Rechtbank Rotterdam, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBROT:2025:7274

Op 2 June 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10/407036-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBROT:2025:7274. De plaats van zitting was Rotterdam.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10/407036-24
Datum uitspraak:
2 June 2025
Datum publicatie:
23 June 2025

Indicatie

De verdachte heeft zich ’s nachts schuldig gemaakt aan het opzettelijk brandstichten van zijn kamer in een behandelcentrum. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden, met dadelijke uitvoerbaarheid van die bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/407036-24

Datum uitspraak: 2 juni 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1988,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in

de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , [detentielocatie] ,

raadsman mr. K.T. Kan, advocaat te Barendrecht.

1
Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 4 april 2025 en 19 mei 2025.

2
Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3
Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Heemst heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, deelname aan ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugs- en alcoholverbod en meewerken aan controle op middelengebruik, met dadelijke uitvoerbaarheid van die bijzondere voorwaarden.

4
Waardering van het bewijs
4.1.

Bewezenverklaring zonder nadere motivering

De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 26 december 2024 te Capelle aan den IJssel,

opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in het pand gelegen aan de [adres 2]

door het bijbrengen van vuur in die kamer ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of die kamer en/of goederen in die kamer geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of beschadigd, terwijl daarvan:

- gemeen gevaar voor dat pand en goederen in dat pand en

- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in omliggende kamers in dat pand aanwezige personen, te duchten was;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5
Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6
Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

Overwegingen

7
Motivering straf
7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft ’s nachts opzettelijk brand gesticht in zijn kamer van het behandelcentrum, waar hij destijds verbleef. Door zijn handelen is het gehele interieur, de muren en het plafond van de kamer beroet en (ernstig) aangetast door de brand. Ook de muren en het plafond van de gang waarin zich de kamer bevond waren beroet. Kennelijk hadden de hete rookgassen en giftige dampen zich ook hier naartoe verspreid. In drie kamers op de gang van de unit, waar de verdachte verbleef, lagen tijdens de brand drie personen te slapen. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen gevaar veroorzaakt voor het leven van de in de unit slapende personen, maar ook voor het leven van de medewerkers van het behandelcentrum die op dat moment aan het werk waren. Dit betreft een zeer ernstig feit vanwege de gevaarlijke situatie die de verdachte daarmee in het leven heeft geroepen. Dat de gevolgen hiervan beperkt zijn gebleven tot brand- c.q. roetschade, is niet aan de verdachte te danken, maar is te danken aan snel optreden van medewerkers van het behandelcentrum en de brandweer. De verdachte heeft zich bij het plegen van dit feit kennelijk laten leiden door onvrede over zijn leefomgeving en zijn medicatie zonder zich te bekommeren om de mogelijk zeer ernstige gevaren die zijn handelen voor personen en goederen teweeg zou kunnen brengen. Feiten zoals onderhavige zijn uiterst bedreigend en beangstigend voor de betrokkenen en kunnen in de samenleving tot onrust leiden en bijdragen aan gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van

11 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

7.3.2.

Rapportages

De psychiater, die de verdachte heeft onderzocht, heeft een Pro Justitia rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 maart 2025. Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.

De verdachte leed ten tijde van de aan hem ten laste gelegde brandstichting aan psychische stoornissen in de vorm van een chronische schizofreniespectrumstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis, die zijn gedragskeuzes en gedragingen hebben beïnvloed. De verdachte heeft ernstige chronische ziekte- en defectverschijnselen van een schizofrenie-spectrumstoornis, waardoor hij verstandelijk beneden zijn premorbide niveau functioneert, hetgeen als laag gemiddeld tot zwakbegaafd kan worden ingeschat. Ook is de verdachte beperkt in zijn vermogen tot oordeel en kritiek, zijn wilsfuncties en zijn impulscontrole. Gelet op de uitlatingen van de verdachte bij het onderzoek en de verhoren, is hij bewust van het laakbare en strafbare van de door hem bekende brandstichting en was hij dat waarschijnlijk ook ten tijde van het plegen van het delict. Echter, gezien de bevindingen van het onderzoek was de verdachte door zijn beperkingen als gevolg van een schizofreniespectrumstoornis onvoldoende in staat zich naar dat inzicht te gedragen en zijn onvrede adequaat te uiten. Het risico op recidive wordt ingeschat als matig verhoogd tot hoog.

