Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:13807

Op 28 November 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 71/118432-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:13807. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
71/118432-24
Datum uitspraak:
28 November 2025
Datum publicatie:
28 November 2025

Indicatie

26Espeon. Onderzoek naar Common Law, een ideologische variant binnen de soevereinenbeweging. Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk voor het medeplegen van overdragen vuurwapens, aanwezig hebben MDMA, voorhanden hebben vuurwapens en medeplegen wapenhandel in bedrijf zonder erkenning.

Vrijspraak van het oogmerk om met de overdracht van vuurwapens een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 71/118432-24

Datum uitspraak: 28 november 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres] ,

raadslieden mrs. J.W.D. Roozemond en J.J.J. Zwaan, advocaten te Utrecht.

1
Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli, 18 en 19 september en 9 en 10 december 2024 en 7 maart, 21 mei, 7 en 8 oktober 2025. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 28 november 2025.

2
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering aanpassing omschrijving feiten, waarbij de oorspronkelijke opgave van feiten op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 september 2024 is gewijzigd. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdachte wordt – kort samengevat – het volgende verweten:

- het medeplegen van het overdragen van drie vuurwapens op 5 april 2024 met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken (feit 1);

- het voorhanden hebben van zeven vuurwapens op 5 april 2024 (feit 2);

- het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 226,15 gram MDMA op 5 april 2024 (feit 3);

- het medeplegen van het overdragen van tien vuurwapens op 21 november 2023 (feit 4);

- het medeplegen van het overdragen van andere vuurwapens in de periode 17 november 2023 tot en met 5 maart 2024 (feit 5);

- het medeplegen van wapenhandel zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 april 2024 (feit 6).

3
Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:

bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.

4
Aanleiding onderzoek 26Espeon en verdenking verdachte

Op 12 maart 2024 heeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) een ambtsbericht verstrekt met daarin informatie over personen die bij ‘Common Law Nederland Earth’ (CLNE) betrokken zouden zijn. Volgens het Kennis- en Expertisecentrum CTER van de politie is de 'Common Law beweging', een ideologische variant binnen de soevereinenbeweging. Het volk heeft volgens de beweging het recht om zich te bewapenen en te verdedigen. Aanhangers van de ideologie roepen op tot het arresteren van 'vijanden van het vrije Nederlandse volk' en bepleiten hun berechting voor tribunalen. Indien nodig mag bij de arrestaties wat hen betreft dodelijk geweld gebruikt worden. Het ambtsbericht bevatte verder informatie over een CLNE-bijeenkomst waarbij aanwezigen zeiden bereid te zijn geweld te gebruiken tegen autoriteiten en over handel in illegale vuurwapens, waar de verdachte bij betrokken zou zijn.

Naar aanleiding van dit ambtsbericht is onderzoek 26Espeon gestart. Binnen het onderzoek zijn in totaal tien verdachten aangehouden en vonden doorzoekingen plaats, waarbij op verschillende locaties onder meer vuurwapens en munitie in beslag werden genomen.

5
Geldigheid dagvaarding feit 5
5.1.

Standpunt verdediging

Aangevoerd is dat feit 5 op de dagvaarding, de overdracht van vuurwapens in de periode

17 november 2023 tot en met 5 april 2024, onduidelijk is omschreven omdat daaruit niet afgeleid kan worden om welke wapens het zou gaan. Het is voor de verdachte niet duidelijk waartegen hij zich dient te verweren. Dat moet leiden tot nietigheid van de dagvaarding.

5.2.

Beoordeling

De officier van justitie heeft op 18 september 2024 de vordering nadere omschrijving feiten overgelegd. In de toelichting daarbij is gesteld dat het om andere wapenoverdrachten gaat dan de overdrachten op 21 november 2023 en 5 april 2024. In het proces-verbaal van die zitting is terug te lezen dat de raadslieden geen bezwaar hebben gemaakt tegen deze wijziging.

De rechtbank is van oordeel dat het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt tegen de achtergrond van het dossier, voldoende duidelijk is. De dagvaarding ten aanzien van feit 5 is dan ook geldig. Het verweer wordt verworpen.

6
Waardering van het bewijs
6.1.

Bewezenverklaring feiten 2, 3 en 4

De onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

6.2.

Feit 1: wapenoverdracht met het oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken op 5 april 204

De rechtbank merkt vooraf op dat de verdachte heeft bekend dat hij op 5 april 2024 drie vuurwapens heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] . Dit gedeelte van de tenlastelegging zal dan ook zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De vraag die resteert is of er bij die overdracht sprake is geweest van het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.

