Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:7260

Op 17 June 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10/382490-24 en 10/331859-24 en TUL VV: 10/326906-, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:7260. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10/382490-24 en 10/331859-24 en TUL VV: 10/326906-
Datum uitspraak:
17 June 2025
Datum publicatie:
23 June 2025

Indicatie

De verdachte heeft op klaarlichte dag een winkel overvallen en daarbij gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-partner mishandeld en een politieambtenaar beledigd. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek voorarrest en oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf die naast de tbs-maatregel is opgelegd, heeft de rechtbank gebruik gemaakt van een model van ‘oriëntatiepunten toerekening’. Aan de hand van wegingsfactoren voor de straftoemeting (zoals de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de (overige) persoonlijke omstandigheden van de verdachte) heeft de rechtbank allereerst een straf bepaald die aan een volledig toerekeningsvatbare verdachte zou worden opgelegd. Langs de vijf mogelijke gradaties van mate van toerekening/verwijtbaarheid heeft de rechtbank vervolgens de uiteindelijke strafhoogte bepaald.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Meervoudige kamer strafzaken

Parketnummers: 10/382490-24 en 10/331859-24

Parketnummer vordering TUL VV: 10/326906-23

Datum zitting: 3 juni 2025

Datum uitspraak: 17 juni 2025

Tegenspraak

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1986, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] [plaats] .

Advocaat van de verdachte: M.H.A. Horsch

Officier van justitie: M. Groot

Tenlastelegging

De verdachte wordt in twee tenlasteleggingen door de officier van justitie beschuldigd van een overval op een winkel, een mishandeling, een belediging en een vernieling. De feiten zijn hieronder doorlopend genummerd. De volledige beschuldiging houdt in dat de verdachte:

Feit 1

op of omstreeks 1 december 2024 te Rotterdam, een contant geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [naam winkel] gelegen aan [adres delict] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of haar kinderen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:

op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] en/of een of meer kinderen te richten en/of

naar die [slachtoffer 1] toe te lopen en een vuurwapen, op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de zij te zetten/drukken.

Feit 2

op of omstreeks 18 oktober 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalen althans eenmaal:

bij de keel te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] heen en weer te schudden en/of

te slaan en/of te duwen op/tegen de lip, althans in/op het gezicht.

Feit 3

op of omstreeks 18 oktober 2024 te Rotterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar meermalen de woorden toe te voegen: 'gore kanker racist', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Feit 4

op of omstreeks 18 oktober 2024 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Bewijs

Vordering officier van justitie

De officier van justitie vindt dat de feiten 1 tot en met 4 bewezen kunnen worden.

Oordeel rechtbank

Bewezenverklaring

Bewezen is dat de verdachte:

Feit 1

op 1 december 2024 te Rotterdam, een contant geldbedrag, dat aan [naam winkel] . gelegen aan [adres delict] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:

een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] te richten en

naar die [slachtoffer 1] toe te lopen en een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de zij te zetten/drukken.

Feit 2

op 18 oktober 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] bij de keel te pakken en heen en weer te schudden.

Feit 3

op 18 oktober 2024 te Rotterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: ‘gore kanker racist’.

Feit 4

op 18 oktober 2024 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, die aan [slachtoffer 4] , toebehoorde heeft vernield.

Bewijsmotivering

De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten 1, 3 en 4 bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Daarom wordt hieronder voor die feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor feit 2 is hieronder de inhoud van de bewijsmiddelen opgenomen.

Bewijsmiddelen

Feit 1

Verklaring verdachte op de zitting van 3 juni 2025

Proces-verbaal van politie, verklaring van [slachtoffer 1] (Voetnoot 1)

Feit 2

3. Verklaring van de verdachte op de zitting van 3 juni 2025

Op 18 oktober 2024 heb ik een woordenwisseling had met de moeder van mijn kinderen [slachtoffer 4]

4. Proces-verbaal van politie, verklaring van [slachtoffer 4] (Voetnoot 2)

[voornaam verdachte] heeft mij mishandeld. Op 18 oktober was ik in de supermarkt in Rotterdam. Ik zag dat [voornaam verdachte] naar mij toe kwam. Meteen zag en voelde ik dat hij mij met beide handen met kracht bij mijn keel pakte en mij heen en weer begon te schudden. Dit deed bij mij pijn.

Feit 3

5. Verklaring van de verdachte op de zitting van 3 juni 2025

6. Proces-verbaal van politie (Voetnoot 3)

Feit 4

7. Verklaring van de verdachte op de zitting van 3 juni 2025

8. Proces-verbaal van politie, verklaring van [slachtoffer 4]  (Voetnoot 4)

Verboden gedraging en de strafbaarheid

Kwalificatie

De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:

Feit 1

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken

Feit 2

mishandeling

Feit 3

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

Feit 4

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

Strafbaarheid feiten en verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Straf en maatregel

Eis officier van justitie

De officier van justitie vindt dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren moet worden opgelegd met daarnaast de oplegging van de maatregel ter beschikkingstelling met de voorwaarden met de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

Oordeel rechtbank

Ernst en gevolgen van het feit

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vermogensdelict, een geweldsdelict, en het beledigen van een ambtenaar.

De verdachte heeft op klaarlichte dag een winkel overvallen en daarbij gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dat in de zij van de kassamedewerkster gedrukt. Op dat moment bevond de kassamedewerkster zich samen met haar twee jonge kinderen achter de kassa. Dergelijk gewelddadig en intimiderend gedrag veroorzaakt schade en overlast en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid. Niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij mensen in het algemeen die direct of indirect geconfronteerd worden met dit soort feiten. De verdachte heeft met zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Hij heeft zich blijkbaar enkel laten leiden door zijn eigen financiële belangen, zonder rekening te houden met de gevolgen daarvan.

De verdachte heeft verder zijn ex-partner bij de keel gepakt en heen en weer geschud. Hierdoor heeft zij pijn geleden en verdikking bij haar wenkbrauw en verkleuring bij haar lip opgelopen. Ook heeft de verdachte haar mobiele telefoon kapotgemaakt. Feiten als deze dragen bij aan een gevoel van angst en onveiligheid. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, haar angst ingeboezemd en respectloos behandeld.

Tot slot heeft de verdachte naar een politieambtenaar ‘gore kanker racist’ geroepen. Niet alleen getuigt dit gedrag van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag, ook heeft de verdachte hiermee blijk gegeven van minachting daarvoor. Ambtenaren moeten kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met beledigingen. Dit geldt temeer omdat hun werk het in de regel niet toelaat dat zij zich distantiëren van een situatie waarin zulke gedragingen zich zouden kunnen voordoen.

Persoon en persoonlijke omstandigheden

- Strafblad

Uit het strafblad van 25 februari 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

- Rapporten van deskundigen en de reclassering

De rechtbank heeft kennisgenomen van een psychiatrisch en psychologisch Pro Justitia rapport van 30 april 2025. Op basis van hun onderzoek concluderen de rapporteurs dat bij de verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van pijnstillers en cocaïne, die zich uiten in problemen met zijn emotieregulatie, impulsbeheersing en middelengebruik. Deze stoornissen hebben een beperkende en sturende invloed gehad op de gedragingen van de verdachte, waardoor wordt geadviseerd om de feiten in een verminderde mate aan hem toe te rekenen. Het recidiverisico en het risico op terugval in gewelddadig gedrag worden ingeschat als hoog, indien de situatie en problematiek van de verdachte ongewijzigd blijven. Het risico op partnergeweld wordt ingeschat als reëel vanwege de ingeschatte kans op oplopende spanningen en communicatieproblemen binnen een relatie en de verdachte hier niet goed mee overweg kan.

Gezien de ernst van de problematiek en het geschetste recidiverisico is een klinische behandeling in een beveiligde omgeving aangewezen. In dat kader wordt geadviseerd een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Dit om de verdachte gedurende langere periode te kunnen observeren en intensief te behandelen en begeleiden.

Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Fivoor van 28 mei 2025. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade in als gemiddeld tot hoog en adviseert om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Binnen eerdere reclasseringstoezichten is geprobeerd de leefgebieden van de verdachte te stabiliseren, hem intensieve behandeling aan te bieden en toe te werken naar abstinentie. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid, omdat de verdachte in oude patronen en gedrag bleef terugvallen, ook na (langdurige) klinische behandelingen. De reclassering ziet daarom noodzaak in een stringent strafrechtelijk kader met een strak resocialisatietraject om gedragsverandering te laten plaatsvinden, risicobeperking te bewerkstelligen en om de resocialisatie ook succesvol te laten verlopen. Daarbij is van belang dat er binnen een zeer gestructureerde omgeving op een langzame manier wordt toegewerkt aan het opbouwen van verantwoordelijkheden.

TBS met voorwaarden

De verdachte is onder meer schuldig aan een misdrijf waarop gevangenisstraf van vier jaar of meer op is gesteld en tijdens het begaan van die feiten bestond een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij de verdachte. Ook zijn er voldoende aanwijzingen dat er gevaar bestaat voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen. Op basis van de rapportages kan worden vastgesteld dat de verdachte onder meer klinisch behandeld dient te worden voor zijn stoornissen om het hoge recidiverisico te beperken. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden die de wet stelt voor oplegging van een TBS-maatregel. Gelet op de ernst en aard van de problematiek van de verdachte bleken eerdere ingezette behandelingen middels een ander traject binnen het forensisch kader ontoereikend. Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd.

De verdachte heeft zich uitdrukkelijk bereid verklaard om de voorwaarden na te leven. De rechtbank biedt de verdachte de kans om te laten zien dat hij zich aan de voorwaarden kan houden.

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet beperkt is tot de duur van vier jaren.

- Dadelijke uitvoerbaarheid

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen veroorzaakt. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.

- Voorlopige hechtenis

Voor de situatie dat dit vonnis nog niet onherroepelijk is geworden, zal de rechtbank bevelen dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte wordt geschorst met ingang waarop de klinische behandeling van de verdachte start, in de beoogde FPK, dan wel in een tijdelijke overbruggingskliniek.

Gevangenisstraf

- Mate van toerekening en verwijtbaarheid: algemeen

De rechtbank is van oordeel dat op grond van de rapportages van de deskundigen, de feiten in een verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Dat betekent dat er naast de op te leggen maatregel vanuit het oogpunt van vergelding en preventie ruimte is voor het opleggen van een gevangenisstraf.

Bij het bepalen of een gevangenisstraf passend is, en zo ja, hoe hoog die dan moet zijn, heeft de rechtbank gebruik gemaakt van een model van ‘oriëntatiepunten toerekening’ (Voetnoot 5). In zijn algemeenheid kan over het gebruik daarvan het volgende worden gezegd.

Allereerst stelt de strafrechter vast welke wegingsfactoren voor de hoogte van de straf van belang zijn. Die wegingsfactoren zijn: de ernst van het feit, de mate waarin de rechtsorde is geschokt, de omvang van het aan de slachtoffers toegebrachte leed, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, mogelijke recidive in het verleden, het recidiverisico in de toekomst en de (overige) persoonlijke omstandigheden van de verdachte (hierna: wegingsfactoren).

Aan de hand van die wegingsfactoren bepaalt de strafrechter de hoogte van de straf. Daarbij gaat de strafrechter uit van de ‘normale mens’ in die zin dat van een volledig toerekenbare verdachte wordt uitgegaan. Vervolgens wordt de door de strafrechter vastgestelde mate van toerekening in het concrete geval één op één doorgetrokken in de mate van verwijtbaarheid. Wanneer wordt uitgegaan van de buitencategorieën niet toerekenen (0%) en volledig toerekenen (100%) zouden de vijf gradaties van mate van toerekening zich in de volgende procentuele schalen kunnen laten verdelen.

Cat.

Mate van toerekening

Procentuele verdeling toerekening

1.

Toerekenen

100% (geen stoornis of geen verband tussen stoornis en delict)

2.

Licht verminderd toerekenen

67% – 100% (beperkt verband tussen stoornis en delict)

3.

Verminderd toerekenen

33% – 67% (substantieel verband stoornis en delict)

4.

Sterk verminderd toerekenen

0% – 33% (sterk verband tussen stoornis en delict)

5.

Niet toerekenen

0% (volledig verband tussen stoornis en delict)

Binnen de bandbreedte zit dan nog ruimte voor de fine-tuning in de middencategorieën van de mate verwijtbaarheid.

- Mate van toerekening en verwijtbaarheid: toegepast in deze zaak

Rekening houdend met de specifieke invulling van de wegingsfactoren in de zaak van de verdachte, die hierboven is beschreven, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf. Bij een verdachte aan wie de bewezenverklaarde feiten volledig kunnen worden toegerekend zou de rechtbank, gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, uitkomen op een gevangenisstraf rond de vier jaren. Daarbij ligt het zwaartepunt zoals gezegd nadrukkelijk op de ernst van de bewezenverklaarde

feiten.

In het geval van de verdachte geldt dat deze feiten in een verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De deskundigen hebben de mate van vermindering, niet nader kunnen specificeren. De rechtbank ziet evenmin aanknopingspunten om die nadere invulling van de verminderde toerekening zelf te maken.

Concreet betekent dit dat de mate van toerekening - en daarmee de mate van verwijtbaarheid - binnen de bandbreedte van 33% - 67% valt. Afgezet tegen een gevangenisstraf van vier jaren voor een volledig toerekenbare verdachte, komt dit in het geval van de verdachte neer op een gevangenisstraf binnen de bandbreedte van 16 tot 32 maanden.

Gelet op al het voorgaande vindt de rechtbank, naast oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging, het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar passend en geboden. Dat deze straf aanzienlijk lager uitvalt dan door de officier van justitie is geëist, komt onder meer doordat uit de eis en de toelichting daarop ter zitting lijkt te volgen dat de officier van justitie in een veel mindere mate rekening heeft gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Door of namens [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] is vergoeding van immateriële schade gevorderd (respectievelijk € 5.000,00, € 1.000,00 en € 1.000,00). Verder is door [benadeelde 1] een vergoeding van € 894,05 aan materiële schade gevorderd. Daarnaast is door of namens [naam winkel] . een vergoeding van € 2.941,48 aan materiële schade gevorderd.

Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging

De officier van justitie heeft zich uitgelaten over de vorderingen. De verdediging heeft een deel van de vorderingen betwist. De rechtbank zal hier, indien nodig, bij de beoordeling van de vorderingen op ingaan.

Oordeel rechtbank

De rechtbank zal de gevorderde materiële schade van [naam winkel] . tot een bedrag van € 1.391,98 toewijzen, bestaand uit € 991,98 aan extra uren voor vervangende werknemers en € 400,- voor het weggenomen kasgeld. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af. Ten behoeve van [benadeelde 1] zal de rechtbank tot een bedrag van € 94,05 toewijzen. Voor het overige wijst de rechtbank het deel van de vordering van [benadeelde 1] , dat betrekking heeft op het weggenomen geldbedrag af, omdat dit bedrag aan de onderneming toebehoorde.

De benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] hebben als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreekse immateriële schade geleden. De aantasting in de persoon en de nadelige gevolgen voor de benadeelden liggen voor de hand gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit. Het handelen van de verdachte staat in voldoende causaal verband met de geleden immateriële schade.

De rechtbank zal de schade, gelet op de aard en ernst van het feit en van de gevolgen daarvoor voor de benadeelde partijen en rekening houdend met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van

€ 2.500,- voor [benadeelde 1] en € 500,- voor [benadeelde 2] en [benadeelde 3]

Voor het overige levert nader onderzoek naar de vorderingen van de benadeelde partijen een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen zullen in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

- Kosten

De vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

- Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen hebben ieder gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 1 december 2024, tot aan de dag van volledige betaling.

De rechtbank zal met betrekking tot de te vergoeden bedragen voor [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedragen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

- Proceskosten

De benadeelde partij [naam winkel] . heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand van € 1.149,50. De rechtbank stelt voorop dat een redelijke uitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering meebrengt dat bij de begroting van de proceskosten dezelfde maatstraf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding daarvan af te wijken.

Uitgaande van het ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven’ en het daarin genoemde tarief I (behorend bij een gevorderde hoofdsom van beneden € 10.000,-), begroot de rechtbank de kosten voor rechtsbijstand op € 521,-. Het bedrag is als volgt opgebouwd:

€ 521,- per punt x 1 (1 punt voor het indienen van de vordering). De verdachte zal in zoverre in de proceskosten van de benadeelde partij [naam winkel] . worden veroordeeld.

Vordering tenuitvoerlegging

Gelet op de inhoud van het dossier, het verhandelde ter terechtzitting en de veroordeling in de hierboven bewezen verklaarde feiten, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van taakstraf van 24 (vierentwintig) uren (10/326906-23) afwijzen.

Beslag

Standpunt van procespartijen

De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 23,82 in de zaak met parketnummer 10/382490-24 verbeurd te verklaren. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Oordeel rechtbank

Het in beslag genomen geldbedrag zal worden verbeurdverklaard. Dit voorwerp is geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit verkregen.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf en maatregel is gebaseerd op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 266, 300, 312, 266 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Beslissingen in het kort

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;

stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:

de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;

de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;

de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. De ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken met de reclassering, de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is. De ter beschikking gestelde laat één of meer vingerdrukken afnemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden. De ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. De ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners. De ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering en werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;

als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking getelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging van nog eens maximaal zeven weken, tot een maximaal van veertien weken per jaar;

de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;

de ter beschikking getelde laat zich opnemen in een forensische kliniek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de behandelaren en de reclassering dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan het innemen van medicijnen en de controle daarop onderdeel zijn van de behandeling, als de zorginstelling en de reclassering dat nodig vinden. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing

de ter beschikking gestelde laat zich aansluitend behandelen door een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan het innemen van medicijnen en de controle daarop onderdeel zijn van de behandeling, als de zorgverlener en de reclassering dat nodig vinden;

de ter beschikking gestelde verblijft aansluitend aan zijn klinische behandeling in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfinstelling dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde zet zich in voor woonbegeleiding, houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

de ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;

de ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;

de ter beschikking gestelde zal zich niet bevinden in de wijk Charlois (waaronder de [adres delict] ) te Rotterdam, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt

de ter beschikking gestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;

de ter beschikking gestelde werkt mee aan schuldhulpverlening/bewindvoering in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

geeft aan Reclassering Nederland opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;

beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het in de zaak met parketnummer 10/382490-24 bewezen feit: het in beslag genomen geldbedrag (omschrijving: [beslagnummer] , een geldbedrag van € 23,82 in munten en een biljet van € 5,-);

schorst de voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat de klinische behandeling van de verdachte start, zoals hiervoor in de voorwaarden in dit vonnis omschreven, de algemene schorsingsvoorwaarden en voorts onder de volgende voorwaarden:

de verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen;

indien de verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal de verdachte zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan;

[naam winkel] .

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam winkel]., te betalen een bedrag van € 1.391,98 (zegge: duizend driehonderd eenennegentig euro en negenentachtig cent), aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 521,- (zegge: vijfhonderdeenentwintig euro), aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

[benadeelde 1]

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van € 2.594,05 (zegge: tweeduizend vijfhonderd vierennegentig euro en vijf cent), bestaande uit € 94,05 (zegge: vierennegentig euro en vijf cent) aan materiële schade en € 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;

wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 1] te betalen € 2.594,05 (zegge: tweeduizend vijfhonderd vierennegentig euro en vijf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.594,05 (zegge: tweeduizend vijfhonderd vierennegentig euro en vijf cent) niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

[benadeelde 2]

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 2] te betalen € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

[benadeelde 3]

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 3] te betalen € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 6 maart 2024 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman - Versluis, voorzitter,

en mr. J.H. Janssen en mr. R.D.M. de Boer , rechters,

in tegenwoordigheid van R.A. Caupain, griffier,

en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 17 juni 2025.

De voorzitter en de griffier zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoot

Voetnoot 1

Proces-verbaalnummer: [proces-verbaalnummer 1]

Voetnoot 2

Proces-verbaalnummer: [proces-verbaalnummer 2]

Voetnoot 3

Proces-verbaalnummer: [proces-verbaalnummer 3]

Voetnoot 4

Proces-verbaalnummer: [proces-verbaalnummer 2]

Voetnoot 5

[naam 1] en [naam 2] , Begrijpen wij elkaar?, Sancties 2025/18, p. 148.