In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In 2011 heeft Rabobank aan
[verzoekers]
een consumptief krediet van € 70.000,--verstrekt en heeft Aegon Hypotheken B.V. (hierna: Aegon) aan
[verzoekers]
een hypothecaire lening van € 1.100.000,-- verstrekt.
(ii) De arbeidsovereenkomst van
[verzoeker 1]
is per 1 augustus 2013 beëindigd.
[verzoeker 1]
heeft geen ander werk gevonden.
(iii) Aegon heeft in januari 2018 met volmacht van
[verzoekers]
hun woning verkocht. Daarna resteerde een schuld aan Aegon van ruim € 250.000,--. De schuld aan Rabobank bedroeg toen ruim € 71.000,--.
(iv)
[verzoekers]
hebben schuldhulpverlening gezocht. De totale schuldenlast van
[verzoekers]
(inclusief de vorderingen van Aegon en Rabobank) bedroeg toen ruim € 387.000,--. Namens
[verzoekers]
is in juni 2018 aan de concurrente schuldeisers een betaling van 9,07% van hun openstaande vorderingen tegen finale kwijting voorgesteld.
(v) De schuldeisers, met uitzondering van Aegon, hebben het voorstel geaccepteerd. De rechtbank Noord-Nederland heeft Aegon bij beschikking van 18 september 2018 op de voet van art. 287a Fw bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
(vi) Rabobank heeft in het Centraal Krediet Informatiesysteem (hierna: CKI) bij de Stichting Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR) een aantal bijzonderheidscodes betreffende
[verzoekers]
laten registreren over het hiervoor in 2.1 onder (i) genoemde consumptieve krediet en over een betaalrekening van
[verzoekers]