4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er op 14 april 2024 rond 21:30 uur een conflict heeft plaatsgevonden tussen aangever en een groep jongeren op de kruising van [straat 1] en [straat 2] in [woonplaats]. Verdachte heeft aangever hierbij een duw gegeven, waarna aangever verdachte heeft geslagen. Hierdoor viel verdachte op de grond. Aangever is daarna weggerend. Verdachte was daardoor naar eigen zeggen zo boos dat hij in [woonplaats] op zoek is gegaan naar aangever, om met hem te gaan vechten. Uit camerabeelden van een adres aan [straat 3] volgt dat ook anderen met hem mee zijn gegaan en achter aangever zijn aangerend.
Aangever heeft verklaard dat de groep hem vond in het doodlopende stuk van [straat 4]. De grootste jongen van de groep had een glimmend voorwerp in zijn hand. Het signalement dat hij geeft van deze jongen past bij het uiterlijk van verdachte. De andere jongens waren volgens aangever tengerder dan deze jongen. Een bewoner van het [plein] heeft drie personen uit het steegje zien weglopen, waarbij één van die personen iets glimmends in zijn handen had. Gelet hierop en op de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat hij een wielboutbreker in zijn hand had, gaat de rechtbank ervan uit dat de door aangever beschreven jongen verdachte is. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken het uiterlijk van de andere jongens zoals dat blijkt uit de foto’s van deze jongens in het dossier.
Aangever heeft verklaard dat hij van deze jongen een klap op zijn hoofd kreeg. Het laatste dat aangever weet is dat hij op de grond lag, dat hij werd geslagen en getrapt en dat het vervolgens voelde alsof de lucht uit zijn lichaam werd geblazen.
Kort daarna wordt aangever op aanwijzen van buurtbewoners door politieagenten liggend op de grond aangetroffen, waarbij zijn vest aan de achterzijde is doordrenkt met bloed, en er een flinke plas bloed op straat ligt. Op zijn rug ter hoogte van de longen werden twee verwondingen gezien, gelijkend op steekwonden.
Uit de geneeskundige verklaring en andere informatie betreffende de medische situatie van aangever komt naar voren dat hij verschillende letsels heeft opgelopen, waaronder twee steekwonden aan de rugzijde van de borstkas en aan beide zijden een klaplong. Eén van de steken was zes centimeter het lichaam in gegaan en had een long doorboord. Ter behandeling van de klaplong aan de linkerzijde is een drain aangebracht. Aangever is ongeveer tien dagen in het ziekenhuis opgenomen geweest, waaronder twee dagen op de intensive care-afdeling. Tot op heden heeft hij nog last van de linkerlong en van psychische problemen als gevolg van het incident.
Gelet op de medische informatie en de verklaring van aangever dat het voelde alsof de lucht uit zijn lichaam werd geblazen toen hij op de grond lag, gaat de rechtbank ervan uit dat dat het moment was waarop aangever in de rug werd gestoken.
Opzet
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te kunnen komen, is vereist dat de dader opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, op zijn minst in voorwaardelijke vorm. Daarvan is sprake als er een aanmerkelijke kans op de dood was en de verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het politieonderzoek heeft niet geleid tot het vinden van een mes of een ander scherp voorwerp waarmee aangever is gestoken, zodat niets bekend is over de vorm en lengte van het lemmetof over de kracht waarmee moet zijn gestoken. Alleen bekend is dat één van de steekwonden zes centimeter diep was en dat één van de longen is doorboord.
In de borstkas bevinden zich vitale organen, zoals het hart en de longen, waarvan beschadiging, naar algemene ervaringsregels, een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebrengt. Nu de dader aangever twee maal ter hoogte van de longen in de rug heeft gestoken, terwijl die al weerloos op de grond lag, is de rechtbank van oordeel dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom sprake van een poging tot doodslag.
Medeplegen
Wie de persoon is die de steekverwondingen heeft toegebracht, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Wel kan op grond van de verklaring van aangever, de camerabeelden van twee adressen op het [plein] en de verklaring van [getuige] worden vastgesteld dat er direct nadat de confrontatie had plaatsgevonden drie personen in [straat 4] en het [plein] waren, waarvan verdachte er één was.
Uit de camerabeelden van twee adressen aan het [plein] volgt dat er voorafgaand aan het incident in [straat 4] omstreeks 22:00 uur twee personen richting [straat 4] lopen en dat er omstreeks 22:03 uur drie personen in de tegenovergestelde richting lopen.
[getuige] heeft verklaard dat hij, vlak voordat hij de politie belde, een heleboel ‘gescheld en gedoe heen en weer’ hoorde uit de steeg. Toen hij uit zijn raam keek, dat uitkijkt op de steeg van de kerk naar het [plein] – [straat 4], zag hij drie personen weglopen vanaf de [steeg] naar het [plein], wat overeenkomt met de hierboven genoemde camerabeelden van na het incident. Toen de getuige hierna naar buiten liep zag hij een gewonde man liggen. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat er drie personen betrokken waren bij het geweld tegen aangever, en dat één van deze personen aangever in de rug heeft gestoken.
Dat verdachte één van die drie personen was, baseert de rechtbank op de resultaten van het DNA-onderzoek. Op één van de zwarte badslippers die verdachte volgens zijn eigen verklaring die avond droeg, is bloed aangetroffen van aangever. Aangezien het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat bij de eerdere confrontatie rond 21:30 uur aangever zodanig gewond is geraakt dat hij bloedde, is de rechtbank van oordeel dat dit bloed alleen op de slipper terecht kan zijn gekomen op het moment dat aangever in [straat 4] in zijn rug is gestoken. Verdachte moet op dat moment daarbij dus ook aanwezig zijn geweest.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij na de eerste confrontatie met aangever met een wielboutbreker op zoek ging naar aangever om met hem te vechten, en op de omstandigheid dat ook anderen achter aangever aangerend zijn, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie personen in de uitvoering van het plan om aangever een lesje te leren. Dat daarbij wapens konden worden gebruikt lag al besloten in het (gezamenlijke) plan en was voor alle personen op voorhand duidelijk en aanvaard, nu in ieder geval verdachte een wapen, te weten een wielboutbreker, bij zich had en dat zichtbaar was voor andere personen. Op camerabeelden van een adres aan [straat 2] van vóór het incident is immers te zien dat drie personen achter elkaar lopen, waarvan de voorste persoon verdachte is, die een langwerpig voorwerp in zijn hand heeft. Gelet op de verklaring van aangever en op de medische informatie heeft hij daar ook daadwerkelijk mee geslagen.
Gelet op deze omstandigheden hebben alle drie de personen naar het oordeel van de rechtbank zowel opzet gehad op het plegen van het feit als op het gezamenlijk uitvoeren ervan, zodat naar het oordeel van de rechtbank ook ten aanzien van verdachte sprake is van medeplegen van poging tot doodslag.