6.2.1.

Standpunt officier van justitie ten aanzien van het oogmerk

Bij de levering op 5 april 2024 hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] gehandeld met het oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken. Dat volgt uit een opgenomen gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] op 4 maart 2024 na een ontmoeting met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Hierin bespraken zij dat de kopers rechtsextremistisch zijn en de vuurwapens wilden gebruiken voor een totale opstand. Ze wilden beginnen met het doden van een burgemeester en politieagenten. De verdachte en [medeverdachte 2] hebben op 5 april 2024 drie vuurwapens overgedragen, in het besef dat de kopers daarmee een terroristisch misdrijf wilden plegen. Zij hebben dat terroristisch misdrijf als noodzakelijk gevolg willens en wetens voor lief genomen.

6.2.2.

Beoordeling

[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren collega’s. Op enig moment heeft [medeverdachte 1] te kennen gegeven dat hij op zoek was naar vuurwapens. [medeverdachte 2] heeft daarover contact gehad met de verdachte, die in wapens handelde. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben via whatsapp contact gehad over de aanschaf van tien vuurwapens. Op 21 november 2023 zijn er tien vuurwapens overgedragen aan [medeverdachte 1] . De verdachte en [medeverdachte 2] waren hierbij aanwezig. Na het overdragen van de wapens, ontstond discussie over de vraag of de vuurwapens wel naar behoren functioneerden. [medeverdachte 1] heeft om nieuwe wapens en munitie gevraagd. Op

4 maart 2024 hebben de verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] elkaar ontmoet en over vuurwapens en munitie gesproken. Toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vertrokken waren heeft [medeverdachte 2] tegen de verdachte gezegd dat ‘hij’ wel eens gezegd had dat ze wilden beginnen met het omleggen van de burgemeester van Deventer, het neerschieten van elke agent en dat ze een totale opstand wilden. Door tussenkomst van [medeverdachte 2] werd op 5 april 2024 een afspraak gemaakt tussen de verdachte en [medeverdachte 1] omdat de verdachte hem spullen wou geven. [medeverdachte 1] en de verdachte werden op 5 april 2024 bij die overdracht aangehouden. Bij [medeverdachte 1] werden drie vuurwapens aangetroffen.

Oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken op 5 april?

Uit artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht volgt dat een terroristisch misdrijf een misdrijf is dat gepleegd wordt met het oogmerk om onder meer een overheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke of constitutionele structuren van een land ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

Uit de contacten die voorafgingen aan de ontmoeting met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op

4 maart 2024 leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] in het gesprek met de verdachte met ‘hij’ [medeverdachte 1] bedoelde. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt hoe en in welke context [medeverdachte 1] dit tegen [medeverdachte 2] gezegd zou hebben. De verdachte en [medeverdachte 2] lijken het een kansloos plan te vinden. Het gesprek tussen [medeverdachte 2] en de verdachte is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte serieus rekening hield met de mogelijkheid dat [medeverdachte 1] terroristische misdrijven met de vuurwapens zou begaan. Uit de overige dossierstukken kan evenmin worden afgeleid dat de verdachte kennis droeg van (concrete) voorgenomen terroristische misdrijven. Dat door de verdachte gehandeld is met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken kan dan ook niet worden bewezen.

6.3.

Feit 5: andere wapenoverdrachten in de periode van 17 november 2023 tot en met

5 maart 2024

6.3.1.

Standpunt officier van justitie

Dit feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. Uit chats, tussen de verdachte en het tegencontact ‘Bacoooo’ blijkt dat in de ten laste gelegde periode ook daadwerkelijk andere wapens en munitie zijn geleverd.

6.3.2.

Beoordeling

Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte gesprekken heeft gevoerd over (de handel in) wapens en munitie, naast de leveringen van de wapens aan [medeverdachte 1] . Op grond van die chats kan niet worden vastgesteld dat er in die periode ook daadwerkelijk wapens zijn overgedragen of geleverd door de verdachte, wanneer dat zou zijn gebeurd en om wat voor soort wapens dat zou gaan. De gesprekken lijken bijvoorbeeld ook over drugs te gaan en de chat waar de officier van justitie naar verwijst waarin de verdachte zegt een vuurwapen te hebben verkocht, valt buiten de ten laste gelegde periode. Gelet op het voorgaande kan dit feit niet wettig en overtuigend worden bewezen.

6.4.

Feit 6: wapenhandel in de periode 17 november 2023 tot en met 5 april 2024

6.4.1.

Standpunt verdediging

De verdachte moet worden vrijgesproken. Het aan dezelfde personen, te weten [medeverdachte 1] , incidenteel overdragen van wapens kan niet tot de conclusie leiden dat er bedrijfsmatig is gehandeld, zoals artikel 9 lid 1 van de Wet wapens en munitie dat vereist. Van belang is dat de verdachte niet betrokken is geweest bij de gesprekken over de verkoop en levering van wapens aan [medeverdachte 1] , maar dat [medeverdachte 2] die heeft gevoerd.

6.4.2.

Beoordeling

Uit het dossier blijkt dat de verdachte in de ten laste gelegde periode met verschillende personen heeft gecommuniceerd over de verkoop van wapens en munitie en dat hij daarbij samenwerkte met [medeverdachte 2] . Dit heeft geleid tot de overdracht van vuurwapens op in ieder geval 21 november 2023 en 5 april 2024. De rechtbank is van oordeel dat ook buiten deze twee overdrachten door de verdachte en [medeverdachte 2] vuurwapens zijn verhandeld.

Verdachte bood in chats vuurwapens aan die hij beschikbaar had, hij verwees in een Telegram groep naar een andere groep waar wapens gekocht konden worden. Hij nam deel in twee Telegram groepen waarin wapens te koop werden aangeboden en gevraagd. Uit de chat met [medeverdachte 2] op 5 maart 2024 blijkt dat ene ‘ [naam][medeverdachte 2] heeft geappt over een ‘Barett’ en op 19 februari 2024 vraagt [medeverdachte 2] aan de verdachte of hij er ‘vnv een kan ophalen voor die rapperttt’, waarna er over een ‘desert’ wordt gesproken. Met barett en desert worden vuurwapens bedoeld.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wapens verhandelde, waarbij hij onderhandelde over de verkoop en afspraken maakte over de levering van wapens. Hij deed dat voor een deel samen met [medeverdachte 2] . Dat de verdachten voor deze activiteiten geen erkenning (vergunning) hadden volgt uit de wijze waarop er over de handel werd gecommuniceerd en de wijze waarop de verdachte aan de wapens kwam, te weten via Telegram. Gezien de frequentie waarmee de verdachten hebben gehandeld is bovendien bewezen dat gehandeld is in de uitoefening van een bedrijf.

6.5.

Conclusie

De verdachte wordt vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit. Het onder 1 ten laste gelegde feit is bewezen, met uitzondering van het oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken. Daarvan wordt de verdachte vrijgesproken. De feiten 2, 3, 4 en 6 zijn ook bewezen.

6.6.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan.

In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1.

hij op of omstreeks 5 april 2024 te Heeten en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (3) vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie heeft overgedragen,

terwijl het feit is begaan met het oogmerk om een terroristisch misdrijf (als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;

2.

hij op of omstreeks 5 april 2024 te Heeten en/of Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland,

(in totaal) (7) vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;

3.

hij op of omstreeks 5 april 2024 te Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, aanwezig heeft gehad,

226,15 gram brokken MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

4.

hij op of omstreeks 21 november 2023 te Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (10) vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie heeft overgedragen;

6.

hij in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 april 2024 te Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, zonder erkenning vuurwapens en munitie van categorie II en/of III in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld en/of heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop of levering van zulke vuurwapens en munitie door met een of meer ander(en) in gesprek te zijn en/of afspraken te maken over de aankoop, verkoop, prijs, kwaliteit en beschikbaarheid van zulke vuurwapens en munitie.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

7
Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd;

2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een wapen van categorie III, meermalen gepleegd;

3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

4. medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd;

6. medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

8
Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Overwegingen

9
Motivering straf
9.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

9.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft in een periode van meerdere maanden samen met [medeverdachte 2] in wapens en munitie gehandeld en gesprekken gevoerd over de verkoop en levering van wapens. De rol van de verdachte in die wapenhandel is groter dan die van [medeverdachte 2] , omdat hij de wapens had. Ook was hij bij meer handel betrokken. Het handelen van de verdachte heeft geleid tot de daadwerkelijke overdracht van in totaal dertien vuurwapens aan [medeverdachte 1] . In de woning van de verdachte zijn ook verschillende wapens aangetroffen. Naast omgebouwde gaspistolen lag er een ‘aanvalsgeweer’ in zijn woning. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Om deze reden is de handel in vuurwapens streng gereguleerd. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die vuurwapenbezit en -gebruik met zich brengen en wat de kopers met de wapens mogelijk van plan waren. De onverschilligheid waarmee de wapens zijn geleverd en waarmee de verdachte in wapens handelt, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.

