkingsverband was ook gericht op het plegen van oplichting.
4.8.2.
Standpunt verdediging
[verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. [naam taalschool] was een legitieme taalschool, opgericht met de beste intenties en niet met als doel om strafbare feiten te plegen. Er was ook helemaal geen sprake van een situatie waarbij [verdachte] , [medeverdachte] en [naam taalschool] bezig waren met het plegen van strafbare feiten. Zij hebben immers keer op keer getracht aan de geldende regelgeving te voldoen en zijn bezig geweest met innoveren.
4.8.3.
Beoordeling
Om van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken, moet er volgens vaste jurisprudentie een samenwerkingsverband van twee of meer personen zijn. Dat samenwerkingsverband moet een zekere duurzaamheid en structuur hebben. Als het samenwerkingsverband een bepaalde tijd heeft bestaan, kan dat een aanwijzing zijn voor de duurzaamheid. Het samenwerkingsverband hoeft echter niet altijd uit dezelfde (rechts)personen te hebben bestaan.
De organisatie moet de bedoeling (in juridische zin: ‘het oogmerk’) hebben om misdrijven te plegen. Het is echter niet noodzakelijk dat het oogmerk al bestond bij het ontstaan van de organisatie. Voorts kan in het geval dat de organisatie ook de bedoeling had om legale activiteiten te ondernemen en deze ook ondernam, er daarnaast toch nog sprake zijn van het oogmerk om misdrijven te plegen. Ook het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking kan en mag aan het bewijs van het oogmerk bijdragen.
Niet ter discussie staat dat er sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen [verdachte] , [medeverdachte] en [naam taalschool] . [verdachte] en [medeverdachte] waren immers beide vennoten/bestuurders van [naam taalschool] en verrichten beiden diverse werkzaamheden voor [naam taalschool] . Zoals hiervoor reeds is overwogen hebben de verdachten zich (als feitelijk leidinggevenden) gedurende de ten laste gelegde periode schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en het opzettelijk en wederrechtelijk aanwenden van middelen voor een ander doel dan waarvoor deze middelen zijn verstrekt. Beide verdachten waren ook hiervan op de hoogte.
[medeverdachte] heeft daarnaast een getuige gedurende deze periode beïnvloed. (Voetnoot 58) Ook dit valt onder de criminele organisatie waaraan de verdachte heeft deelgenomen nu deze gedraging werd verricht ten behoeve van [naam taalschool] en de criminele organisatie. Dat er naast het plegen van strafbare feiten ook taallessen werden gegeven en [naam taalschool] niet is opgericht ten behoeve van het plegen van strafbare feiten doet, gelet op het hiervoor weergegeven juridische kader, aan het voorgaande niets af. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verdachte] deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van valsheid in geschrift, het opzettelijk en wederrechtelijk aanwenden van middelen voor een ander doel dan waarvoor deze middelen zijn verstrekt en het beïnvloeden van een getuige samen met [medeverdachte] en [naam taalschool] . De verdachte heeft daarbij een actieve rol vervuld.
Dat is anders voor de ten laste gelegde oplichting. Voorop staat dat voor bewezenverklaring van het onderdeel oplichting is vereist dat de criminele organisatie het oogmerk had om door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling in het leven te roepen en om daarvan misbruik te maken. Daartoe moet een of meer van de in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen zijn gebruikt, door welk gebruik DUO zou zijn bewogen tot de betaling van de facturen.
De rechtbank heeft reeds in paragraaf 4.3.3. vastgesteld dat in de periode van 2 juli 2018 tot 1 juni 2019 e-learning in de vorm van het bekijken van vooraf opgenomen video’s op basis van de destijds geldende regelgeving was toegestaan en dat [naam taalschool] voor deze lessen niet ten onrechte facturen heeft ingediend en een vergoeding heeft ontvangen van DUO. Van oplichting kan in deze periode dan ook geen sprake zijn.
