Rechtbank Zeeland-West-Brabant, op tegenspraak strafrecht overig

ECLI:NL:RBZWB:2025:3890

Op 23 June 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een op tegenspraak procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 02-310061-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2025:3890. De plaats van zitting was Middelburg.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
02-310061-24
Datum uitspraak:
23 June 2025
Datum publicatie:
23 June 2025

Indicatie

Jeugdstrafrecht. Medeplegen gewapende overval juwelier [plaats]. Strafmaat. Bekennende verdachte. Oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf. Overweging dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden en begeleiding jeugdreclassering.

Vorderingen benadeelde partijen toegewezen. Hoofdelijke aansprakelijkheid schade, schadevergoedingsmaatregel voor ¼.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02-310061-24

vonnis van de meervoudige kamer van 23 juni 2025

in de strafzaak tegen de ten tijde van het feit minderjarige

[verdachte] ,geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats] ,wonende te [woonadres] ,raadsvrouw: mr. S. van Minderhout, advocaat te Breda.

1
Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 27 mei 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.A.M. Dekkers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Het onderzoek ter terechtzitting is formeel gesloten op 23 juni 2025.

2
De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op

27 september 2024 in [plaats] samen met anderen een gewapende overval op [juwelier] heeft gepleegd en daarbij horloges en/of sieraden heeft weggenomen.

3
De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit, samen met anderen, heeft gepleegd.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het feit. Verdachte heeft bekend betrokken te zijn bij de overval.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen op

27 september 2024 [juwelier] in [plaats] heeft overvallen. Verdachte heeft het feit bekend en er is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 27 september 2024 te [plaats] , gemeente Veere, tezamen en in vereniging met anderen, een aantal horloges en een hoeveelheid sieraden, die aan [benadeelde 1] ( [juwelier] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door met donkere kleding en enige vorm van

gezichtsbedekking, zich in het pand van [juwelier] te begeven, en

door op vuurwapens gelijkende voorwerpen te laten zien aan, en één van deze wapens te richten en gedurende enige tijd gericht te houden op die [benadeelde 2] en die [benadeelde 2] mondeling toe te voegen ‘Meekomen’, en ‘Op de grond bro’.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5
De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6
De strafoplegging
6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 327 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Zij vordert daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd en – in tegenstelling tot het advies van de Raad – de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Zij is van mening dat, nu verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven, er geen volledige inschatting kan worden gemaakt van de kans op recidive. Dit samen met het gemak waarmee verdachte aan de overval heeft meegedaan, maakt dat zij de conclusie trekt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom dergelijke misdrijven zal begaan. De officier van justitie vordert daarnaast aan verdachte op te leggen de leerstraf Tools4U Verlengd met Ouders van 35 uur en een werkstraf van 140 uur.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, met een maximale proeftijd en een aantal van de door de Raad geadviseerde voorwaarden. Als verdachte terug zou moeten naar de jeugdgevangenis zou dat de positieve ontwikkelingen van de afgelopen maanden doorkruisen. Zij verzoekt de voorwaarde dat hij moet meewerken aan begeleiding via OpenDoor af te wijzen. Verder verzoekt zij het huisarrest en elektronische monitoring voor zes maanden op te leggen te rekenen vanaf de datum dat de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst. Ten aanzien van de leerstraf Tools4U merkt zij op dat verdachte de toegevoegde waarde hiervan niet ziet en niet bereid is daaraan mee te werken. Zij vraagt zich ook af in hoeverre deze leerstraf nodig is gelet op de overwegingen van de psycholoog. Verdachte is bereid een werkstraf uit te voeren. Tot slot verzoekt zij de voorwaarden en begeleiding niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat niet aan de wettelijke vereisten daarvoor wordt voldaan.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Ernst van het feit

Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op [juwelier] te [plaats] . Zij zijn ’s ochtends kort na de opening voorzien van gezichtsbedekking, met vuurwapens (althans met op vuurwapens gelijkende voorwerpen), mokers/(klauw-)hamers en gehuld in regenponcho’s de juwelierszaak binnengegaan. Een van de mededaders heeft een medewerker onder bedreiging van een vuurwapen op zijn knieën gedwongen en vervolgens gedurende de overval het wapen op deze knielende medewerker gericht gehouden. Verdachte en een andere mededader hebben met grote hamers de ruiten van vitrines kapotgeslagen. Daarbij zijn horloges en sieraden buitgemaakt. De derde mededader stond met een vuurwapen in zijn hand in de deuropening van de juwelierszaak. Na de overval zijn verdachte en zijn mededaders gevlucht op scooters en hebben zij onderweg de buit aan iemand afgegeven.

