Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:15023

Op 22 December 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10-061837-23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:15023. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10-061837-23
Datum uitspraak:
22 December 2025
Datum publicatie:
23 December 2025

Indicatie

Veroordeling voor medeplegen van zware mishandeling tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Overwegingen over toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en hoofdelijke veroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam Zittingsplaats Rotterdam

Meervoudige kamer strafzaken

Parketnummer: 10-061837-23

Datum uitspraak: 22 december 2025

Datum zitting: 8 december 2025

Tegenspraak zonder aanwezigheid van de verdachte

Verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1998 in [geboorteplaats 1]

niet ingeschreven in de basisregistratie personen,

feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres] , [postcode] te [woonplaats] .

Advocaat van de verdachte: mr. A.M.J. Joris

Officier van justitie: mr. J. Lindhout

Benadeelde partij: [benadeelde]

Advocaat van de benadeelde partij: mr. T. Westdijk

Kern van het vonnis

De verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) ernstig mishandeld. De rechtbank oordeelt dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van het slachtoffer en dat het feit bewezen kan worden. De vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer wordt toegewezen.

Leeswijzer

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij - samengevat – [slachtoffer] ernstig heeft mishandeld.

De volledige tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1.

De beschuldiging is bewezen. De bewezenverklaring, de motivering daarvan en de bespreking van de bewijsverweren en de bewijsmiddelen staan in hoofdstuk 2.

Het feit en de verdachte zijn strafbaar. Deze beslissingen staat in hoofdstuk 3.

De rechtbank legt aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van vier maanden. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren op. In hoofdstuk 4 wordt uitgelegd waarom deze straffen worden opgelegd.

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De vordering wordt volledig toegewezen. In hoofdstuk 5 wordt deze beslissing uitgelegd.

In hoofdstuk 7 staan alle beslissingen in het kort.

1
Tenlastelegging

De volledige tenlastelegging (hierna beschuldiging) houdt in dat

hij op of omstreeks 16 augustus 2021 te Sliedrecht,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

aan [slachtoffer]

opzettelijk

zwaar lichamelijk letsel, te weten

- een jukbeenbreuk en/of

- een zwelling van het gelaat en/of

- een bult in/bij de oogkas

heeft toegebracht,

door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,

- onderuit te schoppen en/of

- ( vervolgens) tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 16 augustus 2021 te Sliedrecht,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om

aan [slachtoffer]

opzettelijk

zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

- onderuit heeft geschopt en/of

- ( vervolgens) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 16 augustus 2021 te Sliedrecht,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen

[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,

- onderuit te schoppen en/of

- ( vervolgens) tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen.

2
Bewijs
2.1.

Vordering van de officier van justitie

De verdachte moet worden veroordeeld voor het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie verzoekt de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde medeplegen.

2.2.

Conclusie van de verdediging

De verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldiging.

Het standpunt van de verdediging zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.

2.3.

Oordeel van de rechtbank

2.3.1.

Bewezenverklaring en bewijsmiddelen

Bewezen is dat de verdachte samen met anderen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. De volledige bewezenverklaring is vermeld in paragraaf 2.3.3.

De bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen (Voetnoot 1) en de onderstaande bewijsmotivering.

