Rechtbank Zeeland-West-Brabant, op tegenspraak strafrecht overig

ECLI:NL:RBZWB:2025:4036

Op 1 July 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een op tegenspraak procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 02-211782-23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBZWB:2025:4036. De plaats van zitting was Breda.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
02-211782-23
Datum uitspraak:
1 July 2025
Datum publicatie:
30 June 2025

Indicatie

Vrijspraak van doodslag. Geen direct bewijs dat verdachte op de plaats delict in enge zin was. Ook ontbreekt overig bewijs om een verband met verdachte te kunnen leggen. Er is niet buiten redelijke twijfel vast komen te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde doodslag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02-211782-23

vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ( [land] ),

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

raadsman mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda.

1
Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juni 2025, waarbij de officier van justitie mr. E. van Aalst en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2
De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 19 augustus 2023 in Roosendaal [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.

3
De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen

4
De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde feit. Het bewijs daarvoor bevindt zich in:

- De eerdere agressie van verdachte naar het slachtoffer;

- De gewelddadige aard van het overlijden;

- Het bloed van het slachtoffer op de schoenen van verdachte dat past bij expiratie van

bloed;

- De onwaarschijnlijkheid van de verklaring van verdachte over de herkomst van dat bloed;

- De camerabeelden waarop te zien is dat verdachte en het slachtoffer om 12:10 uur en

12:16 uur richting de Verfraaiing in Roosendaal lopen;

- De waarnemingen van [verbalisant] tussen 14:29 uur en 14:41 uur in de

Verfraaiing ;

- De camerabeelden waarop verdachte om 14:44 uur alleen terugloopt vanuit de richting van

de Verfraaiing ;

- De schatting van het tijdstip van overlijden tussen 12:48 uur en 18:18 uur;

- Het geld dat verdachte op en na 19 augustus 2023 bezat en uitgaf;

- De steeds wisselende en onjuiste verklaringen van verdachte.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Gewelddadig overlijden van [slachtoffer]

Op 19 augustus 2023 werd om 20.52 uur [slachtoffer] dood aangetroffen, liggend op een zeil in bosschages van de Verfraaiing in Roosendaal. Er werd vastgesteld dat zij met geweld om het leven was gebracht. De arts en [forensisch patholoog] (hierna: patholoog) schat het tijdstip van overlijden in op 19 augustus 2023 tussen 12.48 uur en 18.18 uur.

De patholoog heeft op 22 mei 2024 definitief als volgt gerapporteerd. Aan de behaarde hoofdhuid was een bloeduitstorting met oppervlakkige huidbeschadiging en een huidscheur; onderliggend waren breuken van de schedel, uitgebreide hersenschorskneuzingen en beschadiging van de hersenkamers (met bloeduitstorting in de kamers). Bij voornoemd hoofdletsel zijn hersenfunctiestoornissen te verwachten op basis waarvan het overlijden kan worden verklaard. De neuropathologische bevindingen zijn passend bij een overlijden snel na het optreden van het schedelhersenletsel. Na het oplopen van dit letsel is een volledige handelingsonbekwaamheid te verwachten.

Het schedelhersenletsel is bij leven ontstaan door een hevige stompe krachtinwerking op de linkerzijde van het hoofd. Het verloop van de schedelbreuken en de bloeduitstorting (met profiel) aan de rechterzijde van de behaarde hoofdhuid duiden hierbij op een breedvlakkig, samendrukkend (plettend) aspect van de stompe krachtinwerking bij een gefixeerde positie van het hoofd (zoals rustend met de rechterzijde op de ondergrond).

Bij de breuken van de schedelbasis was onder meer een bloeduitstorting rondom het rechteroog (via een gebroken oogkasdak), bloedverlies uit het linkeroor (via een gebroken rotsbeen), en bloed in de luchtwegen (via een gebroken neusbijholte). Bloed dat in een neusbijholte belandt, komt rechtstreeks in neus-, mond- en keelholte terecht, van waaruit het onder meer naar buiten kan treden. Aan het lichaam waren verder geen traumatische afwijkingen zichtbaar die het overlijden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest.

De patholoog concludeert dat het overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door de gevolgen van schedelhersenletsel door hevige stomp botsende krachtinwerking

op het hoofd. Aanvullend is gerapporteerd dat kan worden uitgegaan van een periode van meerdere tot tientallen minuten tussen het oplopen van het hersenletsel en het overlijden.