In paragraaf 4.3.4. is vastgesteld dat in de periode na 1 juni 2019 cursusuren waarbij de lessen uitsluitend bestonden uit het kijken van video’s (vanuit huis) niet meer voor vergoeding in aanmerking kwamen en dat [naam taalschool] vanaf dat moment in zoverre in strijd handelde met de door BOW en DUO gestelde vereisten.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat ook voor deze periode geldt dat niet is komen vast te staan dat [naam taalschool] daarmee ook DUO een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven op grond waarvan deze organisatie is bewogen tot betaling van de facturen. Uit de door DUO in het voorjaar van 2019 uitgebrachte handleidingen lijkt namelijk te volgen dat ook in deze periode niet het aantal deelgenomen uren maar het aantal contracturen de basis vormde voor de facturatie. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat [naam taalschool] aan DUO een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven waardoor DUO is bewogen tot betaling van de facturen. [verdachte] zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.8.4.
Conclusie
[verdachte] wordt vrijgesproken ten aanzien van de onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde oplichting. Voor het overige wordt feit 1 bewezen verklaard en het verweer van [verdachte] verworpen.
4.9.
Afzonderlijke overweging ten aanzien van de periode na 22 oktober 2019 zoals tenlastegelegd onder de feiten 1 en 4
De rechtbank heeft zich in haar bespreking van de tenlastelegging beperkt tot de periode tot aan de intrekking van het keurmerk op 22 oktober 2019.
Dit heeft als reden dat het onderzoek in het dossier, met name via de getuigen, alsmede het onderzoek en de bespreking ter zitting, zich in hoofdzaak hebben gericht op de periode tot en met die datum. Zorgvuldigheidshalve heeft de rechtbank de periode van haar beoordeling dienovereenkomstig beperkt.
Dit heeft als consequentie dat van de latere periode zal worden vrijgesproken.
4.10.
Bewezenverklaring
De rechtbank heeft de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, in het voorgaande opgenomen in voetnoten. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 april 20 augustus 2018 tot en met 23 februari 2021 22 oktober 2019 te Rotterdam en/of Maassluis, in elk geval in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte] en/of [naam taalschool] en/of [naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V. en/of één of meer andere(n) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- Het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- Het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- Het plegen van het opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt als bedoeld in artikel 323a van het Wetboek van Strafrecht en/of
- Het plegen van het opzettelijk mondeling en/of bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd als bedoeld in artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht;
2.
[naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V., op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 augustus 2018 18 juli 2019 tot en met 23 februari 2021 27 september 2019 te Rotterdam en/of Maassluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal één of meerdere (digitale) geschrift(en), te weten:
- - een of meerdere (les)roosters (DOC-002-29 en DOC-002-37) en/of
- een presentielijst (DOC-043-02) en/of
- een of meerdere verklaringen/ingevulde uren deelname cursus ONA(64-uursverklaring) (DOC-029-02 en/of DOC-030-01) en/of
- een of meerdere facturen en/of een overeenkomsten van/met een docenten (DOC-002-54-02, DOC-011-02, DOC-022-55-02 DOC-002-55-02 en/of DOC-047-51) en/of
- (een) of meerdere facturen en/of ingevulde gegevens in een template en/of (tekst- en/of csv-)bestand, te weten:
- inzake [persoon O] , factuurnummer(s) 018321905 en/of 1018321904 (DOC-003-13-41)
- inzake [persoon P] , factuurnummer 1889002 (DOC-003-13- bijlage 2, p. 8284)
- inzake [persoon Q] , factuurnummer(s) 1018572000 en/of 1018572002 (DOC-003-13-16) - inzake [persoon R] , factuurnummer(s) 1018743502 en/of 1010743502 (DOC-003-13-10)
- inzake [persoon S] , factuurnummer 1018373305 (DOC-003-13-06)
- inzake [persoon T] , factuurnummer 1018301804 (DOC-003-13-07)