1. Proces-verbaal van de politie, verklaring aangever (Voetnoot 2)

Op 16 augustus 2021 liep ik in de richting van de Tolsteeg te Sliedrecht. Ik zag dat een taxi de Tolsteeg inreed en aan het begin stopte. Ik zag dat [roepnaam verdachte] achter het stuur zat. Ik ken [roepnaam verdachte] vanaf de basisschool. Ik weet dat [roepnaam verdachte] nu in de nieuwbouwwijk woont bij de Baanhoek. Ik zag dat naast [roepnaam verdachte] een persoon zat en dat op de achterbank ook twee mannen zaten, waarvan één van de mannen [persoon A] was. Terwijl ik wegrende zag ik dat de auto waarin [roepnaam verdachte] reed de Tolsteeg kwam ingereden. Ik zag dat er vervolgens drie mannen uitstapten onder wie [persoon A] . De andere twee kende ik niet. Ik zag dat er een auto op de Craijensteijn ter hoogte van de Tolsteeg langzaam reed, vermoedelijk met de bedoeling te stoppen. Ik ben naar deze auto gerend en heb het raam aan de bijrijderskant dat volgens mij open stond vastgepakt en heb de bestuurder gevraagd mij te helpen. Op dat moment voelde ik dat ik aan de achterkant werd vastgepakt. Ik werd ook diverse keren aan de achterkant geraakt. Ik denk dat ik getrapt ben. Ik draaide mij om om weg te komen en zag dat het [persoon A] was die bij mij stond. Ik zag dat de bestuurder van de auto waarbij ik stond uitstapte en om zijn auto liep in mijn richting. Ik hoorde dat deze man riep dat hij militair was en dat de mannen die achter mij aan zaten weg moesten wezen.

Op dit moment kreeg ik even de kans om weer weg te komen en zette het op een rennen de weg op. Midden op de weg van de Craijensteijn werd ik weer onderuit geschopt. Dit moet door [persoon A] zijn gedaan. [persoon A] was op dat moment het dichtst bij mij en de militair stond nog tussen mij en de mannen die vanuit de Tolsteeg kwamen.

Terwijl ik midden op straat zat, zag ik dat [roepnaam verdachte] recht voor mij stond. Ik zag dat er om mij heen meer mensen stonden. Ik voelde van verschillende kanten dat er tegen mij aan werd getrapt. Ik weet dat [persoon A] er ook bij stond. Toen ik op de grond zat hield ik beide handen en armen rond mijn hoofd om mijn hoofd te beschermen. Terwijl ik zo op de grond zat zag en voelde ik dat [roepnaam verdachte] met kracht tegen mijn hoofd trapte en mij tegen de rechterzijde van mijn hoofd raakte. Ik kon met mijn rechteroog niets meer zien en had ik het idee dat ik blind was. Nadat ik deze trap had gehad zag ik [roepnaam verdachte] , [persoon A] en de twee onbekenden weglopen naar hun auto die inmiddels op de Craijensteijn stond voor de Deltalaan met geopende portieren.

Het letsel dat ik heb opgelopen is dat ik nog steeds hoofdpijn heb. In het ziekenhuis bleek dat mijn jukbeen en kaak waren gebroken. Hieraan ben ik gelijk geholpen. Ik heb nog steeds geen gevoel in mijn bovenkaak, lip en neus aan de rechterzijde.

2. Deskundigenverslag (Voetnoot 3)

Medische informatie betreffende dhr. [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000.

Informatie ontvangen van kaakchirurg van het Albert Schweitzer ziekenhuis, Dordrecht, over behandeling aldaar op 17-08-2021 en controles op 19-08-2021 en 20-09-2021.

Er was sprake van geringe zwelling van het gelaat, met een bult in/bij de oogkas. Tevens meldde betrokkene gevoelsverlies naast de neus rechts. Op de CT -scan van het hoofd werd een breuk gezien van het jukbeen rechts, met enige scheefstand van de breuk.

Betrokkene werd met spoed dezelfde dag geopereerd, waarbij de jukbeenfractuur recht werd gezet.

3. Deskundigenverslag (Voetnoot 4)

Medische informatie betreffende dhr. [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000.

Informatie ontvangen van de kaakchirurg van het Albert Schweitzer Ziekenhuis betreffende vordering in de genezing van het incident op 16-08-2021.

Op 24-8-21 was het gevoelsverlies naast de neus rechts stukken beter. Tandvlees voelt nog doof aan.

Op 20-9-21 nog doof gevoel tandvlees. Naast de neus goed. Goede stand jukbeen breuk.

Op 21-3-22 is er sprake van een langzaam herstel van de aangedane zenuw.

Over 6 maanden valt een eindconclusie te verwachten.

