Hoge Raad, cassatie strafrecht overig
ECLI:NL:HR:2023:1685
Op 5 December 2023 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 22/01327, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2023:1685.
Indicatie
Eenvoudig witwassen van geldbedragen (art. 420bis.1 Sr) en poging tot witwassen van geldbedragen, meermalen gepleegd (art. 420bis Sr). 1. Heeft hof ten onrechte geen keuze gemaakt tussen tlgd. witwassen en eenvoudig witwassen door t.a.v. zowel tlgd. poging als voltooid delict bewezen te verklaren dat verdachte wist dat het “onmiddellijk of middellijk van (al dan niet uit eigen misdrijf) afkomstige geldbedragen betroffen”? 2. Bewijsklacht opzet. Wist verdachte dat op bankrekening gestort geldbedrag afkomstig was van misdrijf?
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/01327
Datum 5 december 2023
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 april 2022, nummer 20-001748-19, in de strafzaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op 17 maart 1998,
hierna: de verdachte.
Procesverloop
1
Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Overwegingen
2
Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2023.