Deze brutale overval heeft niet alleen op de onder schot gehouden medewerker (de heer [benadeelde 2] ), maar ook op de medewerkers die in de ruimtes achter de juwelierszaak aan het werk waren en alles op monitoren konden volgen, grote indruk gemaakt. De handelingen van verdachte en zijn mededaders hebben hen veel angst aangejaagd. De heer [benadeelde 2] is gedurende de hele overval onder schot gehouden en heeft al die tijd voor zijn leven gevreesd. De ervaring is dat slachtoffers van dit soort gewelddadige misdrijven nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dit blijkt ook uit de onderbouwing bij de gevorderde (immateriële) schadevergoedingen en de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaringen. De medewerkers voelen zich niet meer veilig. De heer [benadeelde 2] is nog altijd niet in staat om weer aan het werk te gaan en de vraag is of dat ooit nog gaat lukken. Mevrouw [benadeelde 3] is ook een tijd arbeidsongeschikt geweest door de overval. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders zal hun leven nooit meer hetzelfde zijn. Dit soort overvallen draagt bovendien bij aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid, zeker in een klein dorp als [plaats] . Verdachte en zijn mededaders hebben op een snelle manier aan geld willen komen en hebben zich daarbij niet bekommerd om wat dit met de slachtoffers zou doen. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.

De wijze waarop de overval is uitgevoerd getuigt van een zekere mate van professionaliteit. Verdachte en zijn drie mededaders met wie hij de overval heeft gepleegd, zijn door een nog onbekende man gevraagd de overval te plegen. Hij heeft hen verteld wat hun rol bij de overval zou zijn. Zij zijn door een onbekend gebleven man naar de scooters gebracht waarop zij naar de juwelierszaak zijn gereden. In de buddyseats van de scooters zaten wapens en kleding. Na de overval zouden zij op de scooters naar een schuur in de omgeving rijden. Daar stonden fietsen klaar waarop zij (inmiddels gekleed in sportkleding) hun weg konden vervolgen. Het is slechts door de oplettendheid van een burger dat zij niet bij deze fietsen konden komen en uiteindelijk te voet hun weg moesten vervolgen. De politie heeft verdachte en zijn drie mededaders kort na de overval kunnen aanhouden door meldingen van burgers. Verdachte heeft weliswaar verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft openheid van zaken gegeven over zijn eigen rol, maar heeft niet willen - of kunnen - verklaren over de rol van de (nog onbekende) mededaders die de overval hebben voorbereid en gepland. Onbekend is gebleven wie dit zijn en ook waar de bij de overval weggenomen horloges en sieraden zijn gebleven alsook de gebruikte wapens.

Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank met de hiervoor beschreven ernst van het feit en de professionele voorbereiding daarvan rekening houden.

De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte

Uit het strafblad van verdachte van 20 februari 2025 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.

De rechtbank houdt verder rekening met het rapport van de psycholoog drs. [psycholoog] van 16 januari 2025. Hieruit blijkt, kort samengevat, dat er bij verdachte geen stoornis is vastgesteld en dat ten tijde van het plegen van het feit hier ook geen sprake van was. Verdachte weet wanneer hij de wet overtreedt en kon de gevolgen van zijn handelen goed overzien. Ook is hij in staat om gedragsalternatieven te bedenken. De psycholoog adviseert verdachte het tenlastegelegde volledig toe te rekenen. Verdachte is duidelijk sociaal competent, bezit effectieve copingvaardigheden, heeft zelfcontrole en laat doorzettingsvermogen ten aanzien van werk zien. Hij is positief gericht op de toekomst. Verdachte lijkt iemand die niet snel beïnvloedbaar is en zijn eigen keuzes maakt. De indruk bestaat dat hij niet opnieuw zal kiezen voor handelingen waarvan hij weet dat hij daarmee de wet overtreedt. De psycholoog adviseert geen strafrechtelijk gekaderde behandeling, omdat er geen sprake is van een stoornis en het recidiverisico laag wordt ingeschat. Zij ziet geen aanleiding het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.