4. Proces-verbaal van de politie (Voetnoot 5)

[slachtoffer] verklaarde tijdens het doen van zijn aangifte dat twee personen die betrokken waren bij zijn mishandeling in Sliedrecht woonachtig zijn. De eerste persoon betrof ene [roepnaam verdachte] , een paar jaar ouder dan hijzelf en woonachtig in de nieuwe wijk bij de Baanhoek. Deze [roepnaam verdachte] is naar hij verklaarde vrij lang en slank van postuur. Met de nieuwe wijk bij Baanhoek wordt bedoeld de wijk gelegen tussen de Parallelweg en de Ouverture.

Als wijkagent in Sliedrecht ben ik bekend met een [roepnaam verdachte] die woonachtig is aan de [adres] te wordt Sliedrecht. Deze straat ligt in de wijk die in de 'volksmond' Baanhoek West genoemd. Deze [roepnaam verdachte] is volledig genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1998.

5. Proces-verbaal van de politie (Voetnoot 6)

Op 16 augustus 2021 omstreeks 19:21 uur kwam ik ter plaatse bij de Craijensteijn te Sliedrecht ter hoogte van de Tolsteeg. Ik zag een man op de grond liggen welke door omstanders geholpen werd. Ik hoorde een omstander zeggen dat de man op de grond geslagen was en toen hij op de grond lag nog tegen zijn hoofd was getrapt. Ik hoorde deze omstander zeggen dat het om meerdere personen ging en dat ze waren weggereden in een auto met blauwe kentekenplaten. Ik hoorde vervolgens een omstander zeggen dat hij een foto van die auto had gemaakt met zijn mobiele telefoon. Er werd mij vervolgens een foto getoond op een mobiele telefoon. Ik zag dat er op deze foto een zogenaamde stationwagen van het merk Toyota. Ik zag op de foto het genoemde voertuig vanaf de achterzijde. Ik zag dat er op het voertuig een in Nederland uitgegeven blauwe "taxi-kentekenplaat" zat bevestigd. Ik zag dat deze was voorzien van het kenteken [kentekennummer] .

Het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000 te [geboorteplaats 2] .

6. Proces-verbaal van de politie, verklaring getuige [naam getuige] (Voetnoot 7)

Op 16 augustus 2021, omstreeks 19:15 uur reed ik als bestuurder in een witte lesauto over de Deltalaan te Sliedrecht. Toen ik de Craijensteijn was opgereden zag ik dat op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer een personenauto stilstond nabij de Deltalaan. Tevens zag ik dat de portieren van deze auto open stonden en dat de auto was voorzien van een blauwe kentekenplaat, wat mij deed vermoeden dat het om een taxi zou gaan. Dit voertuig betrof een grijze Toyota Aurus. Ik zag dat op enige afstand achter deze Toyota een man op straat lag en dat een aantal mannen hier nog op in stonden te slaan. Ik ben vervolgens uit de lesauto gestapt om de jongen die op de grond lag te helpen en ik zag dat de vier mannen naar de Toyota Aurus renden.

7. Proces-verbaal van de politie, verklaring getuige De Kock (Voetnoot 8)

Op 16 augustus 2021, omstreeks 19:17 uur reed ik als bestuurder van een lijndienst bus van Qbuzz over de Craijensteijn te Sliedrecht.

Ik zag dat ter hoogte van de Tolsteeg een taxi stil stond op de rijbaan. Ik zag dat het een taxi betrof aan de blauwe kentekenplaat en dat het kenteken [kentekennummer] betrof. Ik zag dat achter deze taxi op de weg een viertal jonge mannen stonden die kennelijk gelet op de gebaren een woordenwisseling hadden.

Ik had het vermoeden dat twee mannen vanuit deze taxi een onenigheid hadden met een andere jongeman en dat een vierde persoon hiertussen stond om de zaak te sussen.

Ik zag dat er vervolgens nog een persoon vanuit de taxi kwam aangelopen. Dit betrof de bestuurder van de taxi, omdat hij namelijk vanachter het stuur vandaan kwam. Ik zag vervolgens dat de persoon tegen wie het kennelijk allemaal gericht was wilde wegrennen. Ik zag hierop dat een van de inzittenden van de taxi, niet zijnde de bestuurder, deze jongeman een vuistslag in het gezicht gaf waardoor hij op zijn knieën kwam te zitten.

Ik zag hierop dat de bestuurder van de taxi, om de persoon heen liep die zich tussen de ruziënde mannen had opgesteld en de jongeman die op zijn knieën zat een harde trap in het gezicht gaf.

Ik zag vervolgens dat de drie inzittenden van de taxi nog het een en ander tegen het slachtoffer zeiden en vervolgens terugliepen naar de taxi, hier instapten en wegreden. De langste man met het baardje was hierbij de bestuurder.

8. Proces-verbaal van de politie (Voetnoot 9)

De kentekenhouder van het voertuig met kenteken [kentekennummer] in de periode van 11-05-2021 t/m 09-12-2021 was [naam bedrijf] . Het bedrijf was te bereiken op het mobiele telefoonnummer [gsm-nummer] of emailadres [e-mailadres] .

9. Proces-verbaal van de politie (Voetnoot 10)

Uit de bevraging bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) kwamen de volgende gegevens:

Telefoonnummer: [gsm-nummer]

Naam: [persoon B]

Uit bevraging in de politiesystemen blijken de volledige gegevens te zijn: [persoon B] , geboren op [geboortedatum 3] 1996 te [geboorteplaats 3] . Tevens blijkt dat op 14 februari 2019 het emailadres [e-mailadres] aan [persoon B] gekoppeld is.

10. Proces-verbaal van de politie (Voetnoot 11)

Op 10 september 2022 berichtte [persoon B] :

“Hierbij stuur ik u de identiteitsgegevens van de chauffeur die op 16 augustus 2021 gebruik maakte van het voertuig [kentekennummer] . Het paspoort en de chauffeurskaart staan op naam van: [broer verdachte] , geboren op [geboortedatum 4] 1994 te [geboorteplaats 4] .”

[broer verdachte] is volgens de politiesystemen de broer van [verdachte] .

11. Proces-verbaal van de politie (Voetnoot 12)

Op 12 december 2022 verklaarde de verdachte: [broer verdachte] het volgende.

V: Wij tonen jou een foto van een taxi met het kenteken [kentekennummer] . Wat kun je hierover vertellen?

A: Ja, ik ken die taxi. Ik heb die taxi geleend van een vriend van mij. En ik leen hem wel eens uit aan vrienden en aan mijn broertje.

2.3.2.

Bewijsmotivering

Steunbewijs

Op grond van de hiervoor weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de aangifte op essentiële onderdelen wordt ondersteund door de overige stukken in het dossier. De getuigenverklaringen ondersteunen de aangifte en elkaar, in het bijzonder wordt expliciet de bestuurder van de taxi aangewezen als degene die het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt. Daarnaast vindt de aangifte steun in de FARR-verklaringen waarin het letsel wordt beschreven, hetgeen passend is bij hetgeen in de aangifte is beschreven. Tot slot weegt de rechtbank mee dat de verdachte in de gelegenheid was om de taxi te besturen, nu de taxi in gebruik was bij de broer van de verdachte die heeft verklaard dat hij zijn taxi wel eens aan de verdachte uitleent. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het slachtoffer ernstig heeft mishandeld.

Medeplegen

Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen ook bewezen is dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd met zijn medeverdachten. Gebleken is namelijk dat de groep mannen die met de verdachte in de taxi zaten het slachtoffer rennend hebben achtervolgd. Vervolgens heeft een van de mannen uit de groep het slachtoffer geschopt, waardoor het slachtoffer op de grond terechtkwam. Tot slot hebben meerdere mannen het slachtoffer geslagen, waarbij de verdachte een schop tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gegeven, terwijl hij nog op de grond zat.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Letsel

Het slachtoffer is na de confrontatie op 16 augustus 2021 met letsel overgebracht naar het ziekenhuis. Op basis van de door het Albert Schweitzer Ziekenhuis verstrekte informatie zijn twee FARR-verklaringen opgesteld. Daaruit maakt de rechtbank op dat het slachtoffer een gebroken jukbeen rechts heeft opgelopen, die operatief moest worden hersteld. Verder had het slachtoffer een gevoelsstoornis in het gelaat.

Gelet op de aard en ernst van het letsel, de noodzaak tot operatief herstel, en de lange herstelduur, kwalificeert de rechtbank het door het slachtoffer opgelopen gebroken juk- en kaakbeen als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank merkt hierbij op dat het hoofd/gezicht een kwetsbaar deel van het lichaam is. Het schoppen tegen een hoofd levert, naar algemene ervaringsregels, een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. Uit het gedrag van de verdachte volgt dat hij in ieder geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van dit letsel.

2.3.3.

Volledige bewezenverklaring

Bewezen is dat:

hij op 16 augustus 2021 te Sliedrecht,

tezamen en in vereniging met anderen,

aan [slachtoffer]

opzettelijk

zwaar lichamelijk letsel, te weten

- een jukbeenbreuk en

- een zwelling van het gelaat en

- een bult in/bij de oogkas

heeft toegebracht,

door die [slachtoffer]

- onderuit te schoppen en

- ( vervolgens) tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen.

3
Kwalificatie en strafbaarheid
3.1.

Kwalificatie

Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:

medeplegen van zware mishandeling.

3.2.

Strafbaarheid van het feit en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

4
Straffen
4.1.

Eis van de officier van justitie

De verdachte moet voor het feit worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer, en een taakstraf voor de duur van 240 uren.

4.2.

Oordeel van de rechtbank

4.2.1.

Ernst en omstandigheden van het feit

De verdachte heeft samen met anderen op de openbare weg een man zwaar mishandeld, terwijl meerdere personen daarvan getuige waren. Het slachtoffer heeft daardoor een gebroken juk- en kaakbeen opgelopen, waardoor hij vier jaar na het incident nog gevoelloosheid in zijn bovenkaak, lip en neus ervaart. Ook heeft het slachtoffer een angststoornis en PTSS ontwikkeld als gevolg van het geweld. Tot slot heeft geweld een negatieve impact op de getuigen van dit geweld, maar ook op de samenleving in het algemeen. Het gevoel van onveiligheid neemt toe door dit soort geweld.

4.2.2.

Persoon en persoonlijke omstandigheden

Strafblad

Uit het strafblad (uittreksel justitiële documentatie) van 21 november 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Het strafblad van de verdachte leidt dus niet tot een hogere straf.

4.2.3.

Redelijke termijn

De verdachte moet binnen een redelijke termijn worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 12 december 2022, omdat de verdachte toen als verdachte is gehoord in deze zaak. Tot aan dit vonnis is een periode van drie jaren en tien dagen verstreken.

Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaar. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden.

Daarom zal er als compensatie in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.

4.2.4.

Oplegging straffen

Gelet op de ernst van het strafbare feit, alsmede de ernst van het toegebrachte letsel, is een gevangenisstraf noodzakelijk. Het opleggen van een ander soort straf is niet passend. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, waarbij gedacht kan worden aan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. In deze zaak zijn strafverzwarende factoren dat het feit in het publieke domein en in vereniging is gepleegd. Het tijdsverloop is aan de andere kant een strafverminderende factor. Bovendien weegt de rechtbank mee dat in de jaren na het plegen van dit feit de verdachte niet meer voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.

Gelet op het voorgaande worden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren opgelegd. De voorwaardelijke straf heeft ook als doel te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.

De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde die door de officier van justitie is geëist. De bijzondere voorwaarde is noodzakelijk om de kans op herhaling van het plegen van nieuwe strafbare feiten te verkleinen.De bijzondere voorwaarde betreft een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000.

5
Vordering van de benadeelde partij
5.1.

Vordering [slachtoffer]

heeft als benadeelde partij voor het feit € 1.155,- als vergoeding voor materiële schade en € 20.000,- als vergoeding voor immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

5.2.

Standpunt van de officier van justitie

De vordering van de benadeelde partij kan integraal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

5.3.

Standpunt van de verdediging

Gelet op de bepleite vrijspraak, moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.4.

Oordeel van de rechtbank

5.4.1.