- inzake [persoon U] , factuurnummer 1018332305 (DOC-003-13-31)
- inzake [persoon C 1] , factuurnummer 101833405 (DOC-003-13-32)
(elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen of laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dat/die vals(e) geschrift(en) als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat/die valshe(i)d(en) uit:
- dat - in strijd met de waarheid - op het (les)rooster 2019 april inzake ONA staat vermeld en/of wordt voorgedaan dat [persoon E 1] in de periode van 15 april 2019 tot 10 mei 2019 ONA-cursus UTR gaf en/of op het (les)rooster 2019 april inzake Staatsexamen-B1 staat vermeld en/of wordt voorgedaan dat [persoon F 1] in de periode van 8 april 2019 tot 4 juni 2019 B1 gaf en/of
- dat – in strijd met de waarheid – op de presentielijst staat vermeld en/of wordt voorgedaan dat een of meerdere cursisten/inburgeraars in de periode van 15 juni 2019 tot 15 juli 2019 in Amsterdam (ONA-)cursus/les hebben gehad/volgden en/of waarbij [persoon E 1] (als docent) betrokkenheid had en/of
- dat - in strijd met de waarheid - in Verklaring cursus ONA (DOC-029-02) Onderdeel B als het aantal gevolgde cursus uren 69 staat vermeld en/of dat - in strijd met de waarheid - in Verklaring cursus ONA (DOC-30-01) Onderdeel B als het aantal gevolgde cursus uren 75 staat vermeld en/of
- dat - in strijd met de waarheid - op de factuur (DOC-002-54-02) 176 lesuren staan vermeld en/of op de overeenkomst van opdracht (DOC-011-02) aan artikel 1 zijn is toegevoegd de woorden: ‘verzorgen van online lessen en diverse daarmee gerelateerde werkzaamheden’ en/of een valse/vervalste handtekening op naam van [persoon D 1] is geplaatst en/of voornoemde overeenkomst van opdracht in artikel 3 is vermeld dat de opdracht aanvangt op 10 september 2018 en/of op de factuur (DOC-002-55-02) van [persoon K] – Coaching & Training aan [naam taalschool] het aantal uur is gewijzigd/aangepast en/of correctiewerk week 14 t/m 18 is verwijderd en/of op de factuur (DOC-047-51) de verwijzing Cursus 004 en/of de datum April 2019 en/of de beschrijving is gewijzigd/aangepast en/of
- dat – in strijd met de waarheid – een aantal deelgenomen (cursus)uren (ONA en/of B1 en/of B2) en/of data van de start en/of het einde van de cursus/opleiding van (een) inburgeraar(s) is vermeld,
bestaande dat gebruikmaken uit:
- het overleggen van voornoemde lesroosters en/of facturen en/of overeenkomsten van/met docenten aan Blik op Werk en/of Normec VRO om (les)uren te verantwoorden en/of het Blik op Werk-keurmerk te verkrijgen/behouden
- het overleggen voornoemde verklaring(en)/ingevulde uren deelname cursus ONA(64-uursverklaring) en/of facturen van voornoemde cursisten aan DUO om betalingen te ontvangen
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
[naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V., op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 24 augustus 2018 tot en met 23 februari 202122 oktober 2019 te Rotterdam en/of Maassluis, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel door en/of vanwege de overheid zijn verstrekt, te weten leningen/een of meerdere geldbedragen uit hoofde van de Wet en/of het Besluit Inburgering en/of ten behoeve van inburgering heeft/hebben aangewend en/of doen aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) de uitbetalingen, welke door DUO zijn gedaan, in het kader van de door verdachten en/of zijn mededaders namens [naam taalschool] en/of [naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V. ingediende facturen en/of uitbetaling van les-/cursusuren bij [naam taalschool] en/of [naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V., aangewend voor andere doeleinden, te weten de aankoop en/of verstrekking van cadeaubonnen en/of tegoedkaarten en/of een of meerdere laptop(s) en/of computer(s) en/of koptelefoon(s) en/of geldbedragen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke voren omschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 107 (honderdzeven) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden en bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt. Gelast de teruggave aan verdachte van het saldo (€ 1.342.397,27) op de bankrekening van [bedrijf X] .
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 november 2025.
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 april 2018 tot en met 23 februari 2021 te Rotterdam en/of Maassluis, in elk geval in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte] en/of [naam taalschool] en/of [naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V. en/of één of meer andere(n) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- Het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- Het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- Het plegen het opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt als bedoeld in artikel 323a van het Wetboek van Strafrecht en/of
- Het plegen van het opzettelijk mondeling en/of bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd als bedoeld in artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht;
2.
[naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V., op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 augustus 2018 tot en met 23 februari 2021 te Rotterdam en/of Maassluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal één of meerdere (digitale) geschrift(en), te weten:
- een of meerdere (les)roosters (DOC-002-29 en DOC-002-37) en/of
- een presentielijst (DOC-043-02) en/of
- een of meerdere verklaringen/ingevulde uren deelname cursus ONA(64-uursverklaring) (DOC-029-02 en/of DOC-030-01) en/of
- een of meerdere facturen en/of overeenkomsten van/met docenten (DOC-002-54-02, DOC-011-02, DOC-022-55-02 en/of DOC-047-51) en/of
- ( een) of meerdere facturen en/of ingevulde gegevens in een template en/of (tekst- en/of csv-)bestand, te weten:
- inzake [persoon O] , factuurnummer(s) 018321905 en/of 1018321904 (DOC-003-13-41)
- inzake [persoon P] , factuurnummer 1889002 (DOC-003-13- bijlage 2, p. 8284)
- inzake [persoon Q] , factuurnummer(s) 1018572000 en/of 1018572002 (DOC-003-13-16) - inzake [persoon R] , factuurnummer(s) 1018743502 en/of 1010743502 (DOC-003-13-10)
- inzake [persoon S] , factuurnummer 1018373305 (DOC-003-13-06)
- inzake [persoon T] , factuurnummer 1018301804 (DOC-003-13-07)
- inzake [persoon U] , factuurnummer 1018332305 (DOC-003-13-31)
- inzake [persoon C 1] , factuurnummer 101833405 (DOC-003-13-32)
(elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen of laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dat/die vals(e) geschrift(en) als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat/die valshe(i)d(en) uit:
- dat - in strijd met de waarheid - op het (les)rooster 2019 april inzake ONA staat vermeld en/of wordt voorgedaan dat [persoon E 1] in de periode van 15 april 2019 tot 10 mei 2019 ONA-cursus UTR gaf en/of op het (les)rooster 2019 april inzake Staatsexamen-B1 staat vermeld en/of wordt voorgedaan dat [persoon F 1] in de periode van 8 april 2019 tot 4 juni 2019 B1 gaf en/of
- dat – in strijd met de waarheid – op de presentielijst staat vermeld en/of wordt voorgedaan dat een of meerdere cursisten/inburgeraars in de periode van 15 juni 2019 tot 15 juli 2019 in Amsterdam (ONA-)cursus/les hebben gehad/volgden en/of waarbij [persoon E 1] (als docent) betrokkenheid had en/of
- dat - in strijd met de waarheid - in Verklaring cursus ONA (DOC-029-02) Onderdeel B als het aantal gevolgde cursus uren 69 staat vermeld en/of dat - in strijd met de waarheid - in Verklaring cursus ONA (DOC-30-01) Onderdeel B als het aantal gevolgde cursus uren 75 staat vermeld en/of
- dat - in strijd met de waarheid - op de factuur (DOC-002-54-02) 176 lesuren staan vermeld en/of op de overeenkomst opdracht (DOC-011-02) aan artikel 1 is toegevoegd de woorden: ‘verzorgen van online lessen en diverse daarmee gerelateerde werkzaamheden’ en/of een valse/vervalste handtekening op naam van [persoon D 1] is geplaatst en/of voornoemde overeenkomst van opdracht in artikel 3 is vermeld dat de opdracht aanvangt op 10 september 2018 en/of op de factuur (DOC-002-55-02) van [persoon K] – Coaching & Training aan [naam taalschool] het aantal uur is gewijzigd/aangepast en/of correctiewerk week 14 t/m 18 is verwijderd en/of op de factuur (DOC-047-51) de verwijzing Cursus 004 en/of de datum April 2019 en/of de beschrijving is gewijzigd/aangepast en/of
- dat – in strijd met de waarheid – een aantal deelgenomen (cursus)uren (ONA en/of B1 en/of B2) en/of data van de start en/of het einde van de cursus/opleiding van (een) inburgeraar(s) is vermeld,
bestaande dat gebruikmaken uit:
- het overleggen van voornoemde lesroosters en/of facturen en/of overeenkomsten van/met docenten aan Blik op Werk en/of Normec VRO om (les)uren te verantwoorden en/of het Blik op Werk-keurmerk te verkrijgen/behouden
- het overleggen voornoemde verklaring(en)/ingevulde uren deelname cursus ONA(64-uursverklaring) en/of facturen van voornoemde cursisten aan DUO om betalingen te ontvangen
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 april 2018 tot en met 20 augustus 2018 te Rotterdam en/of Maassluis, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel door en/of vanwege de overheid zijn verstrekt, te weten leningen/een of meerdere geldbedragen uit hoofde van de Wet en/of het Besluit Inburgering en/of ten behoeve van inburgering heeft/hebben aangewend en/of doen aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) de uitbetalingen, welke door DUO zijn gedaan, in het kader van de door verdachten en/of zijn mededaders namens [naam taalschool] en/of [naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V. ingediende facturen en/of uitbetaling van les-/cursusuren bij [naam taalschool] en/of [naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V., aangewend voor andere doeleinden, te weten de aankoop en/of verstrekking van cadeaubonnen en/of tegoedkaarten en/of een of meerdere laptop(s) en/of computer(s) en/of (een) koptelefoon(s) en/of geldbedragen;
4.
[naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V., op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 augustus 2018 tot en met 23 februari 2021 te Rotterdam en/of Maassluis, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel door en/of vanwege de overheid zijn verstrekt, te weten leningen/een of meerdere geldbedragen uit hoofde van de Wet en/of het Besluit Inburgering en/of ten behoeve van inburgering heeft/hebben aangewend en/of doen aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) de uitbetalingen, welke door DUO zijn gedaan, in het kader van de door verdachten en/of zijn mededaders namens [naam taalschool] en/of [naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V. ingediende facturen en/of uitbetaling van les-/cursusuren bij [naam taalschool] en/of [naam taalschool] V.O.F. en/of [naam taalschool] B.V., aangewend voor andere doeleinden, te weten de aankoop en/of verstrekking van cadeaubonnen en/of tegoedkaarten en/of een of meerdere laptop(s) en/of computer(s) en/of koptelefoon(s) en/of geldbedragen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke voren omschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
hij op of omstreeks 23 november 2020 te Rotterdam en/of Maassluis, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (al dan niet middels een telefonisch gesprek) mondeling en/of bij geschrift zich jegens een persoon heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk -zakelijk weergegeven- [persoon N] (telefonisch) geïnstrueerd en/of gevraagd en/of mededeling gedaan (om te verklaren):
Vertel ze dat je 4 keer per week moest gaan maar je bent alleen 1 keer daar geweest. Die ene keer was zodat ze je zouden helpen met de CV. Dat de rest allemaal duidelijk voor je was, maar dat je een vraag had over de CV en daarom bent gegaan. (...) Goed. Ja, het was een groot gebouw. En jullie hebben de lift gebruikt om op de school op de gewenste verdieping te komen. En wat is het exacte adres. Dat herinner je je niet. Maar ze gaan jouw vragen hoe het gebouw eruit ziet. Jij gaat zeggen aan de andere kant van de rivier, zoals je me hebt uitgelegd. Waar precies? Zeg tegen ze dat je het je niet precies herinnert omdat mijn man me daarheen heeft gereden. Hoe ziet het gebouw eruit? Het is een groot gebouw. Hoe groot? Zeg ze heel lang (bedoelt hoog), met meer dan 20 verdiepingen
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring(en) zou(den) worden afgelegd.