[aangever]
De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 9.437,44 voor
het ten laste gelegde feit, bestaande uit € 1.937,44 materiële schade en € 7.500,-- immateriële schade. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd en wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank neemt per opgevoerde schadepost aangaande de materiële schade het navolgende in aanmerking.
- EMDR-therapie € 258,75:
De kosten voor deze therapie zijn met facturen van een psycholoog onderbouwd en worden niet vergoed door de zorgverzekeraar. De rechtbank acht deze kosten daarom toewijsbaar. Deze kosten zijn gemaakt, terwijl er ook (na een aanzienlijke wachttijd) vergoede zorg mogelijk was. Echter, er is voldoende gemotiveerd gesteld dat deze vergoede zorg niet afgewacht kon worden, om de psychische schade te beperken;
- Identiteitskaart € 37,95 en pasfoto voor de identiteitskaart € 10,-:
De benadeelde partij heeft blijkens de bijgesloten kassabonnen van de gemeente en een winkel waar een pasfoto is gemaakt, een nieuwe identiteitskaart moeten aanvragen en betaald, zodat deze posten kunnen worden toegewezen.
- Apple AirPods € 269,--:
De benadeelde partij is gedwongen tot de afgifte van zijn AirPods, die hij nog maar net had gekocht. Hij heeft nieuwe AirPods aangeschaft, waarvan een kassabon is bijgesloten. De schade is daarmee voldoende onderbouwd en deze post toewijsbaar.
- Jas € 100,- en trui € 70,-:
Uit het dossier is gebleken dat de jas en trui door het bewezenverklaarde beschadigd en/of bebloed zijn geraakt, door de verdachten zijn meegenomen en enkele dagen buiten hebben gelegen. De schade is onderbouwd met afbeeldingen en prijzen van soortgelijke kledingstukken. De gevorderde bedragen komen de rechtbank redelijk voor en zal zij toewijzen.
- Fietsreparatie € 90,85:
In het dossier komt naar voren dat tijdens het bewezenverklaarde de fiets van de benadeelde partij is gevallen. Dat de fiets daardoor is beschadigd, is een logisch gevolg van het handelen van verdachten. Deze schade is voldoende onderbouwd met afbeeldingen van een drietal fietsonderdelen die zijn vervangen en de daarbij behorende prijzen. Ook deze schadepost zal worden toegewezen.
- Werkuniform/schort € 15,--:
De benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht dat hij het schort na het incident niet meer heeft terug ontvangen en zelf een nieuw schort heeft moeten kopen. Deze schadepost is voldoende onderbouwd en kan worden toegewezen.
- Reiskosten € 502,26 en taxi/Uber-kosten € 583,63:
De benadeelde partij heeft aangegeven dat deze kosten zijn gemaakt omdat hij zich na het bewezenverklaarde niet meer alleen in het donker op straat durfde te begeven en daarom naar/van school, stage, werk en sport moest worden gebracht/opgehaald, wat tot extra benzinekosten en taxikosten heeft geleid. De rechtbank acht voorstelbaar dat dit vervoer voor een bepaalde duur wel noodzakelijk is geweest, maar zij kan op basis van de overgelegde stukken onvoldoende vaststellen voor welke periode en welke vervoersbewegingen- of trajecten die noodzaak heeft bestaan.
Verdere behandeling van dit deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande kan de materiële schade worden toegewezen tot een bedrag van
€ 851,55.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade van € 7.500,-- overweegt de rechtbank als volgt.
De benadeelde partij heeft door het bewezenverklaarde handelen van de (mede)verdachte(n) onmiskenbaar lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen. Dit is onderbouwd met medische stukken van de huisarts en het ziekenhuis. Het fysieke letsel dat is toegebracht is relatief beperkt gebleven. De gebeurtenis heeft vooral veel psychische impact gehad, waarvoor de benadeelde partij ook EMDR-behandelingen heeft moeten ondergaan. Gelet op de aard en ernst van het letsel en de gevolgen hiervan voor zover thans bekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 3.000,-. In zoverre is de gevorderde immateriële schade toewijsbaar. De benadeelde partij zal voor het overige deel van deze schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de beoordeling daarvan nader onderzoek vergt dat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank wijst aldus schadevergoeding toe tot een totaal bedrag van € 3.851,55. Voor het overige deel van de gevorderde schade is de benadeelde partij niet-ontvankelijk. Dat deel kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Zij ziet in dit verband geen aanleiding om af te wijken van de jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot groepsaansprakelijkheid. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 3 november 2023.
De rechtbank zal voorts de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op het feit dat verdachte minderjarig was ten tijde van het gepleegde feit zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van afpersing;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 90 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 45 dagen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van € 3.851,55, waarvan € 851,55 aan materiële schade en € 3.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 november 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever]
, € 3.851,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
3 november 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mrs. D.H. Hamburger en S. Tempel, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van R. Rozendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 december 2025.