De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van de Raad van 14 mei 2025 en de mondelinge toelichting daarop ter terechtzitting. Hoewel de indruk bestaat dat verdachte voldoende inzicht heeft in wat goed en kwaad is, is de Raad bezorgd over het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict en nu opnieuw wordt verdacht van een ernstig geweldsdelict. De Raad is daarom van mening dat het van groot belang is om de vaardigheden en inzichten van verdachte te vergroten, waaronder zijn inzicht in het onderscheid tussen prosociale en antisociale personen. Ook moet er aandacht zijn voor het vergroten van zijn weerbaarheid. Omdat verdachte geen inzicht geeft in de omstandigheden waaronder hij de afweging heeft gemaakt mee te doen, is de Raad bezorgd dat hij in herhaling kan vallen als zijn vaardigheden niet worden versterkt. Verder is het belangrijk dat hem handvatten worden aangereikt om beter grip te krijgen op zijn agressie. De leerstraf Tools4U Verlengd met Ouders is hiervoor aangewezen en de Raad adviseert dan ook om deze aan verdachte op te leggen en daarnaast eventueel een onvoorwaardelijke werkstraf. Het is noodzakelijk dat aan verdachte ook de komende periode nog de voor hem noodzakelijke begrenzing en structuur wordt geboden. De aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden dienen daarom te worden voortgezet. De Raad adviseert het huisarrest en elektronische monitoring op te leggen voor de duur van zes maanden gerekend vanaf het moment dat de voorlopige hechtenis is geschorst. De voorwaarde van begeleiding door OpenDoor kan vervallen nu tijdens de zitting is gebleken dat dit niet wenselijk is.

De Raad schat de kans op herhaling laag in. Op basis daarvan heeft de Raad niet geadviseerd de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tijdens de zitting heeft de Raad wel opgemerkt dat het van belang is dat bij een eventueel hoger beroep, geborgd wordt dat het toezicht vanuit de jeugdreclassering blijft doorlopen.

Tot slot heeft de Raad naar voren gebracht dat gelet op de persoon van verdachte toepassing van het volwassenenstrafrecht niet geïndiceerd is.

Namens de jeugdreclassering is tijdens de zitting naar voren gebracht dat verdachte de afspraken nakomt en doet wat hem gevraagd wordt. Hij laat weinig emoties zien. De jeugdreclassering ziet geen toegevoegde waarde in begeleiding vanuit OpenDoor. Zij denkt dat het wel goed is om als voorwaarde op te nemen dat verdachte moet meewerken aan door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening gericht op het vergroten van zijn vaardigheden. Bij een leerstraf kan verdachte het oppervlakkig houden. Forensische Zorg Zeeland kan dieper graven. De grootste zorg op dit moment is hoe verdachte tot deze daad is gekomen. Ondanks dat hij weet wat wel en niet mag, heeft hij toch deze overval gepleegd. De jeugdreclassering is van mening dat het huisarrest en de elektronische monitoring nog moeten doorlopen, omdat verdachte anders al heel snel vrijheden krijgt en de jeugdreclasseerder niet weet hoe de buitenwereld daarnaar gaat kijken. Er kan wel worden geoefend met meer vrijheden. Zij is van mening dat ook het contactverbod met de medeverdachten moet worden gehandhaafd. Tot slot is zij van mening dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard.

De straf

Bij de strafoplegging neemt de rechtbank de hiervoor genoemde adviezen en omstandigheden in aanmerking, alsook de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank, net als de officier van justitie, van oordeel dat in beginsel een langdurige jeugddetentie op zijn plaats is. Het moet duidelijk zijn dat dit soort handelen niet wordt geaccepteerd en dat een forse straf dient te volgen. De rechtbank is echter ook van oordeel dat het niet wenselijk is dat verdachte opnieuw in detentie geraakt en ziet hierin aanleiding om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal zij een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. De rechtbank ziet, gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, aanleiding om de door de officier van justitie geëiste (voorwaardelijke) jeugddetentie te matigen tot een periode van 90 dagen. Aan het voorwaardelijk deel zal zij een groot deel van de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen, omdat zij van oordeel is dat deze in het belang zijn van de goede ontwikkeling van verdachte en deze kunnen bijdragen aan het voorkomen van recidive. De rechtbank ziet af van het opleggen van elektronische monitoring, nu verdachte reeds elektronische monitoring heeft ondergaan en zich daarbij steeds aan de regels heeft gehouden en de noodzaak van het verder opleggen ervan onvoldoende is gebleken. In dat kader overweegt zij dat verdachte zich tot nu toe heeft gehouden aan alle opgelegde voorwaarden en ook heeft verklaard dat hij dit zal blijven doen. Ook zal de rechtbank geen contactverbod opleggen met de drie medeverdachten. Zij wonen bij elkaar in de buurt en begeven zich in dezelfde vriendengroepen, zodat (enig) contact ook in de toekomst onvermijdelijk zal zijn. De verdachten zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor hun eigen handelen en zij zullen moeten laten zien dat zij zich niet (meer) negatief laten beïnvloeden door anderen en zelf ook anderen niet negatief beïnvloeden. Tot slot zal de rechtbank ook de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan begeleiding door OpenDoor niet opleggen, nu ter terechtzitting is gebleken dat verdachte daartoe niet gemotiveerd is en de jeugdreclassering heeft aangegeven dat dit niet wenselijk is.

