Rechtbank Zeeland-West-Brabant, voorlopige voorziening omgevingsrecht

ECLI:NL:RBZWB:2025:3768

Op 16 June 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een voorlopige voorziening procedure behandeld op het gebied van omgevingsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is BRE 25/1936, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2025:3768. De plaats van zitting was Middelburg.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
BRE 25/1936
Datum uitspraak:
16 June 2025
Datum publicatie:
17 June 2025

Indicatie

Terrasvergunning APV, verzoek voorlopige voorziening hangende beroep afgewezen, geen onverwijlde spoed, onvoldoende spoedeisend belang

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 25/1936

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2025 in de zaak tussen [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. M. Busse),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, verweerder

(gemachtigden: mr. J.A. Mohuddy en mr. D. Al-Zubaidi).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [persoon 1] h.o.d.n. [horecagelegenheid] uit [plaats]

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over een van rechtswege verleende vergunning voor het plaatsen van een terras bij [horecagelegenheid] aan de [adres 1] te [plaats] . Verzoekers zijn het daar niet mee eens en hebben beroep ingesteld tegen dat besluit. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer BRE 24/7887. Zij verzoeken de voorzieningenrechter ook om een voorlopige voorziening treffen en voeren daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening af tegen de belangen die pleiten tegen het treffen daarvan.

1.1.

De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

1.2.

Onder 2 en 3 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 4 zijn de beroeps- en verzoeksgronden samengevat weergegeven. De beoordeling door de voorzieningenrechter volgt vanaf 5. Aan het eind staat de beslissing van de voorzieningenrechter en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

Procesverloop

2. [persoon 2] exploiteert een horecagelegenheid ‘ [horecagelegenheid] ’ op het adres [adres 1] te [plaats] . Op 14 januari 2024 heeft zij een aanvraag ingediend voor een vergunning voor een terras op drie openbare parkeerplaatsen tegenover het eethuis aan de [adres 1] / [adres 2] .

Het college heeft de aanvraag met het besluit van 18 april 2024 afgewezen. Dat heeft het college besloten op grond van artikel 2:10, derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening Noord-Beveland (APV) in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

[persoon 2] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 april 2024. Gebruikers van nabijgelegen panden hoeven volgens haar niet te vrezen voor geluidsoverlast vanwege de gebruikers van haar terras.

Met het bestreden besluit van 31 oktober 2024 heeft het college het bezwaar van [persoon 2] gegrond verklaard. Omdat de terrasvergunning volgens het college al op 11 maart 2024 van rechtswege is ontstaan, was het college op 18 april 2024 niet meer bevoegd om op de aanvraag te beslissen. Het weigeringsbesluit van 18 april 2024 is om die reden herroepen. Het college heeft de van rechtswege verleende terrasvergunning op 31 oktober 2024 alsnog bekendgemaakt en gepubliceerd op 8 november 2024.

3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 3 juni 2025 op zitting behandeld. Van verzoekers is [verzoeker 1] in persoon verschenen, vergezeld door zijn zoon, en bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor het college is mr. D. Al-Zubaidi als gemachtigde verschenen, vergezeld door [persoon 2] is ook verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

De gronden

4. Verzoekers wonen op het adres [adres 3] te [plaats] . De tuin bevindt zich aan de voorzijde van de woning, grenzend aan de drie parkeerplaatsen waar [persoon 2] haar terras wenst. Verzoekers kunnen zich niet vinden in de van rechtswege verleende terrasvergunning. Zij stellen zich primair op het standpunt dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan, vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Subsidiair stellen verzoekers zich op het standpunt dat de vergunning niet in stand kan blijven, omdat er meerdere weigeringsgronden van artikel 2.10 van de APV van toepassing zijn.

Verzoekers willen voorkomen dat, voordat uitspraak is gedaan op het beroep, het terras in de maanden juli en augustus 2025 in gebruik zal worden genomen. Zij hebben daarom de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.

Overwegingen

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het spoedeisend belang

5. De vraag die de voorzieningenrechter eerst moet beantwoorden is, of er sprake is van een voldoende spoedeisend belang. De voorzieningenprocedure is ervoor bedoeld om in afwachting van de uitkomst van (in dit geval) de beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De spoedeisendheid speelt daarbij een belangrijke rol. De voorzieningenprocedure is er niet louter voor bedoeld om de beroepsprocedure te bespoedigen. Als er geen sprake is van onverwijlde spoed, is er ook geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.

6. De voorzieningenrechter constateert dat het spoedeisend belang beperkt is. Het bestreden besluit geeft [persoon 2] het recht om gedurende twee maanden per kalenderjaar – van 1 juli tot 1 september – op drie parkeerplaatsen aan de [straat] een terras te exploiteren. Van een (blijvende) onomkeerbare situatie is geen sprake. Voorstelbaar is dat verzoekers in die beperkte periode overlast kunnen ondervinden van het gebruik van het terras en dat verzoekers willen voorkomen dat het terras vanaf 1 juli 2025 in gebruik wordt genomen. Verzoekers vrezen voor overlast (geluidsoverlast en zwerfafval) vanwege het gebruik van het terras, met name in de avonduren. Zij hebben die overlast eerder ervaren tijdens de Covid-pandemie, toen [persoon 2] daar ook een terras mocht exploiteren. Daarnaast vrezen zij ervoor dat de verleende vergunning een verkeersonveilige situatie zal opleveren.

De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de verleende terrasvergunning voorschriften zijn verbonden in het belang van de verkeersveiligheid en in het belang van de bescherming van het woongenot van omwonenden. Zo is bijvoorbeeld aan de verleende vergunning het voorschrift verbonden dat de exploitatie van het terras niet mag leiden tot verstoring van de openbare orde of aantasting van de openbare veiligheid (waaronder verkeersveiligheid). Vermeld is ook dat de vergunninghouder hinder en overlast door op het terras aanwezige bezoekers moet voorkomen en beperken. Verder is aan de vergunning de voorwaarde verbonden dat na sluitingstijd van de horecagelegenheid geen gebruik meer mag worden gemaakt van het terras, dat het terras moet worden schoongehouden en dat het terrasmeubilair na sluitingstijd zodanig moet worden opgeslagen dat het meubilair niet losstaat. Ter zitting is besproken dat de horecagelegenheid tot uiterlijk 22.00 uur geopend is. [persoon 2] heeft ter zitting verklaard dat zij ervoor kan zorgen dat het terras om 22.00 uur leeg en opgeruimd is.

7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college met de gestelde voorwaarden voldoende rekening gehouden met de belangen van verzoekers. De voorzieningenrechter heeft tijdens de zitting bij [persoon 2] ook een bereidwillige houding gezien om de overlast voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Verzoekers wonen in centrumgebied en hebben daardoor al enige overlast te dulden. In de directe woonomgeving van verzoekers zijn meerdere terrassen aanwezig, waaronder een groot terras naast het vergunde terras van [persoon 2] . Ter zitting is besproken dat verzoekers daar ook overlast van ondervinden, maar dat zij het gevoel hebben dat ze daartegen niet meer kunnen opkomen.

8. Over de verkeersveiligheid hebben verzoekers aangevoerd dat het personeel en de klanten van de horecagelegenheid bij gebruikmaking van het terras de openbare weg moeten oversteken. Volgens verzoekers is de [straat] een drukke weg die veelvuldig wordt gebruikt door gemotoriseerd verkeer en die ook is opgenomen in een busroute. Verzoekers stellen dat het gebruik van het terras zal leiden tot een onveilige situatie voor weggebruikers, klanten en personeel.

De voorzieningenrechter gaat voorlopig ervan uit dat verzoekers het belang bij een verkeersveilige situatie in hun woonomgeving niet kan worden ontzegd en weegt dit belang daarom mee. De voorzieningenrechter leidt uit de stukken af dat het college onderzoek heeft laten verrichten naar de verkeerveiligheid door een onafhankelijk verkeerskundig bureau. Dit bureau heeft het college gerapporteerd dat er sprake is van een erftoegangsweg binnen een 30-kilometerzone van het dorp en dat de nadruk bij een dergelijke weg meer ligt op het ontsluiten van erven dan op het doorstromen/ontsluiten van verkeer. Het bureau heeft daarbij in aanmerking genomen dat er in de straat al diverse terrassen aanwezig zijn en dat met een extra terras het karakter van verblijfsgebied wordt versterkt.

9. Verzoekers hebben hun standpunt dat er sprake is van een drukke doorgaande weg niet onderbouwd. De voorzieningenrechter is dan ook niet gebleken van een zodanige situatie dat de terrasvergunning in het belang van de verkeersveiligheid niet verleend had mogen worden.

10. In de beroepsprocedure zijn rechtsvragen aan de orde gesteld die nog nader onderzoek behoeven en die pas in de uitspraak op het beroep zullen worden beantwoord. Bovendien loopt er nog een beroepsprocedure tegen hetzelfde besluit en is het wenselijk om deze beroepen gelijktijdig te behandelen. De behandeling van de bodemzaak wordt daarom voortgezet.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter ziet om de redenen die hiervoor zijn vermeld niet in dat verzoekers de uitspraak op het beroep niet kunnen afwachten. Er is geen sprake van onverwijlde spoed, die reden geeft voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

12. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 16 juni 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.