Technisch onderzoek heeft niet verduidelijkt welke geweldshandelingen precies op het slachtoffer zijn toegepast.

De rechtbank gaat er van uit dat het slachtoffer zich niet meer heeft verplaatst nadat het letsel is toegebracht en het letsel dus moet zijn toegebracht op de locatie waar het slachtoffer gevonden is.

Dat vaststaat dat het slachtoffer door geweld om het leven is gebracht, heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan. De vraag die centraal heeft gestaan is, of verdachte degene is die dat dodelijk geweld tegen het slachtoffer heeft gepleegd.

Is verdachte de pleger van het dodelijk geweld?

Om die vraag te beantwoorden zal eerst nader worden ingaan op het moment van overlijden van het slachtoffer en daarna worden de volgens de officier van justitie ‘belastende’ aspecten uit het dossier besproken.

Moment van overlijden van het slachtoffer

[verbalisant] liep op 19 augustus 2023 tussen 14.29 uur en 14.41 uur in zijn vrije tijd door de Verfraaiing . Hij zag daar toen een persoon in donkere kleding voorover gebogen met zijn knieën op de grond zitten. Hij kan niet aangeven of het een man of een vrouw is. Deze persoon sloeg tweemaal met beide handen omhoog geheven boven zijn hoofd richting de grond. De verbalisant hoorde hierbij tot tweemaal toe een doffe klap. In de nabijheid van de persoon stond een zwarte rugzak/tas. Toen de verbalisant die avond las dat er een dode vrouw was aangetroffen in de betreffende bosschages, is hij ter plaatse gegaan en zag hij dat de plaats van aantreffen van de vrouw ter hoogte was van de plaats waar hij de slaande persoon had zien zitten.

De rechtbank overweegt dat de waarnemingen van [verbalisant] over het tweemaal slaan goed passen bij het dodelijke geweld dat die middag op het slachtoffer is uitgeoefend waarbij sprake was van een stomp botsende krachtsinwerking. [verbalisant] heeft ook verklaard dat de plaats waar hij de slaande bewegingen zag, overeenkomt met de plaats waar het slachtoffer is gevonden. Tot slot valt het tijdvak waarover hij verklaart, binnen het tijdvak waarin het slachtoffer volgens de patholoog is overleden. Naar het oordeel van de rechtbank is [verbalisant] getuige geweest van het dodelijk geweld dat de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt.

Verdachte op plaats delict?

Op 19 augustus 2023 werden verdachte en het slachtoffer gezamenlijk op camerabeelden vastgelegd. Te zien is dat zij om 12.12 uur in de [straat 1] lopen, in de richting van de [straat 2] te Roosendaal, wat ook in de richting van de Verfraaiing is. Om 14.44 uur is verdachte alleen te zien op de camerabeelden in de [straat 1] , komende vanuit de richting van de [straat 2] en lopend in de richting van de [straat 3] en supermarkt Jumbo. Verdachte komt gelopen uit een richting waar ook de Verfraaiing ligt. Verdachte heeft geen zwarte tas/rugzak bij zich.

Raadpleging van de openbare bron ‘Google Maps’ levert op dat het ongeveer zes minuten lopen is van de plaats delict in enge zin, zijnde de precieze plek waar het slachtoffer is gevonden, naar het punt in de [straat 1] waar verdachte om 14.44 uur op de camerabeelden te zien is. Verdachte kan dus in het door [verbalisant] genoemde tijdsbestek op de plaats delict in enge zin zijn geweest en vervolgens om 14.44 uur in de [straat 1] ter hoogte van de camera hebben gelopen, maar hij kan ook elders zijn geweest.

Uit de camerabeelden blijkt niet, maar ook niet uit ander bewijs, dat verdachte op de plaats delict is geweest ten tijde van het overlijden van het slachtoffer.

De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden of er ander bewijs in het dossier voorhanden zit op basis waarvan wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die het slachtoffer om het leven heeft gebracht.