Anders dan door de Raad geadviseerd zal de rechtbank geen leerstraf aan verdachte opleggen, omdat voor het slagen daarvan belangrijk is dat hij, en ook zijn moeder, daar actief en gemotiveerd aan deelneemt. Verdachte heeft ter terechtzitting gezegd hier niet voor gemotiveerd te zijn en niet aan mee te willen werken. Ook zijn moeder ziet het nut er niet van in. Bovendien is uit de toelichting van de jeugdreclasseerder gebleken dat een leerstraf vermoedelijk weinig effect zal hebben omdat dit voor de persoon van verdachte te weinig diepgang zal hebben. Mocht blijken dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft dan kan dit worden gegeven door Forensische Zorg Zeeland. De rechtbank zal vanwege de ernst van het feit een werkstraf opleggen, zoals door de officier van justitie werd geëist, maar deze zal zij, gezien de straffen die aan de medeverdachten zullen worden opgelegd, iets matigen. Echter omdat verdachte geen leerstraf opgelegd krijgt, moet hij wel meer uren werken dan de medeverdachten.

Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een jeugddetentie van 238 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar, waarbij de jeugdreclassering verdachte gedurende deze twee jaren zal begeleiden en toezicht op hem zal houden. Daarnaast zal zij een werkstraf van 100 uur opleggen. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie worden de hierna genoemde bijzondere voorwaarden gekoppeld.

Dadelijke uitvoerbaarheid

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, wanneer er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Er is volgens de psycholoog en de Raad een laag recidiverisico. Toch is de rechtbank van oordeel dat in dit geval wel wordt voldaan aan voornoemde vereisten. De rechtbank heeft daarbij in overweging genomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Verder heeft hij geen openheid van zaken gegeven als het gaat om de opdrachtgever(s), noch op de vraag waar de buit en de wapens zijn gebleven, waardoor de rechtbank geen zicht heeft gekregen op de concrete omstandigheden die ertoe hebben geleid dat verdachte bij de overval betrokken is geraakt. Gelet op deze houding van verdachte alsmede op de omstandigheid dat de Raad bezorgd is dat als zijn vaardigheden niet worden versterkt verdachte in herhaling kan vallen, is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke vereisten van 77za Wetboek van Strafrecht is voldaan. Om te voorkomen dat verdachte weer een strafbaar feit pleegt en er voor te zorgen dat de begeleiding van verdachte wordt voortgezet als er hoger beroep wordt ingesteld, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Voorlopige hechtenis

De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7
De benadeelde partijen
7.1

De ingestelde vorderingen

De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert, door tussenkomst van mr. M.R. Minekus, een schadevergoeding van € 6.589,55, waarvan € 589,55 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.

De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert, door tussenkomst van mr. S. van Steenberge, een schadevergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade.

De benadeelde partij [juwelier] vof, vertegenwoordigd door [benadeelde 1] , vordert een schadevergoeding van € 2.343,27 aan materiële schade, te weten € 1.155,91 voor beveiligingsmaatregelen en € 1.187,36 voor loondoorbetaling bij ziekteverzuim werknemer.

De benadeelde partijen hebben gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht en de hoofdelijke veroordeling van verdachte en zijn medeverdachten.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat deze geheel en hoofdelijk kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Zij heeft daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.

