Rechtbank Zeeland-West-Brabant, eerste aanleg - enkelvoudig strafrecht overig
ECLI:NL:RBZWB:2024:9579
Op 27 December 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 11024093 \ MB VERZ 24-379, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2024:9579. De plaats van zitting was Breda.
Indicatie
beroep tegen verkeersboete, gedraging staat vast, reden om boete te matigen, gedeeltelijk gegrond, proceskostenvergoeding.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht
zaaknummer : 11024093 \ MB VERZ 24-379
CJIB-nummer : 4062 5422 5387 1385
uitspraakdatum : 27 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema (Fixiq Legal)
Verloop van de procedure
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.
Standpunten
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op [adres] te [woonplaats] op 2 november 2022 om 08:52 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene een pro-forma beroep ingediend. Gemachtigde stelt dat betrokkene zich niet met het besluit kan verenigen en verzoekt om een termijn voor het indienen van aanvullende gronden. Voorts stelt gemachtigde dat de redelijke termijn is overschreden en verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het dossier bevat foto’s van de gedraging. De enkele ontkenning van betrokkene is geen reden om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Wel is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.
Overwegingen
Overwegingen
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De enkele ontkenning is geen reden om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 25 november 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan één maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.
Beslissing
Beslissing
De kantonrechter:
? verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
? wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
? draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
? veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: