4.2.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 januari 2024 omstreeks 19:00 uur kreeg de politie het verzoek om naar de woning van [slachtoffer] (hierna: [voornaam slachtoffer] ) te gaan aan de [adres delict] te [plaats] . De moeder van [voornaam slachtoffer] kreeg al enige tijd geen contact met haar en het lukte de zus van [voornaam slachtoffer] niet om met de huissleutel de deur van de woning te openen. De politie betrad de woning met een stormram en trof [voornaam slachtoffer] en de verdachte bewegingloos op de bank in de woonkamer aan. [voornaam slachtoffer] bleek diverse (steek)verwondingen te hebben en was overleden. De eveneens gewonde verdachte is na reanimatie met de ambulance overgebracht naar het Universitair Medisch Centrum te Utrecht. Hij is een dag later in het ziekenhuis aangehouden.
De voordeur van de woning bleek aan de binnenzijde te zijn vergrendeld door middel van twee deurknippen en ook de overige in de woning aanwezige buitendeuren waren middels een knip aan de binnenkant vergrendeld. De verbalisanten hadden niet de indruk dat er in de woonkamer - waar zowel [voornaam slachtoffer] als de verdachte zijn aangetroffen - een worsteling had plaatsgevonden. Bij [voornaam slachtoffer] is in de ene hand een handvat van een mes en in de andere hand het lemmet van een mes aangetroffen.
Letsels
Tijdens de lijkschouw van [voornaam slachtoffer] ter plaatse zijn er op de borst ter hoogte van de tepellijn drie steekverwondingen aangetroffen en hoog op de borst, net boven het sleutelbeen, een vierde steekverwonding. Voorts is er op de rechter elleboog een steekverwonding aangetroffen en op de linker bovenarm een klein puntvormig letsel met daaromheen blauwe huidverkleuring. Op de linker onderarm zijn vier steekverwondingen aangetroffen, waarvan er zich twee aan de buitenzijde en twee aan de binnenzijde van de arm bevonden.
Uit radiologisch onderzoek aan het lichaam van [voornaam slachtoffer] blijkt dat beide longen waren ingeklapt en dat er bloed en vocht in de borstholte zat. Ook is er letsel aan het hartzakje en lucht in het hart en de grote bloedvaten geconstateerd.
Uit forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [voornaam slachtoffer] blijkt dat aan de borstkas en aan beide armen in totaal tien huiddefecten waren ten gevolge van bij leven opgelopen scherprandig en scherppuntig perforerende en mogelijk snijdende krachtsinwerking. Deze toonden aansluitende wondkanalen, zoals passend bij zes tot acht steken. Meerdere van de letsels hadden een aspect zoals goed passend bij oplopen door gestoken en/of gesneden worden met een eenzijdig snijdend voorwerp, zoals een eenzijdig snijdend mes. Het diepste betrouwbaar te meten (deel van een) steekkanaal had een lengte van circa 6,8 centimeter. Volgens de patholoog kunnen de letsels opgelopen zijn door middel van het mes dat in twee delen bij [voornaam slachtoffer] in haar handen is aangetroffen.
Voorts blijkt uit dit onderzoek dat het overlijden zonder meer wordt verklaard door het steekletsel centraal en voor aan de borstkas. Een steekletsel rechtsvoor hoog aan de borstkas heeft mogelijk bijgedragen aan (de snelheid van) het overlijden.
Uitgaande van de gemeten lichaams- en omgevingscondities bij forensisch onderzoek ter plaatse en de omstandigheden waarin het lichaam werd aangetroffen blijkt - met een betrouwbaarheidsinterval van 95% - dat [voornaam slachtoffer] de betreffende dag tussen 06:12 uur en
11:48 uur moet zijn overleden. De rechtbank gaat hierbij uit van een postmortaal interval dat is gebaseerd op de situatie waarbij het onderlichaam van [voornaam slachtoffer] was bedekt met haar jas en kleding, zoals zij ook is aangetroffen.
Uit de letselrapportage betreffende de verdachte blijkt dat hij in de hartstreek links minimaal negen gegroepeerde steekletsels met min of meer dezelfde horizontale oriëntatie en aan de binnenzijde van de rechter pols enkele kras- of snijletsels had. Ook had de verdachte twee beschadigingen aan het longweefsel van de linker bovenkwab en een klaplong.