7.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ten aanzien van de vorderingen van [juwelier] en mevrouw [benadeelde 3] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hetzelfde geldt voor de vordering van de heer [benadeelde 2] met uitzondering van de schadepost die ziet op de hotelovernachting inclusief lunch en diner van € 125,00. Deze kosten staan volgens haar in een te ver verwijderd verband tot het feit. Zij verzoekt deze post af te wijzen.

7.4

Het oordeel van de rechtbank

7.4.1

De vordering van de heer [benadeelde 2]

Materiële schade

De rechtbank is van oordeel dat voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededaders en de door de benadeelde partij gevorderde schade voor een hotelovernachting inclusief lunch en diner. De benadeelde partij werd tijdens de gehele overval onder schot gehouden en als gevolg daarvan heeft hij psychische klachten opgelopen. Het is niet onredelijk maar zelfs goed voorstelbaar dat de benadeelde partij de nacht voordat hij aan een intensief behandeltraject in Weert begon, heeft doorgebracht in een hotel in de omgeving en daar ook heeft gegeten. Daarmee staat de schade in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit.

De vordering is voor het overige niet betwist en voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 589,55, zal daarom worden toegewezen.

Immateriële schade

Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij gedurende langere tijd een wapen op hem is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in zijn vordering en in zijn schriftelijke slachtofferverklaring duidelijk verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor hem zijn geweest en dat hij voor zijn psychische klachten is verwezen naar een psycholoog. Bij hem is de diagnose posttraumatische stressstoornis gesteld. Hij is nog altijd volledig arbeidsongeschikt.

Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 6.000,00, zal daarom worden toegewezen.

7.4.2

De vordering van mevrouw [benadeelde 3]

Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gebruikt) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in haar vordering duidelijk verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor haar zijn geweest en dat zij daarvoor is verwezen naar een psycholoog.

Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 1.000,00, zal daarom worden toegewezen.

7.4.3

De vordering van [juwelier]

Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist en voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding zal daarom worden toegewezen.

7.4.4

Hoofdelijkheid

De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar het bedrag evenredig te verdelen over de vier verdachten. Ter terechtzitting heeft de advocaat van de benadeelde partij [juwelier] vof betoogd dat op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de gehele schade. Hier kan niet van af worden geweken.

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Anders dan door de verdediging is voorgesteld, wijkt de rechtbank niet af van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte voor de toe te wijzen schade. De rechtbank overweegt dat, naast het eerder genoemde uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid, artikel 6:166 BW in het tweede lid aangeeft hoe de onderlinge verdeling van de schade tussen verdachten behoort plaats te vinden. Daarin staat dat alle aansprakelijke personen onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij op basis van de omstandigheden van het geval een andere verdeling billijk is. Uit de twee leden van artikel 6:166 BW samen volgt dus een systeem waarin alle veroordeelden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledige toegewezen schade, wat verhaal van deze schade door de benadeelden vergemakkelijkt. Na vergoeding van de schade kan een veroordeelde vervolgens op zijn medeveroordeelden het bedrag verhalen dat hij te veel heeft betaald. De rechtbank ziet, gelet op de in groepsverband gepleegde overval waarin iedere verdachte een actief aandeel heeft gehad, geen aanleiding om een andere verdeling van de schade tussen de verdachten vast te stellen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

7.4.5

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partijen, tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schadevergoedingsmaatregel, als strafrechtelijke sanctiemaatregel, een enigszins ander karakter heeft dan de vorderingen van de benadeelde partij, die strikt civielrechtelijk moeten worden beoordeeld. De rechtbank vindt het in dit geval passend om de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot ¼ deel van de toegekende vorderingen, zodat alle mededaders in eerste instantie voor een gelijk deel door het CJIB zullen worden aangesproken. Gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit zal bij niet-betaling geen gijzeling worden toegepast.

7.4.6

Proceskostenveroordeling

Nu de vorderingen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

8
Het beslag
8.1

De verbeurdverklaring

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en het strafbare feit is begaan en voorbereid met behulp van deze voorwerpen. De kleding en schoenen (op de beslaglijst opgenomen onder 1 tot en met 7) zijn namelijk gedragen bij de overval. De rechtbank zal om die reden de kleding en schoenen verbeurdverklaren.

8.2

De onttrekking aan het verkeer

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een gebruiksaanwijzing van een Bruni mod. 92 (op de beslaglijst opgenomen onder 8), is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Dit voorwerp behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9
De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 7za, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing

10
De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 238 (tweehonderd achtendertig) dagen, waarvan 90 (negentig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;

- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

* gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd huisarrest heeft en dient te verblijven op het adres [woonadres] ;

* gedurende het huisarrest alleen onder begeleiding van een door de jeugdreclassering aangewezen volwassene naar buiten mag, zolang als de jeugdreclassering dat nodig vindt;

* zich gedurende de proeftijd niet mag begeven in [plaats] , zoals ingetekend op de kaart in het deeladvies EM van de Reclassering Nederland van 17 oktober 2024;

* de jeugdreclassering inzicht geeft in zijn sociale contacten en de samenstelling van zijn vriendenkring;

* op geen enkele wijze, direct of indirect, contact mag hebben, behalve in het kader van herstelbemiddeling en met toestemming van de jeugdreclasseerder, met

o [naam 1], geboren op [geboortedag 2] 1968

o [naam 2], geboren [geboortedag 3] 1958

o [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 4] 1968

o [naam 3], geboren op [geboortedag 5] 1979

o [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 6] 1967

o [benadeelde 3] , geboren op [geboortedag 7] 1969

o [naam 4], geboren op [geboortedag 8] 1970

* meewerkt aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening en begeleiding ter versterking van zijn vaardigheden bij Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke instelling, indien en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;

* meewerkt aan het verkrijgen én behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van scholing, stage en/of werk en dit volgt volgens het voor hem geldende rooster;

* meewerkt aan het verkrijgen én behouden van een zinvolle vrijetijdsbesteding;

- bepaalt dat van rechtswege gelden de bijzondere voorwaarden:

* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;

* dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;

- geeft hierbij opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zeeland te Middelburg tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;

- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;

- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 (honderd) uren;

- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen;

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 6.589,55 (zesduizend vijfhonderd negenentachtig euro en vijfenvijftig eurocent), waarvan € 589,55 (vijfhonderd en negenentachtig euro en vijfenvijftig eurocent) aan materiële schade en

€ 6.000,00 (zesduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2024 tot aan de dag der voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 1.000,00

(eenduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2024 tot aan de dag der voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [juwelier] vof van € 2.343,27 (tweeduizend driehonderd en drieënveertig euro en zevenentwintig eurocent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2024 tot aan de dag der voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;

- legt aan verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen benadeelde partijen de volgende vermelde bedragen, te betalen (steeds 25 procent van het totale bedrag), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 27 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening:

- [benadeelde 2] € 1.647,39 (eenduizend zeshonderd zevenenveertig euro en negenendertig eurocent);

- [benadeelde 3] € 250,00 (tweehonderdvijftig euro);

- [juwelier] vof € 585,82 (vijfhonderd vijfentachtig euro en tweeëntachtig eurocent);

- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;

- bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de betalingsverplichting aan de Staat vervalt;

- bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan de betalingsverplichting aan de Staat heeft voldaan, de betalingsverplichting aan de benadeelde voor dat deel vervalt;

Beslag

- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee schoenen (incl. sok), een broek, een vest, kleding, een shirt en onderbroek (nummer 1 tot en met 7 op de beslaglijst);

- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een gebruiksaanwijzing van een Bruni mod.92 (nummer 8 op de beslaglijst);

Voorlopige hechtenis

- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.W. Haesen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. P.W.G. de Beer en mr. A.R. van Triest, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juni 2025.

11
Bijlage I

De tenlastelegging

hij op of omstreeks 27 september 2024 te [plaats] , gemeente Veere, tezamen en

in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een aantal horloges en/of

een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele

aan [benadeelde 1] ( [juwelier] ), in elk geval aan een ander dan aan

verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het

oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de

plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen

goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van

braak en/of verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd

van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of één of meer

andere medewerkers van [juwelier] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken

en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het

misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te

verzekeren,

door met donkere kleding en helmen op, althans enige vorm van

gezichtsbedekking, zich in het pand van [juwelier] te begeven, en/of

door één of meerdere vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e)

voorwerp(en), te laten zien aan en/of deze/dit vuurwapen(s) te richten en/of

gedurende enige tijd gericht te houden op die [benadeelde 2] en/of één of meer andere

medewerkers van [juwelier] , en/of die [benadeelde 2] en/of één of meer

andere medewerkers van [juwelier] mondeling toe te voegen

‘Meekomen’, en/of ‘Op de grond bro’, althans woorden van gelijke aard en/of

strekking;

( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2

ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )