Hoge Raad, artikel 81 ro-zaken belastingrecht
ECLI:NL:HR:2023:1237
Op 15 September 2023 heeft de Hoge Raad een artikel 81 ro-zaken procedure behandeld op het gebied van belastingrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 21/02167, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2023:1237.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/02167
Datum 15 september 2023
de fiscale eenheid [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 april 2021, nrs. BK-20/00678 tot en met BK-20/00681 (Voetnoot 1), op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 19/5863 tot en met SGR 19/5866) betreffende aan belanghebbende over de kalenderjaren 2011, 2013, 2014 en 2015 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente respectievelijk belastingrente.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.J. de Ruiter, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 3 januari 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. (Voetnoot 2)
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Overwegingen
2
Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, de vice-president J.A.R. van Eijsden, en de raadsheren E.N. Punt, M.A. Fierstra en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023.
Voetnoot
Voetnoot 1
ECLI:NL:GHDHA:2021:786.
Voetnoot 2
ECLI:NL:PHR:2022:8, met gemeenschappelijke bijlage ECLI:NL:PHR:2022:9.