Bloedspatjes op de schoen van verdachte

Op de rechterschoen van verdachte werden vier bloedspatjes gevonden met het DNA van het slachtoffer. De bloedspatjes zijn onderzocht en vallen binnen de hoofdgroep ‘bloedspoorpatronen als gevolg van een uitgeoefende kracht’. Hieronder vallen onder andere patronen door een impact in bloed of doordat bloed is geprojecteerd, afgeworpen, of uitgeademd. Er heeft nader onderzoek plaatsgevonden waarbij is gekeken naar de waarschijnlijkheid van het door het Openbaar Ministerie aangedragen belastend scenario voor het ontstaan van de bloedspatjes en de door de verdediging aangedragen ontlastende scenario’s. Uiteindelijk bleken de bevindingen niet gewogen te kunnen worden onder het scenario van het Openbaar Ministerie. Nu de kans op de bevindingen onder het scenario van het Openbaar Ministerie onbekend is, kunnen de onderzoeksresultaten voor beide scenario’s niet tegen elkaar worden afgewogen. Uit het forensisch onderzoek blijkt evenmin hoe oud de bloedspatjes zijn.

Anders dan officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat de bloedspatjes geen bewijs vormen dat verdachte op de plaats delict was ten tijde van het op het slachtoffer uitgeoefende geweld.

Ook overigens bevat het dossier geen forensisch bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij het overlijden van het slachtoffer.

Contant geld

Een verbalisant heeft op 14 augustus 2023 gezien dat het slachtoffer die dag een stapel met ongeveer 30 briefjes van 20 euro in haar roze portemonnee had zitten. Zij had deze portemonnee op de dag van haar overlijden in de Jumbo nog bij zich, maar de portemonnee is niet bij haar lichaam aangetroffen. Bij verdachte is op 21 augustus 2023 een aanzienlijk bedrag aan contant geld aangetroffen, met onder andere 9 briefjes van 20 euro. Uit het dossier blijkt echter niet dat het geld dat verdachte op zak had afkomstig was van het slachtoffer. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat dit aangetroffen geld niet bijdraagt aan het bewijs dat verdachte het slachtoffer om het leven zou hebben gebracht.

Gewelddadige relatie

Verdachte en het slachtoffer brachten de laatste weken voorafgaand aan 19 augustus 2023 grotendeels gezamenlijk door op straat, nadat zij hun werk en bijbehorende huisvesting waren verloren. Bij de politie verklaarde verdachte dat hij en het slachtoffer liefdespartners waren. Het dossier omvat meerdere aanwijzingen dat sprake was van geweld in de relatie tussen verdachte en het slachtoffer. [getuige 1] verklaart over huiselijk geweld in de relatie. [getuige 2] verklaart dat het slachtoffer hem vertelde dat ze elkaar sloegen en [getuige 3] verklaart dat het slachtoffer haar heeft verteld dat verdachte haar sloeg. [getuige 4] verklaart dat het slachtoffer altijd voor verdachte vluchtte en [getuige 5] noemt de relatie van verdachte en het slachtoffer ‘toxic’. Ook zijn in de telefoon van het slachtoffer meerdere gesprekken via Facebook Messenger gevonden, waarin zij aan anderen schrijft dat verdachte haar voortdurend slaat. Bovendien bevat het dossier een verklaring van een onafhankelijke getuige die heeft gezien dat een man op

8 augustus 2023 een vrouw op de openbare weg mishandelde. Dit bleken verdachte en het slachtoffer te zijn. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat tussen verdachte en het slachtoffer sprake was van een gewelddadige relatie. Anders dan verdachte op zitting heeft willen doen geloven, beperkte het geweld door verdachte zich daarbij niet tot woorden, maar heeft hij ook fysiek geweld tegen het slachtoffer gebruikt.

Verklaringen van verdachte

Verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd. Eerst is hij als getuige gehoord. Later is hij als verdachte aangemerkt en heeft hij in die hoedanigheid veelvuldig en uitvoerig verklaard.

Verdachte heeft tot aan de laatste zitting ontkend ooit fysiek geweld te hebben gebruikt richting het slachtoffer. Hij heeft daarmee, gelet op de hierboven genoemde getuigenverklaringen, naar het oordeel van de rechtbank aantoonbaar onjuist verklaard.

Verdachte heeft daarnaast niet-consistent verklaard over waar hij het slachtoffer op

19 augustus 2023 voor het laatst heeft gezien en waar hij vervolgens was tussen 12.48 uur en 18.18 uur. In zijn eerste verklaring verklaarde verdachte het slachtoffer rond het middaguur voor het laatst te hebben gezien bij Jumbo. Hij is vervolgens de rest van de middag heen en weer blijven lopen tussen de bushokjes bij Jumbo. Ook deze verklaring is aantoonbaar onjuist, gezien de hiervoor genoemde camerabeelden waarop te zien is dat verdachte om 12.12 uur samen met het slachtoffer in de [straat 1] loopt en hij om 14.44 uur alleen in de [straat 1] loopt. Later paste verdachte zijn verklaring aan en verklaarde hij het slachtoffer nog wel te hebben gezien, nadat hij haar zag bij Jumbo en zei hij dat hij die middag blikjes en flesjes is gaan zoeken en hij degene is die te zien is op de camerabeelden.