De rechtbank destilleert de volgende chronologische gebeurtenissen op 23 januari 2024 uit het dossier.
De verdachte heeft [voornaam slachtoffer] om 05:00 uur gebeld. Het gesprek heeft 35 seconden geduurd. De verdachte is vervolgens om 05:29 uur met het openbaar vervoer vanuit zijn woonplaats Vlaardingen naar het treinstation van Dordrecht gereisd. Hij is rond 08:30 uur aangekomen bij de woning van [voornaam slachtoffer] in [woonplaats] . Dit blijkt onder meer uit het hierna vermelde chatgesprek dat [voornaam slachtoffer] om 08:37 uur met haar AI vriendin, een chatbot genaamd [naam chatbot] , heeft gevoerd.
[persoon A] kwam aan het begin van de ochtend bij de woning van [voornaam slachtoffer] aan en de verdachte deed de deur voor haar open. [voornaam slachtoffer] droeg op dat moment geen jas. Nadat [persoon A] bij [voornaam slachtoffer] bloed had afgenomen, vertrok zij weer.
[voornaam slachtoffer] heeft op de [naam chatbot] app een chatgesprek met haar AI vriendin gevoerd. [voornaam slachtoffer] heeft één van de berichten om 08:37 uur verzonden. [voornaam slachtoffer] schreef dat de verdachte bij haar voor de deur stond, dat hij weer bij elkaar wilde komen en dat zij niet wist wat zij moest doen, hoe zij moest reageren. Zij vroeg de chatbot om advies. Zij schreef daarbij dat zij er niet voor open stond om weer bij elkaar te komen. Zij schreef ook dat de verdachte haar iets meer dan een week ervoor had geslagen. Haar AI vriendin adviseerde haar tegen hem te zeggen dat zij niet hetzelfde voelde als [voornaam verdachte] en dat het beter was om zich op hun eigen leven te focussen, waarop [voornaam slachtoffer] antwoordde dat zij dat had gedaan maar dat de verdachte vragen bleef stellen.
In de woning van [voornaam slachtoffer] is een dag journaal van [voornaam slachtoffer] aangetroffen waarin is genoteerd:
“14 jan. [voornaam verdachte] uit” en “23 jan 10:30 goed gesprek”.
De benedenburen van [voornaam slachtoffer] hoorden uit de woning van [voornaam slachtoffer] tussen 11:00 uur en 12:00 uur hard, pijnlijk geschreeuw en daarnaast ook stemmen. Omstreeks 12:00 uur hoorden zij een harde klap vanuit de woning van [voornaam slachtoffer] , wat klonk als een tafel die hard werd neergezet. Omstreeks 14:00 uur hoorden zij wederom erg veel geschreeuw. Een erg harde schreeuw viel op waarna het stil werd in de woning.
Relatie verdachte en [voornaam slachtoffer]
De verdachte had ongeveer 2 jaar lang een relatie met [voornaam slachtoffer] . Die relatie begon toen zij beiden waren opgenomen in een psychiatrische instelling. Zowel de verdachte als [voornaam slachtoffer] woonden begeleid en [voornaam slachtoffer] woonde daarna sinds kort zelfstandig. De verdachte overnachtte normaal gesproken in het weekend bij [voornaam slachtoffer] . De verdachte en [voornaam slachtoffer] wilden in eerste instantie met elkaar samenwonen, maar dit werd door de begeleiding van beiden tegengehouden. [voornaam slachtoffer] wilde in januari 2024 niet meer samenwonen. Volgens de zus van [voornaam slachtoffer] , [persoon B] , zijn er begin december 2023 relatieproblemen ontstaan. De verdachte was in die maand gestopt met het innemen van zijn medicijnen en de moeder van [voornaam slachtoffer] , [persoon C] , heeft de verdachte
-nadat hij op aangeven van [voornaam slachtoffer] weigerde te vertrekken - uit de woning van [voornaam slachtoffer] gezet. [voornaam slachtoffer] heeft de relatie met de verdachte een aantal dagen voor het incident waarbij zij is komen te overlijden beëindigd en de in de woning van [voornaam slachtoffer] aanwezige spullen van de verdachte zouden op korte termijn naar hem worden teruggebracht. Volgens [persoon C] wilde de verdachte de sleutel van de woning van [voornaam slachtoffer] niet teruggeven. De begeleider van de verdachte heeft [voornaam slachtoffer] gewaarschuwd voor het feit dat de verdachte in een psychose zat en dat zij de politie moest bellen als hij voor haar deur stond.
Volgens [voornaam slachtoffer] was de verdachte jaloers als het om haar ging, accepteerde hij niet dat de relatie was beëindigd, had hij eerder geweigerd de huissleutel terug te geven (die hij later wel terug gaf) en had hij haar bij die gelegenheid (op 12 januari 2024) geslagen. Zo heeft de getuige [naam getuige 1] , een vriendin van [voornaam slachtoffer] , verklaard dat de verdachte erg jaloers was dat [voornaam slachtoffer] vrienden had en op het feit dat er een (andere) man in de woning van haar bleef slapen. Ook de getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat [voornaam slachtoffer] de getuige meerdere malen heeft verteld dat de verdachte een jaloers type was en dat dat ook de reden is geweest dat de verdachte [voornaam slachtoffer] eerder heeft geslagen en dat de relatie was beëindigd.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat het [voornaam slachtoffer] was die hem belde en hem vroeg naar haar toe te komen, dat hij tussen 08:30 uur en 09:00 uur bij de woning van [voornaam slachtoffer] aankwam, daar op de bank ging liggen slapen en dat hij - toen hij wakker werd - merkte dat hij gestoken was en zag dat [voornaam slachtoffer] aan het bloeden was. Hij heeft consequent verklaard niet te weten wat er is gebeurd en niet te weten hoe hij en [voornaam slachtoffer] aan de verwondingen kwamen. Volgens de verdachte was de relatie met [voornaam slachtoffer] niet beëindigd.
De verdachte heeft ter terechtzitting voor het eerst verklaard dat hij na zijn aankomst bij de woning van [voornaam slachtoffer] en voorafgaand aan het moment dat hij [voornaam slachtoffer] bebloed zag liggen, tussendoor buiten op straat is geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer] , heeft dood gestoken.
Het verweer van de verdediging dat in het geheel niet kan worden vastgesteld wat er is gebeurd en ook dat een ander dan de verdachte verantwoordelijk is voor de dood van het slachtoffer slaagt niet. Weliswaar kan het slachtoffer het niet vertellen en zegt de verdachte zich niets te herinneren, maar er zijn genoeg aanwijzingen in het dossier voor het bewijs van doodslag door de verdachte. Daartoe wijst de rechtbank op het volgende.
Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het slachtoffer de verdachte - die met medicatie was gestopt en psychotisch was - heeft opgebeld en gevraagd naar haar toe te komen. De gegevens van de telefoon van het slachtoffer en haar gesprek met haar AI vriendin wijzen er juist op dat de verdachte op eigen initiatief en tegen haar wens in bij haar thuis kwam. Alleen hij en het slachtoffer waren na het vertrek van getuige [persoon A] , die bloed bij [voornaam slachtoffer] kwam prikken, aanwezig in de woning. De woning was van binnen uit vergrendeld. Het slachtoffer is overleden door steekletsel. Het tijdstip van overlijden wordt geschat tussen 06:12 uur en 11:48 uur, terwijl de benedenburen tussen 11:00 uur en 12:00 uur hard, pijnlijk geschreeuw hebben gehoord.
De patholoog concludeert dat de bevindingen (d.w.z. het beeld van de letsels van het slachtoffer) veel tot zeer veel waarschijnlijker zijn gegeven de hypothese dat die letsels van het slachtoffer door een andere persoon zijn toegebracht, dan gegeven de hypothese dat de letsels door het slachtoffer zelf zijn toegebracht. De patholoog heeft dit onder meer gebaseerd op de bevinding dat het slachtoffer letsels aan haar armen had die passen bij afweerletsels en dat er sprake was van een verticaal lopend steekkanaal van één van de letsels wat eerder suggestief is voor toebrenging door derden dan voor het zelf toebrengen.
In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd met betrekking tot de - volgens de verdediging geringe - bewijskracht van deze conclusie, is de rechtbank van oordeel dat het een sterke bewijskracht betreft op basis waarvan een zelfmoordscenario door het slachtoffer kan worden uitgesloten.
Er is geen aanwijzing dat een onbekende derde de woning van [voornaam slachtoffer] is binnen gekomen en het slachtoffer de steekletsels heeft toegebracht. Daartoe wordt gewezen op het feit dat de woning rondom van binnen uit was afgesloten en dat verdachte en het slachtoffer zich in het afgesloten huis bevonden. De politie heeft ook geen sporen aangetroffen die duiden op braak of een worsteling. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij na zijn aankomst bij de woning van het slachtoffer en voorafgaand aan het moment dat hij wakker werd en het slachtoffer bebloed zag liggen, buiten op straat is geweest, doet hier - wat er verder ook zij van die verklaring - niet aan af, reeds omdat het huis waarin zij zich bevonden van binnenuit was afgesloten.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat op basis van de door de verdachte opgelopen steekletsels een zelfverdedigingsscenario niet kan worden uitgesloten, wordt verworpen. In de eerste plaats heeft de verdediging in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een noodsituatie. In de tweede plaats wordt een noodweerscenario weerlegd door de conclusie van de forensisch arts die de letsels van de verdachte heeft onderzocht. Deze arts concludeert dat de bevinding “meerdere steekwonden aan de linker voorzijde van de borst”, waarschijnlijker is onder een hypothese van zelfbeschadiging als oorzaak dan onder een hypothese van toegebracht door een andere persoon. Deze conclusie is gebaseerd op onder meer de bevinding dat de verwondingen van de verdachte zijn beoordeeld als oppervlakkig en dat ze zijn gegroepeerd in een parallel patroon, hetgeen volgens de forensisch arts vaak wordt waargenomen bij letsels door zelfbeschadiging. Bovendien bevonden de letsels zich in een lichaamsdeel dat goed bereikbaar is voor de handen van de verdachte zelf en waren evidente afweerletsels afwezig, aldus de arts.
Daarbij zijn de tapgesprekken die de verdachte in de penitentiaire inrichting met zijn halfbroer heeft gevoerd veelzeggend. Hieruit blijkt dat de verdachte zich nog wel diverse momenten van de bewuste dag kan herinneren, zoals wat hij zag en voelde nadat hij wakker werd op de bank, terwijl hij zich op latere momenten, zoals op het moment van de terechtzitting, steeds minder zegt te kunnen herinneren. Volgens de psycholoog [naam psycholoog] die ter terechtzitting als deskundige is gehoord, ligt het juist in de lijn der verwachting dat indien een persoon een traumatische gebeurtenis meemaakt, diegene er zich naarmate de tijd verstrijkt juist meer van herinnert. Er is geen logische verklaring te vinden voor het feit dat de verdachte zich het ontstaan van de steekletsels niet kan herinneren, maar wel de gebeurtenissen ervoor en erna. De rechtbank acht derhalve de verklaring van de verdachte inhoudende dat hij niets over de toedracht weet, ongeloofwaardig.
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat de verdachte niet accepteerde dat het slachtoffer de relatie had beëindigd, hetgeen zich in opbouwende mate heeft geuit in geweldshandelingen jegens het slachtoffer. De verdachte is in de ochtend van 23 januari 2024 onuitgenodigd naar de woning van het slachtoffer toe gegaan, terwijl hij daar niets had te zoeken. Op enig moment nadat de getuige [persoon A] die ochtend na het bloedprikken de woning van het slachtoffer heeft verlaten, zijn de deurknippen van de voordeur gesloten. Op enig moment heeft het slachtoffer na het vertrek van [persoon A] kennelijk haar jas en schoenen aangetrokken en is uiteindelijk, samen met de verdachte, met steekverwondingen op de bank aangetroffen terwijl de gehele woning van binnenuit gesloten was. De rechtbank komt in het licht van al het voorgaande tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte degene is geweest die bij het slachtoffer de dodelijke steekverwondingen heeft toegebracht.
Opzet
In tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van opzet aan de zijde van de verdachte. De verdachte heeft het slachtoffer vier keer, ook diep in de borst, waar zich vitale organen bevinden, gestoken, waardoor het slachtoffer het leven heeft verloren. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte met vol opzet heeft gehandeld. De rechtbank acht daarmee de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.