Het advies is om de aan de verdachte ten laste gelegde brandstichting bij een bewezenverklaring in een verminderde mate toe te rekenen. Om het recidiverisico te beperken wordt verder geadviseerd: klinische behandeling van de chronische schizofreniespectrumstoornis en de stoornis in het gebruik van cannabis, met aansluitende resocialisatie naar een geschikte instelling voor beschermd of begeleid wonen in en vanuit een Forensisch Psychiatrische Afdeling, met ambulante nazorg door een forensische polikliniek of forensisch FACT, onder toezicht van de reclassering, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.

Ook Reclassering Nederland (hierna: de reclassering), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 maart 2025. Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.

Bij de verdachte is overduidelijk sprake van een psychiatrische aandoening. Hij maakt hij een enigszins gesedeerde indruk. Hij gebruikt naar eigen zeggen tien jaar medicatie, die hem in het verleden niet heeft geholpen, waardoor hij drugs is gaan gebruiken. Hij wil alleen medicatietrouw zijn als hij de juiste medicatie krijgt aangereikt. Door de verdachte langdurig in zorg te houden en toe te zien op zijn medicatiegebruik kan het risico op recidive worden verminderd. Als de verdachte met zijn medicatie stopt of uit beeld raakt bij de zorg zal het risico op recidive toenemen. Dit maakt dat gesproken kan worden van een gemiddeld tot hoog risico, waarbij niet valt uit te sluiten dat er slachtoffers vallen. Op basis van de beschikbare documentatie, gesprekken met referenten en de indruk van de reclassering van de verdachte, wordt het risico op recidive en het risico op geweld ingeschat als gemiddeld, evenals het risico op onttrekken aan voorwaarden.

De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, deelname aan ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugs- en alcoholverbod en meewerken aan controle op middelengebruik.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

De conclusies van de psychiater worden gedragen worden door zijn/haar bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt daarom die conclusies over en maakt die tot de hare.

De verdachte wordt in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij hem bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij oog voor vergelding en acht het ook van belang dat de strafoplegging bijdraagt aan de algemene preventie van strafbare feiten en aldus een zekere afschrikkende werking dient te hebben.

Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat behandeling en bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn. De rechtbank zal een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte de mogelijkheid te bieden om met hulp en begeleiding van de reclassering het opnieuw begaan van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de verdachte zelf en/of anderen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat de verdachte (enigszins) openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot zijn handelen en daarvoor verantwoordelijkheid heeft genomen.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf, de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitganspunt en acht de hierna te noemen straf passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8
Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9
Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10
Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

1. de veroordeelde meldt zich binnen 48 uur telefonisch bij Reclassering Nederland, locatie Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

2. de veroordeelde laat zich opnemen in een FPA of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start bij beschikbaarheid van een bed en het liefst aansluitend aan detentie en duurt een jaar, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang wenselijk acht, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

3. de veroordeelde verblijft in een instelling voor forensisch beschermd wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aanvullend aan de klinische opname en duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

4. de veroordeelde laat zich behandelen door een forensische GGZ-instelling of een door de reclassering te bepalen soortgelijke zorgverlener. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname en duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;

5. de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;

6. de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van alcohol om het gebruik te beheersen. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;

7. de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter, voorzitter,

en mrs. F.P.J. Schoonen en F. Tosun, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. R.A. Caupain, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij, op of omstreeks 26 december 2024 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,

opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in het pand gelegen aan de [adres 2]

door het bijbrengen en/of achterlaten van hitte en/of vuur in die kamer ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of die kamer en/of goederen in die kamer geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of beschadigd, terwijl daarvan:

- gemeen gevaar voor dat pand en/of omliggende woningen en/of goederen in dat pand en/of goederen in omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of

- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in omliggende kamers in dat pand aanwezige personen en/of in omliggende woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, te duchten was;