6.11.4.
Het hof oordeelt als volgt. Zoals in onderdeel 6.11.1 overwogen dient het hof ervan uit te gaan dat [geïntimeerde] recht heeft op vergoeding van de kosten van juridische en deskundige bijstand en komen de kosten van [[--]] Makelaars voor vergoeding in aanmerking voor zover is voldaan aan de (dubbele) redelijkheidstoets. Het hof gaat daarom voorbij aan de stelling dat de vastgestelde schadeloosstelling lager is dan de aangeboden schadeloosstelling en ook aan de stelling dat het inschakelen van [[--]] Makelaars niet redelijk is. Dat [geïntimeerde] niet zou hebben gereageerd op een schikkingsvoorstel kan evenmin leiden tot afwijzing van een vergoeding van deze kosten.
Wel dient te worden beoordeeld of de door [[--]] Makelaars gedeclareerde kosten redelijk zijn. Het hof is van oordeel dat dit het geval is. In totaal 29 uur voor advies en overleg rond (voortzetting van) de procedure na het arrest van de Hoge Raad en tijdens de procedure na verwijzing bij dit hof acht het hof redelijk, gezien de aard, inhoud en omvang van het arrest van de Hoge Raad, de memorie na verwijzing en het verdere verloop van de procedure bij dit hof. Dat de op 21 maart 2017 gedeclareerde uren dateren van eerdere datum dan het arrest van de Hoge Raad (14 april 2017) acht het hof daarbij niet van belang. Deze uren kunnen gezien deze datum vlak voor het arrest geen betrekking hebben gehad op (proces)handelingen in cassatie, maar zijn geweest ter voorbereiding op de procedure daarna.
Dat de uren gedeeltelijk zijn gemaakt in een periode dat de gerechtelijke procedure heeft stilgelegen acht het hof evenmin van belang. Kennelijk zijn ook in deze periode overleggen gevoerd en (tactische) keuzes gemaakt over het voortzetten van de procedure na verwijzing.
Dit betekent dat het door [[--]] gefactureerde bedrag van € 4.649,43 inclusief btw voor vergoeding in aanmerking komt.
Het hof gaat voorbij aan de stelling dat [geïntimeerde] mr. De Jager in 2019 als nieuwe advocaat zou hebben ingeschakeld die zich het dossier eigen heeft moeten maken hetgeen tot dubbel werk heeft geleid. Uit het dossier blijkt (zie pleitnotities d.d. 9 februari 2015 in eerste aanleg) dat mr. De Jager destijds (naar het hof begrijpt vanuit zijn vorige kantoor) al als advocaat van [geïntimeerde] bij het dossier betrokken was.
Het hof acht de door [advocaat] gedeclareerde uren redelijk, met uitzondering van de voor de Borgersbrief gedeclareerde 1,5 uur omdat een dergelijke brief onderdeel uitmaakt van de procedure in cassatie, waarvoor al een proceskostenveroordeling is uitgesproken. Dit betekent dat van de factuur van [advocaat] € 4.107,50 - € 397,50 = € 3.710,00 inclusief btw voor vergoeding in aanmerking komt.
Het hof acht een declaratie van 21,5 uren voor een memorie na verwijzing van circa 20 pagina’s van mr. De Jager redelijk, mede gezien de aard en complexiteit van de zaak. De facturen van mr. De Jager komen daarmee in het geheel voor vergoeding in aanmerking.
Het hof stelt de vergoeding voor kosten van juridische en andere deskundige bijstand voor de procedure na verwijzing vast op (€ 19.443,49 + € 3.710,00 + € 4.649,43 =) € 27.802,92 inclusief btw.