Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. te hard rijden (art. 62 jo. bord A1 RVV 1990). Aanwezigheidsrecht, ziekte gebleken uit in cassatie overgelegd stuk. Verdachte heeft voorafgaand aan terechtzitting in hoger beroep per e-mail aan hof medegedeeld dat hij wegens ziekte niet in staat was te komen. Uit p-v van tz. volgt niet dat hof kennis heeft genomen van e-mail. Heeft hof ten onrechte verondersteld dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van aanwezigheidsrecht?
Uitgangspunt is dat als dagvaarding van verdachte die is ingeschreven in BRP geldig is betekend en verdachte noch zijn raadsman op tz. is verschenen, rechter (behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel) kan uitgaan van vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan recht van verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich doen als verdachte wegens ziekte is verhinderd op tz. te verschijnen zonder dat dit rechter bekend was (vgl. HR:2015:89).
In deze zaak moet ervan worden uitgegaan dat verdachte hof tijdig heeft medegedeeld dat hij wegens ziekte niet op tz. in h.b. zou verschijnen. Daarom kon niet uit worden gegaan van vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Gelet hierop is beslissing van hof om, zonder te hebben beoordeeld of aanhouding van onderzoek ttz. aangewezen was om verdachte in de gelegenheid te stellen bij behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, tegen verdachte verstek te verlenen en onderzoek ttz. voort te zetten, achteraf bezien onjuist.
Volgt vernietiging en terugwijzing.