Het valt voorts op dat verdachte ook op andere punten zijn verklaringen voortdurend bijstelt wanneer hij in verhoren wordt geconfronteerd met resultaten van het onderzoek. Dat doet verdachte bijvoorbeeld ook over het al dan niet bekend zijn met de Verfraaiing . In eerste instantie verklaart verdachte daar nooit geweest te zijn, maar geconfronteerd met onderzoeksbevindingen waaruit blijkt dat hij daar wel degelijk én met het slachtoffer is geweest, past verdachte zijn verklaring daarop aan en verklaart hij er zo’n vijf keer te zijn geweest. Dit bijstellen van zijn verklaringen maakt dat verdachte niet consistent is en verder aan geloofwaardigheid inboet.

Verdachte heeft ook verklaringen afgelegd over de medische toestand van het slachtoffer. Zij zou volgens verdachte erg ziek zijn, amper nog eten, veel overgeven en veel last hebben van bloedneuzen. Dat dit zo was, blijkt nergens uit. Geen enkele getuige bevestigt te hebben gezien dat het slachtoffer ziek was, veel overgaf of veel bloedneuzen had. Ook uit het rapport van de patholoog blijkt niet dat het slachtoffer ziek was. Wel bevat het dossier aanwijzingen dat het slachtoffer meer at dan de halve boterham per dag waarover verdachte heeft verklaard. Zo zijn er screenshots van camerabeelden van 19 augustus 2023 waarop het slachtoffer etend is te zien en een bonnetje van de door haar die dag gedane boodschappen bij Jumbo, waar meerdere etenswaren op staan. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte over de medische toestand van het slachtoffer en de vele bloedneuzen die zij zou hebben ongeloofwaardig.

Conclusie

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies. Blijkens de bevindingen van [verbalisant] moet het slachtoffer tussen 14.29 uur en 14.41 uur om het leven zijn gebracht in de Verfraaiing . Verdachte is samen met het slachtoffer op 19 augustus 2023 om 12.12 uur te zien op camerabeelden in de [straat 1] te Roosendaal en om 14.44 uur is verdachte op beelden van diezelfde camera te zien zonder het slachtoffer. Niet is komen vast te staan dat verdachte tussen 12.12 uur en 14.44 uur in de Verfraaiing was. Ook is er geen forensisch bewijs wat naar verdachte wijst. Er is dan ook geen direct bewijs dat verdachte op de plaats delict in enge zin was toen het slachtoffer is overleden. Ook ontbreekt overig bewijs om een verband tussen het overlijden van het slachtoffer en verdachte te kunnen leggen. Weliswaar staat vast dat verdachte eerder fysiek geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer en dat hij aantoonbaar onjuist, niet consistent en ongeloofwaardig heeft verklaard maar dit is naar het oordeel van de rechtbank, samen met de camerabeelden, onvoldoende om te komen tot wettig en overtuigend bewijs. Het huidige dossier laat ruimte voor andere scenario’s, mede nu de Verfraaiing een openbare plek is. Daarmee is voor de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vast komen te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde doodslag.

Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig bewijs dat verdachte het feit heeft begaan. Zij zal verdachte vrijspreken.

5
De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 20.000,00 aan affectieschade.

Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.

De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Beslissing

6
De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;

Benadeelde partij

- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;

- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en

mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 juli 2025.

Bijlage I

De tenlastelegging

hij op of omstreeks 19 augustus 2023 te Roosendaal, althans inNederland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd,door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,- met (een) voorwerp(en) met kracht op/tegen het hoofd teslaan/stompen en/of- op/tegen het hoofd te schoppen/trappen/stampen,in elk geval stomp- en/of botsend geweld uit te oefenen op het hoofdvan die [slachtoffer](terwijl die [slachtoffer] met haar hoofd op de grond lag en/of haar hoofddoor het daarop uitgeoefende geweld samengedrukt/geplet werd).( art 287 Wetboek van Strafrecht )