Ook is er MDMA in de woning van de verdachte aangetroffen. Het is algemeen bekend dat drugs schadelijk is voor de volksgezondheid en vele vormen van criminaliteit met zich brengt.

9.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Strafblad

Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Rapportage

Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd

19 september 2025. Dit rapport houdt onder meer in dat uit het strafdossier en de diverse gevoerde gesprekken met de verdachte duidelijk is geworden dat bij hem geen sprake is van een gedachtegoed dat geweld legitimeert. Het narratief van CLNE en inzet van geweld sluiten niet aan bij zijn kijk op de wereld. De reclassering ziet geen anti-institutionele houding bij de verdachte ten aanzien van overheidsbeleid. Zijn drijfveer lijkt vooral gelegen in de mogelijkheid om op relatief gemakkelijke wijze geld te kunnen verdienen. De verdachte heeft zich meewerkend en constructief opgesteld binnen het schorsingstoezicht en gesprekken met de reclassering. Uit diagnostisch onderzoek is naar voren gekomen dat sprake is van ADHD. Het uitgevoerde intelligentieonderzoek liet een zwakbegaafd en disharmonisch profiel zien. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een strafoplegging zonder bijzondere voorwaarden. Er wordt geen noodzaak gezien om met interventies of reclasseringstoezicht de als laag ingeschatte recidive-risico’s nog verder te beperken of het gedrag te beïnvloeden. Een eventuele vervolgbehandeling kan binnen een vrijwillig kader plaatsvinden.

9.4.

Conclusies van de rechtbank

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de 167 dagen die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Verdachte zal daardoor weer een tijd terug naar de gevangenis moeten, wat ingrijpende gevolgen voor hem heeft. De feiten in deze zaak zijn te ernstig om te volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging is bepleit. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.

Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het strafverzwarende oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken niet bewezen. Gelet daarop, gelet op de omstandigheden van het geval alsook gelet op de straffen die aan de medeverdachten in de onderzoek worden opgelegd, acht de rechtbank alles afwegend een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

10
Voorlopige hechtenis

Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de schorsing van de voorlopige hechtenis niet worden opgeheven. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De voorwaarden van toezicht door de reclassering en meewerken aan een gedragsinterventie komen te vervallen. De beslissing tot schorsing wordt apart opgemaakt.

11
In beslag genomen voorwerpen

Op de beslaglijst van 7 oktober 2025 staat het volgende inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp:

- 1 STK telefoontoestel | [proces-verbaalnummer]

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren. De verdediging heeft verzocht een last tot teruggave aan de verdachte te geven.

De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard. Een deel van de bewezen feiten is met behulp van deze telefoon begaan.

12
Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

13
Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

14
Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft dat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 6:

> 1 STK telefoontoestel | [proces-verbaalnummer] .

Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,

en mrs. J. de Lange en D. van Putten, rechters,

in tegenwoordigheid van mrs. B.A.M. Elst en L. Hessing, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 november 2025.

Bijlage I

Tekst nader omschreven tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

Hij op of omstreeks 5 april 2024 te Heeten en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (3) vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie heeft overgedragen, terwijl het feit is begaan met het oogmerk om een terroristisch misdrijf (als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;

2.

Hij op of omstreeks 5 april 2024 te Heeten en/of Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland,

(in totaal) (7) vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;

3.

Hij op of omstreeks 5 april 2024 te Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, aanwezig heeft gehad,

226,15 gram brokken MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

4.

Hij op of omstreeks 21 november 2023 te Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (10) vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie heeft overgedragen;

5.

Hij in of omstreeks de periode van 17 november 2023 tot en met 05 maart 2024 te Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meerdere vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen;

6.

Hij in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 april 2024 te Olst-Wijhe en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,

zonder erkenning vuurwapens en munitie van categorie II en/of III in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld en/of heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop of levering van zulke vuurwapens en munitie door met een of meer ander(en) in gesprek te zijn en/of afspraken te maken over de aankoop, verkoop, prijs, kwaliteit en beschikbaarheid van zulke vuurwapens en munitie.