Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/523420 /HA ZA 16-1387 van de rechtbank Den Haag van 14 juni 2017 en de vonnissen in de zaak C/10/529878 / HA ZA 17-629 van de rechtbank Rotterdam van 19 februari 2020 en 8 april 2020;
b. de arresten in de zaak 200.281.618/01 van het gerechtshof Den Haag van 3 november 2020, 15 juni 2021, en 14 juni 2022.
[eiser] heeft tegen de arresten van het hof van 3 november 2020 en 14 juni 2022 beroep in cassatie ingesteld.
Staedion heeft een verweerschrift tot verwerping, tevens houdende incidentele vordering tot zekerheidstelling proceskosten op grond van art. 414 Rv jo. art 224 Rv ingediend.
[eiser] heeft in het incident een verweerschrift tot referte ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt in het incident tot het bevelen van het stellen van zekerheid voor de proceskosten van de cassatieprocedure door [eiser] voor een bedrag van € 10.272,-- binnen twee weken na de datum van het arrest in het incident en tot veroordeling van [eiser] in de kosten van het incident, onder afwijzing van het meer of anders door Staedion gevorderde.