Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:13806

Op 28 November 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 71/086815-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:13806. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
71/086815-24
Datum uitspraak:
28 November 2025
Datum publicatie:
28 November 2025

Indicatie

26Espeon. Onderzoek naar Common Law, een ideologische variant binnen de soevereinenbeweging. Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk voor het medeplegen van overdragen vuurwapens en medeplegen wapenhandel in bedrijf zonder erkenning.

Vrijspraak van het oogmerk om met de overdacht van vuurwapens een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 71/086815-24

Datum uitspraak: 28 november 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres],

raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht.

1
Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 en 19 september en 9 en 10 december 2024 en 7 maart, 21 mei, 7 en 8 oktober 2025. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 28 november 2025.

2
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdachte wordt – kort samengevat – het volgende verweten:

- het medeplegen van het overdragen van vuurwapens op 21 november 2023 en 5 april 2024 met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken (feit 1 primair), dan wel de medeplichtigheid daaraan (feit 1 subsidiair);

- het medeplegen van andere wapenoverdrachten in de periode 21 november 2023 tot en met 5 maart 2024 (feit 1 primair), dan wel de medeplichtigheid daaraan (feit 2 subsidiair);

- het medeplegen van wapenhandel zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 april 2024 (feit 3).

3
Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:

vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;

bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, met uitzondering van het oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken bij de overdracht op 21 november 2023;

bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.

4
Aanleiding onderzoek 26Espeon en verdenking verdachte

Op 12 maart 2024 heeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) een ambtsbericht verstrekt met daarin informatie over personen die bij ‘Common Law Nederland Earth’ (CLNE) betrokken zouden zijn. Volgens het Kennis- en Expertisecentrum CTER van de politie is de 'Common Law beweging', een ideologische variant binnen de soevereinenbeweging. Het volk heeft volgens de beweging het recht om zich te bewapenen en te verdedigen. Aanhangers van de ideologie roepen op tot het arresteren van 'vijanden van het vrije Nederlandse volk' en bepleiten hun berechting voor tribunalen. Indien nodig mag bij de arrestaties wat hen betreft dodelijk geweld gebruikt worden. Het ambtsbericht bevatte verder informatie over een CLNE-bijeenkomst waarbij aanwezigen zeiden bereid te zijn geweld te gebruiken tegen autoriteiten en over handel in illegale vuurwapens, waar de verdachte bij betrokken zou zijn.

Naar aanleiding van dit ambtsbericht is onderzoek 26Espeon gestart. Binnen het onderzoek zijn in totaal tien verdachten aangehouden en vonden diverse doorzoekingen plaats, waarbij op verschillende locaties onder meer vuurwapens en munitie in beslag werden genomen.

5
Waardering van het bewijs
5.1.

Feit 1: wapenoverdrachten met het oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken

5.1.1.

Standpunt officier van justitie

Het feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. Op 21 november 2023 en 5 april 2024 hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] vuurwapens overgedragen.

Bij de levering op 5 april 2024 hebben de verdachte en [medeverdachte 1] gehandeld met het oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken. Dat volgt uit een opgenomen gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op 4 maart 2024 na een ontmoeting met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Hierin bespraken zij dat de kopers rechtsextremistisch zijn en de vuurwapens wilden gebruiken voor een totale opstand. Ze wilden beginnen met het doden van een burgemeester en politieagenten. De verdachte en [medeverdachte 1] hebben op 5 april 2024 drie vuurwapens overgedragen, in het besef dat de kopers daarmee een terroristisch misdrijf wilden plegen. Zij hebben dat terroristisch misdrijf als noodzakelijk gevolg willens en wetens voor lief genomen.

5.1.2.

Standpunt verdediging

De verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit omdat hij niet als medepleger kan worden aangemerkt van de beide overdrachten. Op 21 november 2023 was de verdachte alleen maar als tussenpersoon aanwezig bij de levering van de wapens. Hij wist niet wat er overgedragen zou worden of welke afspraken er tussen de koper en verkoper waren gemaakt. Bij de overdracht op 5 april 2024 kan de verdachte evenmin worden aangemerkt als medepleger omdat er geen gezamenlijke uitvoering, intensieve samenwerking of onderlinge gelijkwaardigheid was. De verdachte had zich bedacht. De verdachte heeft zich niet of nauwelijks met de transactie bemoeid. Er was in ieder geval geen sprake van een terroristisch oogmerk bij de overdrachten.

De verdachte heeft met zijn handelen bij beide overdrachten hooguit opzettelijk de gelegenheid verschaft tot het plegen daarvan. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank of dit medeplichtigheid oplevert, zoals subsidiair ten laste is gelegd.

5.1.3.

Beoordeling

De verdachte en [medeverdachte 2] waren collega’s. Op enig moment heeft [medeverdachte 2] te kennen gegeven dat hij op zoek was naar vuurwapens. De verdachte heeft daarover contact gehad met [medeverdachte 1] die vuurwapens kon leveren. De verdachte en [medeverdachte 2] hebben via whatsapp contact gehad over de aanschaf van tien vuurwapens. Op 21 november 2023 zijn er tien vuurwapens overgedragen aan [medeverdachte 2]. De verdachte en [medeverdachte 1] waren hierbij aanwezig. Na het overdragen van de wapens, ontstond een discussie over de vraag of de vuurwapens wel naar behoren functioneerden. [medeverdachte 2] heeft om nieuwe vuurwapens en munitie gevraagd. Op 4 maart 2024 hebben de verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] elkaar ontmoet en over vuurwapens en munitie gesproken. Toen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vertrokken waren heeft de verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd dat ‘hij’ wel eens gezegd had dat ze wilden beginnen met het omleggen van de burgemeester van Deventer, het neerschieten van elke agent en dat ze een totale opstand wilden. Door tussenkomst van de verdachte werd op 5 april 2024 een afspraak gemaakt tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] omdat [medeverdachte 1] hem spullen wou geven. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] werden op 5 april 2024 bij die overdracht aangehouden. Bij [medeverdachte 2] werden toen drie vuurwapens aangetroffen.

De rechtbank zal de rol van de verdachte bespreken en de vraag of er bij de overdrachten van de vuurwapens sprake was van een terroristisch oogmerk.

21 november 2023: de overdracht van tien vuurwapens

De verdachte heeft met [medeverdachte 2] gesproken over het aantal vuurwapens, de prijzen daarvan, de typen vuurwapens die hij in voorraad had en de afspraak voor de overdracht gemaakt. Daarbij heeft de verdachte het meestal over ‘wij’, wat impliceert dat hij samen met iemand anders de vuurwapens kan leveren. Hij was ook aanwezig toen de vuurwapens werden overgedragen. De materiële en intellectuele bijdrage van de verdachte bij deze overdracht is van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1]. Dat zij op dat moment wisten wat [medeverdachte 2] met de wapens van plan was kan niet worden vastgesteld. Dat de verdachten handelden met het oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken kan niet worden bewezen.

5 april 2024: de overdracht van drie vuurwapens

De verdachte was niet aanwezig bij de overdracht van vuurwapens op 5 april 2024. Uit de chats tussen de verdachte en [medeverdachte 2] blijkt dat de verdachte het contact over deze overdracht onderhoudt en alle communicatie voert. Zijn rol is dezelfde als bij de levering op 21 november 2023. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] maken uiteindelijk onderling een afspraak omdat de verdachte niet aanwezig kan zijn bij de overdracht. De dag na de aanhouding van [medeverdachte 1] laat de verdachte aan iemand weten dat hij ‘net even niet mee was, maar wel heel veel contact had gehad van tevoren’. Uit niets blijkt dat verdachte niet bij de overdracht was omdat hij tot een ander inzicht was gekomen met betrekking tot de wapenhandel. Het handelen van de verdachte is ook in dit geval van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.

Oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken op 5 april?

Uit artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht volgt dat een terroristisch misdrijf een misdrijf is dat gepleegd wordt met het oogmerk om onder andere een overheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke of constitutionele structuren van een land ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

Uit de contacten die voorafgingen aan de ontmoeting met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op

4 maart 2024 leidt de rechtbank af dat de verdachte met ‘hij’ [medeverdachte 2] bedoelde. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt hoe en in welke context [medeverdachte 2] dit tegen de verdachte gezegd zou hebben. Verdachte en [medeverdachte 1] lijken het een kansloos plan te vinden. Het gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte serieus rekening hield met de mogelijkheid dat [medeverdachte 2] terroristische misdrijven met de vuurwapens zou begaan. Uit de overige dossierstukken kan evenmin worden afgeleid dat de verdachte kennis droeg van (concrete) voorgenomen terroristische misdrijven. Dat door de verdachte gehandeld is met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken kan dan ook niet worden bewezen.

5.1.4.

Conclusie

Het primair ten laste gelegde medeplegen van de overdracht van tien vuurwapens op

21 november 2023 en drie vuurwapens op 5 april 2024 is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt vrijgesproken van het strafverzwarende oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.

5.2.

Feit 3: wapenhandel

5.2.1.

Standpunt verdediging

Voor zover de verdenking betrekking heeft op de overdrachten op 21 november 2023 en

5 april 2024, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De chats tussen de verdachte en [medeverdachte 1] kunnen niet leiden tot een veroordeling voor andere wapenhandel omdat deze onvoldoende aanknopingspunten bieden om vast te kunnen stellen waarover werd onderhandeld. Onduidelijk blijft of het ging om wapens of munitie en tot welke categorie van de Wet wapens en munitie die dan zouden behoren. Er zijn namelijk geen wapens of munitie aangetroffen die te linken zijn aan de chats.

5.2.2.

Beoordeling

Uit het dossier blijkt dat de verdachte in de ten laste gelegde periode met verschillende personen heeft gesproken over de aankoop en verkoop van wapens en munitie en dat hij daarbij samenwerkte met [medeverdachte 1]. Dit heeft in ieder geval geleid tot de overdracht van vuurwapens op 21 november 2023 en 5 april 2024. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat ook buiten deze twee overdrachten door de verdachte en [medeverdachte 1] vuurwapens zijn verhandeld.

Uit de chat met [medeverdachte 1] op 5 maart 2024 blijkt dat ene ‘[naam]’ de verdachte heeft geappt over een ‘Barett’ en op 19 februari 2024 vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] of hij er ‘vnv een kan ophalen voor die rapperttt’, waarna er over een ‘desert’ wordt gesproken. Met barett en desert worden vuurwapens bedoeld.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] wapens verhandelde, waarbij hij heeft onderhandeld over de verkoop van vuurwapens en gesproken heeft over de levering daarvan. Dat de verdachten voor deze activiteiten geen erkenning (vergunning) hadden volgt uit de wijze waarop er over de handel werd gecommuniceerd en de wijze waarop [medeverdachte 1] aan de wapens kwam, te weten via Telegram. Gezien de frequentie waarmee de verdachten hebben gehandeld is bovendien bewezen dat sprake is van handelen in de uitoefening van een bedrijf.

5.2.3.

Conclusie

De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

5.3.

Vrijspraak feit 2 (andere wapenoverdrachten)

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.4.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:

1.

hij op of omstreeks 21 november 2023 en/of 5 april 2024, te Heeten en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

vuurwapens (10 stuks op 21 november 2023 en 3 stuks op 5 april 2024) als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen,

terwijl het feit is/de feiten zijn begaan met het oogmerk om een terroristisch misdrijf (als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;

3.

hij in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 april 2024 te Wijhe en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, zonder erkenning vuurwapens en munitie van categorie II en/of III in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld en/of heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop of levering van zulke vuurwapens en munitie door met een of meer ander(en) in gesprek te zijn en/of afspraken te maken over de aankoop, verkoop, prijs, kwaliteit en beschikbaarheid van zulke vuurwapens en munitie.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6
Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd;

3. medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7
Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Overwegingen

8
Motivering straf
8.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

8.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft in een periode van meerdere maanden samen met [medeverdachte 1] in wapens en munitie gehandeld en gesprekken gevoerd over de verkoop en levering van vuurwapens. In totaal heeft de verdachte in ieder geval 13 vuurwapens overgedragen. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt bovendien tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Om deze reden is de handel in vuurwapens streng gereguleerd. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die vuurwapenbezit en -gebruik met zich brengen en wat de kopers met de wapens mogelijk van plan waren. De onverschilligheid waarmee de wapens zijn geleverd, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Mede door hem zijn illegaal verkregen vuurwapens ongecontroleerd in de samenleving beland.

8.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Strafblad

Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Rapportages

Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd

11 september 2025. Dit rapport houdt onder meer in dat vanuit de duidingsgesprekken met de verdachte naar voren komt dat geen sprake is van een persoon met een gewelddadig extremistisch denkkader. Een mate van radicalisering is evenmin aan het licht gekomen. Hij heeft zich meewerkend opgesteld binnen het schorsingstoezicht en gesprekken met de reclassering. De verdachte valt het beste te typeren als een persoon met een sterke eigen mening, authentiek en met een nuchtere instelling. Hij heeft een rijk sociaal leven en wil graag goed doen voor een ander. Hierdoor is hij wellicht soms te goed van vertrouwen, waarbij enige vorm van naïviteit opvalt. Van problematiek op het gebied van wonen, financiën of middelengebruik is geen sprake. De verdachte kan zich goed staande houden op praktisch vlak of weet hierbij de juiste ondersteuning te vinden. De reclassering ziet geen risico’s op het gebied van een extremistisch denkkader of op andere leefgebieden die de kans op herhaling van een soortgelijk delict doen toenemen. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Er wordt geen noodzaak gezien om met interventies of toezicht de lage risico’s verder te beperken of het gedrag te veranderen.

8.4.

Conclusies van de rechtbank

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De verdachte heeft 80 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht.

Verdachte zal daardoor weer een tijd terug naar de gevangenis moeten, wat ingrijpende gevolgen voor hem heeft, maar de feiten zijn te ernstig om te kunnen volstaan met een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals is verzocht door de verdediging. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het strafverzwarende oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken niet bewezen. Gelet daarop, alsmede gelet op de straffen die aan de medeverdachten in dit onderzoek worden opgelegd, acht de rechtbank alles afwegend een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

9
Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis zal, anders dan de raadsman heeft bepleit, niet worden opgeheven. De ernstige bezwaren en gronden daarvoor zijn onverkort aanwezig. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden echter aanleiding om, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De voorwaarden van toezicht door de reclassering en meewerken aan een gedragsinterventie komen te vervallen. De beslissing tot schorsing wordt apart opgemaakt.

10
In beslag genomen voorwerpen

Op de beslaglijst van 7 oktober 2025 staan de volgende inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen:

- 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 1] (poeder)

- 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 2] (roze pillen)

- 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 3] (groen pillen)

- 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 4] (kristal blok)

- 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 5] (brokken 2MMC)

- 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 6] (pillen)

- 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 7] (roze poeder)

- 1 STK Balletjes pistool | [proces-verbaalnummer 8]

- 1 STK Munitie | [proces-verbaalnummer 8]

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.

De in beslag genomen goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet. De voorwerpen behoren toe aan de verdachte en zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen.

11
Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12
Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

13
Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft dat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:

- verklaart onttrokken aan het verkeer:

> 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 1] (poeder)

> 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 2] (roze pillen)

> 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 3] (groen pillen)

> 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 4] (kristal blok)

> 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 5] (brokken 2MMC)

> 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 6] (pillen)

> 1 STK Drugs | [proces-verbaalnummer 7] (roze poeder)

> 1 STK Balletjes pistool | [proces-verbaalnummer 8]

> 1 STK Munitie | [proces-verbaalnummer 8].

Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,

en mrs. J. de Lange en D. van Putten, rechters,

in tegenwoordigheid van mrs. B.A.M. Elst en L. Hessing, griffiers,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 november 2025.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1

(Wapenoverdracht aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3])

Hij op of omstreeks 21 november 2023 en/of 5 april 2024, te Heeten en/of (elders) in Nederland,

(telkens)

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

vuurwapens (10 stuks op 21 november 2023 en 3 stuks op 5 april 2024) als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen,

terwijl het feit is/de feiten zijn begaan met het oogmerk om een terroristisch misdrijf (als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

Een of meer personen op of omstreeks 21 november 2023 en/of 5 april 2024, te Heeten en/of (elders) in Nederland, (in totaal 13) vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen, terwijl het feit op 5 april 2024 is begaan met het oogmerk om een terroristisch misdrijf (als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken

bij het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 13 oktober 2023 tot en met 05 april 2024 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe en/of Heeten en/of (elders) in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft

verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door als tussenpersoon te fungeren;

2

(Andere wapenoverdrachten dan bedoeld onder feit 1)

Hij in of omstreeks de periode van 17 november 2023 tot en met 05 maart 2024 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

meerdere vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

Een of meer personen in of omstreeks de periode van 17 november 2023 tot en met 05 maart 2024 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe en/of Heeten, in elk geval in Nederland, een of meerdere vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen, bij het plegen van welke misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 17 november 2023 tot en met 05 maart 2024 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door als tussenpersoon te fungeren;

3

Hij in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 april 2024 te Wijhe en/of elders in Nederland

tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,

zonder erkenning vuurwapens en munitie van categorie II en/of III in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld en/of heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop of levering van zulke vuurwapens en munitie door met een of meer ander(en) in gesprek te zijn en/of afspraken te maken over de aankoop, verkoop, prijs, kwaliteit en beschikbaarheid van zulke vuurwapens en munitie.