Hoge Raad, cassatie strafrecht overig

ECLI:NL:HR:2023:463

Op 28 March 2023 heeft de Hoge Raad een cassatie procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21/04943, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:HR:2023:463.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21/04943
Datum uitspraak:
28 March 2023
Datum publicatie:
24 March 2023

Indicatie

Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. te hard rijden (art. 62 jo. bord A1 RVV 1990). Aanwezigheidsrecht, ziekte gebleken uit in cassatie overgelegd stuk. Verdachte heeft voorafgaand aan terechtzitting in hoger beroep per e-mail aan hof medegedeeld dat hij wegens ziekte niet in staat was te komen. Uit p-v van tz. volgt niet dat hof kennis heeft genomen van e-mail. Heeft hof ten onrechte verondersteld dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van aanwezigheidsrecht?

Uitgangspunt is dat als dagvaarding van verdachte die is ingeschreven in BRP geldig is betekend en verdachte noch zijn raadsman op tz. is verschenen, rechter (behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel) kan uitgaan van vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan recht van verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich doen als verdachte wegens ziekte is verhinderd op tz. te verschijnen zonder dat dit rechter bekend was (vgl. HR:2015:89).

In deze zaak moet ervan worden uitgegaan dat verdachte hof tijdig heeft medegedeeld dat hij wegens ziekte niet op tz. in h.b. zou verschijnen. Daarom kon niet uit worden gegaan van vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Gelet hierop is beslissing van hof om, zonder te hebben beoordeeld of aanhouding van onderzoek ttz. aangewezen was om verdachte in de gelegenheid te stellen bij behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, tegen verdachte verstek te verlenen en onderzoek ttz. voort te zetten, achteraf bezien onjuist.

Volgt vernietiging en terugwijzing.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 21/04943

Datum 28 maart 2023

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 november 2021, nummer 21-003654-19, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,

hierna: de verdachte.

Procesverloop

1
Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

Overwegingen

2
Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1

Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte. Het voert daartoe onder meer aan dat de verdachte voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2021 aan het hof heeft medegedeeld dat hij wegens ziekte niet in staat was te komen, het hof niet blijk heeft gegeven van deze mededeling kennis te hebben genomen en ten onrechte heeft verondersteld dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.

2.2.1

Bij schriftuur is een screenshot overgelegd van een door de verdachte aan het hof verstuurde e-mail van 17 november 2021, aan de herkomst en betrouwbaarheid van welk screenshot - mede gelet op de informatie die is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.3 en 3.4 - in redelijkheid niet hoeft te worden getwijfeld.

2.2.2

De betreffende e-mail is gestuurd naar het e-mailadres van een medewerker van de strafgriffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, welk adres ook is gebruikt toen de verdachte voorafgaand aan een eerdere zitting in deze zaak met het hof heeft gecorrespondeerd in verband met een verzoek tot aanhouding, en houdt onder meer het volgende in:

“Beste medewerkers,

Op donderdag 18 november 2021 om 11.30 uur, heb ik [verdachte] (...) een zitting in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (...)

Helaas ben ik ziek. Ik ben genoodzaakt thuis te blijven met de klachten die ik momenteel heb.”

2.3

Het hof heeft bij zijn bij verstek gewezen arrest van 18 november 2021 de verdachte met toepassing van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 november 2021, waarvan de aantekening van het mondeling arrest deel uitmaakt, volgt niet dat het hof kennis heeft genomen van de onder 2.2 bedoelde e-mail.

2.4

Uitgangspunt is dat als de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP), geldig is betekend (uitgereikt) en de verdachte noch zijn raadsman op de terechtzitting is verschenen, de rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte wegens ziekte is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen zonder dat dit de rechter bekend was. (Vgl. HR 20 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:89.)

2.5

Gelet op wat onder 2.2 is weergegeven, moet ervan worden uitgegaan dat de verdachte het hof tijdig heeft medegedeeld dat hij wegens ziekte niet op de terechtzitting in hoger beroep zou verschijnen. In het licht van wat is overwogen onder 2.4 kon daarom niet uit worden gegaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van het recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Gelet hierop is de beslissing van het hof om, zonder te hebben beoordeeld of aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting aangewezen was om de verdachte in de gelegenheid te stellen bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist.

2.6

Het cassatiemiddel slaagt.

Beslissing

3
Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof;

- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023.