Materiële schade

De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden als gevolg van het gepleegde strafbare feit. De verdediging heeft de vordering niet betwist. De vordering wordt daarom toegewezen. Dit betekent dat de verdachte € 1.155,- als vergoeding van materiële schade aan de benadeelde partij moet betalen.

5.4.2.

Immateriële schade

De benadeelde partij heeft als gevolg van het strafbare feit rechtstreeks immateriële schade geleden. De benadeelde partij heeft namelijk lichamelijk letsel opgelopen.

Die schade wordt naar billijkheid begroot op € 20.000,-. Hierbij is in het bijzonder rekening gehouden met de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard en ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting over het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Verder is bij de begroting rekening gehouden met bedragen die door rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen.

5.4.3.

Hoofdelijke veroordeling

De verdachte heeft het strafbare feit waarvoor de schadevergoeding wordt toegekend samen met mededaders gepleegd. Zij zijn daarom allen hoofdelijk aansprakelijk voor deze schadevergoeding. Als de mededaders de schadevergoeding (voor een deel) hebben betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.

5.4.4.

Wettelijke rente, proceskosten en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 16 augustus 2021.

De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die hij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op € 0,-.

De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f Sr) op. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de staat moet betalen en de staat het bedrag uitkeert aan de benadeelde partij.

Als dwangmiddel kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 140 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

6
Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straffen is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

7
Beslissingen

De rechtbank:

Bewezenverklaring

verklaart bewezen dat de verdachte het feit, zoals in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft gepleegd;

Kwalificatie en strafbaarheid

stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

Straffen

Gevangenisstraf

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden;

Taakstraf

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uur, waarbij de reclassering bepaalt uit welke werkzaamheden deze taakstraf zal bestaan;

beveelt dat, voor het geval de verdachte de taakstraf niet (goed) verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

Voorwaardelijk strafdeel

bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar, waarbij tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de straf kan worden beslist als de verdachte een van de onderstaande voorwaarden niet naleeft;

stelt als algemene voorwaarde dat:

- de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;

stelt als bijzondere voorwaarde dat:

1. de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met:

- slachtoffer dhr. [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000 te [geboorteplaats 2] ;

geeft opdracht aan het openbaar ministerie om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde genoemd onder nummer 1;

Vordering benadeelde partij

veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen € 21.155,- (zegge: eenentwintigduizend honderdvijfenvijftig euro), bestaande uit € 1.155,- (zegge: duizend honderdvijfenvijftig euro) als vergoeding van materiële schade en € 20.000,- (zegge: twintigduizend euro) als vergoeding van immateriële schade, en de wettelijke rente hierover vanaf 16 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Als en voor zover er al door (een) andere mededader(s) (deels) is betaald, wordt de verdachte (in zoverre) van die betalingsverplichting bevrijd;

veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op € 0,- en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan de staat € 21.155,- (zegge: eenentwintigduizend honderdvijfenvijftig euro) te betalen, en de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 tot aan de dag van de gehele betaling. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 140 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) de schade aan de benadeelde partij of aan de staat hebben vergoed.

8
Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:

mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,

en mrs. M.J.C. Spoormaker en N. Stolk, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. E.D. Bijl, griffier,

en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 22 december 2025.

Voetnoot

Voetnoot 1

De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Als wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal met nummer [nummer proces-verbaal] .

Voetnoot 2

Pagina’s 1e tot en met 5.

Voetnoot 3

FARR-verklaring, d.d. 11 oktober 2021, pagina 6.

Voetnoot 4

FARR-verklaring, d.d. 29 april 2022, pagina 7.

Voetnoot 5

Pagina’s 10 en 11.

Voetnoot 6

Pagina’s 12 tot en met 16.

Voetnoot 7

Pagina’s 17 en 18.

Voetnoot 8

Pagina’s 19 en 20.

Voetnoot 9

Pagina 24.

Voetnoot 10

Pagina 25.

Voetnoot 11

Pagina’s 29 tot en met 31.

Voetnoot 12

Pagina’s 51 tot en met 57.