Rechtbank Zeeland-West-Brabant, eerste aanleg - enkelvoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBZWB:2025:3392

Op 28 March 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10576428 MB VERZ 23-836, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2025:3392. De plaats van zitting was Tilburg.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10576428 MB VERZ 23-836
Datum uitspraak:
28 March 2025
Datum publicatie:
2 June 2025

Indicatie

Gedeeltelijk gegrond: beroep tegen verkeersboete, gedraging staat vast, reden om boete te matigen, gedeeltelijk gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Tilburg

zaaknummer.: 10576428 \ MB VERZ 23-836

CJIB-nummer: 8062 5422 4810 4817

uitspraakdatum: 28 maart 2025

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van

naam : [betrokkene]

adres : [adres]

woonplaats : [woonplaats]

hierna: betrokkene

gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 28 maart 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Heikantlaan kruising Haendellaan op 14 maart 2022 om 21:18 uur.

Gemachtigde heeft in het beroepschrift aangevoerd dat er sprake is van schending van de hoorplicht. Daarnaast verzet betrokkene zich tegen een mogelijk aanhoudingsverzoek. Tot slot ziet gemachtigde onvoldoende aanleiding af te wijken van de door het Hof bestendig toegepaste wegingsfactor licht (0,5). Wegingsfactor zeer licht doet geen recht aan gemachtigde zijn inspanningen in dit dossier. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.

De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Vanwege deze schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%. Voorts is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

Overwegingen

Inhoudelijk

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.

In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.

De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

De boete is dus terecht opgelegd.

Overschrijding redelijke termijn

Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.

In dit geval is de boete opgelegd op 24 maart 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim een jaar overschreden.

Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Schending hoorplicht

Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.

Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.

De kantonrechter ziet verder reden de boete nogmaals te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).

Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.

De proceskostenvergoeding is als volgt berekend voor de fase bij de kantonrechter:

beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50.

Beslissing

De kantonrechter:

? verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;

? wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 140,62, plus € 9,- administratiekosten;

? draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,38, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;

? veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025.

Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:

de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.

Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.

U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.

Datum verzending: