Parket bij de Hoge Raad, strafrecht overig

ECLI:NL:PHR:2023:533

Op 30 May 2023 heeft de Parket bij de Hoge Raad een procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 21/04285, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:PHR:2023:533.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
21/04285
Datum uitspraak:
30 May 2023
Datum publicatie:
24 May 2023

Indicatie

Conclusie AG. Beklag, beslag. Klager is n-o in zijn beroep voor zover aan de beslagene een last tot teruggave a.b.i. art. 116.1 Sv is gegeven. De Rb heeft haar oordeel dat de trouwring, 2 telefoons en de europallets niet in beslag zijn genomen toereikend gemotiveerd (vgl. ECLI:2018:949). De overige motiveringsklachten falen eveneens. De conclusie strekt tot gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn cassatieberoep en tot verwerping van het beroep voor het overige.

Uitspraak

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 21/04285 B

Zitting 30 mei 2023

CONCLUSIE

A.E. Harteveld

In de zaak

[klager] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,

hierna: de klager

De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 7 september 2021 de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van een viertal telefoons, een gouden trouwring, meerdere USB-SD kaarten, zes verschillende laptops, buitenlandse munten, buitenlands geld briefpapier, twee camerarecorders en euro pallets en het beklag strekkende tot teruggave van pompwagens, meerdere autobanden, complete garage-uitrusting / gereedschap / materiaal / handgereedschap / electrisch[e] gereedschap / twee krikken / lucht gereedschap en een Golf met kenteken [kenteken] ongegrond verklaard.

Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager en R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.

Voordat ik tot de bespreking van de middelen overga geef ik eerst, voor zover van belang, de inhoud van het proces-verbaal in raadkamer, de aldaar overgelegde pleitnota en de bestreden beschikking weer.

3.1 Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt, voor zover van belang, het volgende in:

“De advocaat van klager voert het woord overeenkomstig zijn pleitnota, welke hij aan de rechter overlegt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd. De pleitnota is als bijlage aan dit proces-verbaal gehecht. Ter aanvulling op zijn pleitnota deelt de raadsman mede:

Klager denkt dat de europallets ook zijn weggenomen, omdat deze op de pompwagen stonden. Punt 19 in mijn pleitnota betreft een gereedschapswagen, een luchttol, een boormachine en twee garagekrikken.

De officier van justitie voert het woord -zakelijk weergegeven-:

Er worden door klager veel goederen genoemd die volgens de zaaksofficier van justitie niet in beslag zijn genomen. Klager heeft niet onderbouwd dat die goederen daadwerkelijk in beslag zijn genomen. Ten aanzien van die goederen moet klager niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de goederen waarvoor al een last tot teruggave is gegeven, moet klager ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het overige wordt gesteld dat de goederen toebehoren aan klager. Op pagina 661 van het dossier staat dat klager heeft verklaard dat alleen de huishoudelijke- en witgoedartikelen van hem zijn en de rest niet. Op pagina 665 van het dossier staat dat klager heeft verklaard dat hij één keer per week op zijn kantoor komt voor zijn administratie. Het is dan ook niet aannemelijk dat die overige goederen aan klager toebehoren. Klager kan niet redelijkerwijs als rechthebbende op die goederen worden beschouwd. Overigens heeft klager ook geen deugdelijke administratie van zijn goederen bijgehouden waaruit kan blijken dat hij de rechtmatige eigenaar is en van het Openbaar Ministerie kan niet worden verwacht dat wordt geïndividualiseerd welke goederen een legale herkomst hebben en aan wie deze toebehoren. Ten

aanzien van de inbeslaggenomen auto is niet alleen van belang op wiens naam de auto staat, maar ook wie het houderschap heeft. De auto is feitelijk in gebruik bij de broer van klager. Er zijn aanwijzingen dat onderdelen van die auto uit enig misdrijf afkomstig zijn. De hele garage lag ook vol met gestolen onderdelen. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de auto later door de strafrechter verbeurd zal worden verklaard of zal worden onttrokken aan het verkeer.

De advocaat deelt mede dat hij niet inziet waarom klager een administratie had moeten bijhouden van USB-sticks, europallets, steekwagens en telefoons.”

3.2 De aan het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer gehechte pleitnota houdt, voor zover van belang, het volgende in:

“Pleitaantekeningen

R.A.J. Verploegh (raadsman)

Ten behoeve van de mondelinge behandeling klaagschrift Rk 21/2030

24 augustus 2021

3. gsm Samsung galaxy s3

4. gsm Samsung galaxy s2

5. gsm Samsung galaxy s6 edge

6. gsm iphone 5s

Telefoons:

Opdracht is gegeven voor teruggave van:

GSM Samsung PL2600-LEFC819006_528218

Iphone PL2600-LEFC819006_528219

Iphone PL2600-LEFC819006_528227

De Officier van Justitie stelt dat deze niet onder [klager] in beslag zijn genomen terwijl ze volgens [klager] zijn aangetroffen en weggenomen uit zijn kantoor. Dan dient hij redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt.

De daadwerkelijke teruggave aan de heeft [klager] nog niet plaatsgevonden. Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te worden verklaard met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] te worden gelast.

Van de overige 2 Samsungtelefoons wordt door de OVj gesteld dat die niet in beslag zijn genomen.

Ik verzoek U aannemelijk te achten dat ook deze telefoons in beslag/ weg zijn genomen. Beklag gegrond te verklaren en teruggave aan [klager] te gelasten.

7. 1 maal gouden vrouw-trouwring

Daarvan stelt de Officier van Justitie dat die niet in beslag is genomen. Ik verzoek U aannemelijk te achten dat ook deze telefoons in beslag/ weg zijn genomen. [klager] heeft ook een foto van de ring overgelegd. Ik verzoek U het klaagschrift op dat onderdeel gegrond te verklaren en teruggave aan [klager] te gelasten

8. Meerdere Usb/ sd kaarten. Belangrijke foto's en documenten.

Daarvan heeft de Officier van Justitie het standpunt ingenomen dat reeds opdracht is gegeven tot teruggave van :

De 11 USB-sticks, de 15 SD-kaarten

(voorwerpnummer PL2600-LEFC819006_529535 )

USB-sticks:

PL2600-LEFC819006_528215

PL2600-LEFC819006_528216

PL2600-LEFC819006_528217

PL2600-LEFC819006_528220

PL2600-LEFC819006_528221

PL2600-LEFC819006_528222

PL2600-LEFC819006_528237

Echter heeft de daadwerkelijke teruggave aan de heeft [klager] nog niet plaatsgevonden. Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te woerden verklaard en gegrond met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] te worden gelast.

9. 6 maal verschillende laptops.

Er is opdracht gegeven tot teruggave van:

1x Asus (PL2600-LEFC819006_528223)

1x Acer (PL2600-LEFC819006_528234)

1x Terra (PL2600-LEFC819006_528225)

1x Lenovo (PL2600-LEFC819006_528224).

1x Compaq (PL2600-LEFC819006_528212,

2x Samsung (PL2600-LEFC819006 528229 en PL2600-LEFC819006_528230)

2x Dell (PL2600-LEFC819006 528231 en PL2600-LEFC819006_528232)

De Officier van Justitie stelt dat deze niet onder [klager] in beslag zijn genomen terwijl ze volgens [klager] zijn aangetroffen en weggenomen uit zijn kantoor. Dan dient hij redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt.

De daadwerkelijke teruggave aan [klager] heeft nog niet plaatsgevonden. Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te worden verklaard, gegrond met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] .

10. Buitenlands munten

11. Buitenlands geld briefpapier.

Buitenlands Geld: PL2600-LEFC819006_530908

Marokaanse Dirham 1x200, 1x50, 2x20, PL2600-LEFC819006_530909

Braziliaanse Reals 1x2 (en

LEFC819006_528247 buitenlandse oude munten

De Officier van Justitie heeft het standpunt ingenomen dat dit onder [klager] in beslag genomen en reeds opdracht gegeven tot teruggave. Echter heeft de daadwerkelijke teruggave aan de heeft [klager] nog niet plaatsgevonden. Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te worden verklaard en gegrond met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] .

12.2 X camera recorders van merk KONIG (zie foto bijlage)

2x camerarecorders (opnameapparaat camerabeelden) PL2600-LEFC819006_528242 en PL2600-LEFC819006_528211

Daarvan wordt door de Officier van Justitie gesteld dat reeds opdracht is gegeven tot teruggave en dat deze niet onder [klager] in beslag zijn genomen. [klager] stelt echter dat dit is aangetroffen en weggenomen uit zijn kantoor. Dan dient hij redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt.

De daadwerkelijke teruggave aan [klager] heeft nog niet plaatsgevonden. Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te worden verklaard, gegrond met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] .

13.Vanuit het magazijn:

14.steek wagen van aluminium.

15.2 x pompwagens geel van kleur (zie foto bijlage).

Volgens de Officier van Justitie betreft dit een pallet truck (206920, nr 1635 op lijst VbV) en palletwagen (207550, nr 1396 op lijst VbV)).

Daarvan wordt door de Officier van Justitie gesteld dat deze niet onder [klager] in beslag zijn genomen. [klager] stelt echter dat dit is aangetroffen en weggenomen uit het magazijn. Dit is niet een ruimte die door [betrokkene 1] werd gehuurd. Dan dient hij redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt.

Voorts neem de Officier van Justitie het standpunt in dat deze goederen vatbaar voor verbeurdverklaring (corpa delicti, gebruikt om de gestolen voertuigen te demonteren en/of om de van misdrijf afkomstige voertuig-onderdelen te monteren in andere voertuigen -omkatten- en/of de van misdrijf afkomstige voertuigen te verplaatsen binnen de garage).

Deze goederen kunnen echter niet verbeurd verklaard worden omdat deze goederen geen eigendom zijn van [betrokkene 1] en [klager] niet bekend was met het gebruik of de bestemming of dat redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Artikel 33a Sr lid 2

Derhalve is er onvoldoende reden voor een verbeurdverklaring.

Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te worden verklaard, gegrond met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] .

16.Meerdere autobanden met velgen (van de bedrijfsauto van [klager] ).

De De autobanden (120 hits op beslaglijst VbV)

Deze goederen zijn aangetroffen in de ruimte die niet door [betrokkene 1] werd gehuurd. Redelijkerwijs is aan te nemen dat [klager] de rechthebbende is.

17.Euro Pallets leeg.

Door de Officier van Justitie wordt het standpunt ingenomen dat deze niet in beslag zijn genomen.

[klager] stelt dat zijn spullen van die pallets zijn afgehaald en de pallets zijn weggenomen, waarschijnlijk gebruikt om andere zaken die in beslag zijn genomen op te vervoeren.

Ook als er geen formele beslaglegging op de pallets heeft plaatsgevonden, en er geen KVI is, is sprake van een beslaglegging als goederen zijn weggenomen.

[klager] stelt dat de pallets zijn aangetroffen en weggenomen uit het magazijn. Dit is niet een ruimte die door [betrokkene 1] werd gehuurd. Dan dient [klager] redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt.

Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te worden verklaard, gegrond met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] .

18.Vanuit huurdersruimte van [betrokkene 1]

19. complete garage uitrusting/ gereedschap/ materiaal/handgereedschap/ elektrische gereedschap/ 2 maal krikken/ lucht gereedschap meegenomen.

De Officier van Justitie neemt het standpunt in dat het hier gaat om:

Laptop Medion (LEFC819006_528201) voorzien van uitleesprogramma's voor motorvoertuigen

en

De complete garageuitrusting/gereedschap/materiaal/handgereedschap/electrische gereedschap/2 maal krikken/lucht gereedschap.

Waaronder:

Op een aantal gereedschappen van Makita en Festool waarop ook een 94a Sv beslag ligt op naam van [betrokkene 1] . Dit betreft de goednummers:

LEFC819006_527344, LEFCB19006-527345, LEFC819006_527346, LEFC819006_527347, LEFC819006_527348

De Officier van Justitie het standpunt in dat deze goederen onder [betrokkene 1] in beslag zijn genomen.

[klager] neemt echter het standpunt in dat [betrokkene 1] de ruimte van hem huurde inclusief deze benodigdheden voor een autogarage. Dan dient [klager] redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt.

Voorts neem de Officier van Justitie het standpunt in dat deze goederen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring (corpa delicti, gebruikt om de gestolen voertuigen te demonteren en/of om de van misdrijf afkomstige voertuigonderdelen te monteren in andere voertuigen -omkatten- en/of de van misdrijf afkomstige voertuigen te verplaatsen binnen de garage).

Deze goederen kunnen niet verbeurd verklaard worden omdat deze goederen geen eigendom zijn van [betrokkene 1] en [klager] niet bekend was met het gebruik of de bestemming of dat redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Artikel 33a Sr lid 2

Derhalve is er onvoldoende reden voor een verbeurdverklaring. Het is hoogst onwaarschijnlijk, dat de strafrechter, later oordelend, de goederen verbeurd zal verklaren. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve tegen opheffing van het beslag, zodat het beklag gegrond moet worden verklaard

Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te worden verklaard, gegrond met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] .

20.Zwarte auto golf met kenteken [kenteken] .

De Officier van Justitie neemt het standpunt in dat de auto onder [betrokkene 1] in beslag is genomen. [klager] stelt echter dat hij de rechthebbende is en blijkt ook dat het kenteken op naam van [klager] is geregisteerd. Dan dient [klager] redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt.

De Officier van Justitie neemt het standpunt in dat de auto dient te worden onttrokken aan het verkeer omdat daarop/aan onderdelen aanwezig zijn die van misdrijf afkomstig zijn.

Dat op de auto onderdelen aanwezig zijn die van misdrijf afkomstig zijn blijkt echter niet uit de processtukken. Er zijn onderdelen aanwezig waarvan de herkomst niet kan worden vastgesteld. Dat is onvoldoende om aan te nemen dat een onttrekking aan het verkeer dient plaats te vinden. Het is hoogst onwaarschijnlijk, dat de strafrechter, later oordelend, de auto zal onttrekken aan het verkeer. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve niet tegen opheffing van het beslag, zodat het beklag gegrond moet worden verklaard

Derhalve dient het klaagschrift op dat onderdeel ontvankelijk te worden verklaard, gegrond met opheffing van het beslag en teruggave aan [klager] .”

3.3 In aanvulling op de pleitnota is blijkens het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer nog het volgende aangevoerd:

“Klager denkt dat de europallets ook zijn weggenomen, omdat deze op de pompwagen stonden. Punt 19 in mijn pleitnota betreft een gereedschapswagen, een luchttol, een boormachine en twee garagekrikken.”

3.4 De bestreden beschikking houdt, voor zover van belang, het volgende in:

“Inleiding

Het beklag strekt tot teruggave van goederen die op 21 april 2019 in het pand aan de [a-straat 1] , [plaats] in beslag zijn genomen. Dit pand staat op naam van klager. Uit het dossier volgt dat een deel van het pand door de broer van klager, [betrokkene 1] , werd gebruikt. Onder [betrokkene 1] is een groot aantal goederen in beslag genomen op grond van de verdenking van witwassen dan wel heling.

(…)

Het standpunt van klager

Klager stelt dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd bij brief van de officier van justitie d.d. 22 februari 2021 en derhalve het klaagschrift dat op 28 april 2021 is ingediend, tijdig is.

Klager heeft verzocht om teruggave van de volgende goederen:

- GSM Samsung Galaxy S3;

- GSM Samsung Galaxy S2;

- GSM Samsung Galaxy S6;

- GSM Iphone 5s;

- een gouden trouwring;

- Meerdere USB-SD kaarten;

- 6 verschillende laptops;

- Buitenlandse munten;

- Buitenlands geld briefpapier;

- twee camerarecorders;

- Steekwagen;

- pompwagens;

- meerdere autobanden;

- euro pallets;

- complete garage-uitrusting/gereedschap/materiaal/handgereedschap/electrische

gereedschap/twee krikken/lucht gereedschap;

- Golf met kenteken [kenteken] .

Klager stelt dat de goederen onder hem in beslag zijn genomen, althans dat hij redelijkerwijs

als rechthebbende kan worden aangemerkt, omdat hij de eigenaar is van de goederen. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave van de goederen.

In raadkamer is namens klager aangevoerd dat voor de GSM Samsung, twee IPhones, 11 USB-sticks, 15 SD-kaarten, 6 laptops, buitenlandse munten, camerarecorders en buitenlands geld briefpapier volgens de officier van justitie een last tot teruggave is gegeven, maar de daadwerkelijke teruggave niet heeft plaatsgevonden. Het beklag dient ten aanzien van deze goederen ontvankelijk te worden verklaard met opheffing van het beslag en teruggave aan klager.

Ten aanzien van de trouwring, twee overige Samsung telefoons en de europallets wordt verzocht aannemelijk te achten dat deze goederen weggenomen zijn uit het pand dan wel magazijn van klager en het beslag op te heffen.

Ten aanzien van de steekwagens, pompwagens, autobanden en de complete garage uitrusting bestaande uit gereedschappen dient klager redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt. Deze goederen bevonden zich ofwel in een ruimte in het pand die niet door [betrokkene 1] werd gehuurd ofwel werden door [betrokkene 1] van klager gehuurd.

Klager is rechthebbende van de Volkswagen Golf, omdat het kenteken op zijn naam staat geregistreerd. Het is daarbij hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de Volkswagen Golf zal onttrekken aan het verkeer, omdat niet uit het dossier volgt dat onderdelen van de auto van misdrijf afkomstig zijn.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat klager slechts beslagene is ten aanzien van de 11 USB-sticks, de 15 SD-kaarten en het buitenlandse geld. Ten aanzien van de overige goederen is de klager een belanghebbende.

Klager is niet-ontvankelijk ten aanzien van de 11 USB-sticks, de 15 SD-kaarten, de laptops, de camerarecorders, de GSM Samsung, de IPhones en het buitenlandse geld, omdat reeds de opdracht is gegeven om deze goederen te retourneren aan de beslagene. Klager is niet-ontvankelijk ten aanzien van de gouden trouwring, twee overige Samsung telefoons en de Euro pallets, omdat deze goederen niet in beslag zijn genomen.

Klager is wel ontvankelijk ten aanzien van de steekwagen/pompwagen (doelend op de pallettruck en palletwagen), de autobanden, de complete garage-uitrusting/gereedschap/materiaal/handgereedschap/electrisch gereedschap/twee krikken/luchtgereedschap en de Golf met kenteken [kenteken] . Deze goederen zijn, samen met honderden andere goederen, niet onder klager in beslag genomen, maar onder de broer van klager, die een deel van de loods van klager gebruikte voor zijn eigen autobedrijf en verdacht wordt van het handelen in gestolen auto-onderdelen. Klager heeft in zijn politieverhoor van 23 april 2019 verklaard dat de spullen niet van hem zijn en een afgesloten deel van zijn loods door zijn broer [betrokkene 1] wordt gebruikt.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechtbank, later oordelend, zal bepalen dat genoemde goederen verbeurd zullen worden verklaard of worden onttrokken aan het verkeer. De gereedschappen zijn gebruikt om de gestolen voertuigen te demonteren of de van misdrijf afkomstige voertuigonderdelen te monteren in andere voertuigen of de gestolen voertuigen te verplaatsen binnen de loods en zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De autobanden zijn afkomstig van gestolen voertuigen en zijn ook vatbaar voor verbeurdverklaring. Het is voor deze goederen niet aannemelijk geworden dat klager redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt op deze goederen. Er zijn sterke aanwijzingen dat de goederen toebehoren aan [betrokkene 1] en er is geen deugdelijke administratie gevoerd door klager of [betrokkene 1] . Van het Openbaar Ministerie kan dan niet worden verwacht dat geïndividualiseerd wordt welke voertuigonderdelen en gereedschappen een legale en illegale herkomst hebben.

De Golf staat op naam van klager, maar was in gebruik bij [betrokkene 1] , en bestaat uit gestolen onderdelen waardoor de Golf vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.

Het oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden.

Vaststaat dat op 16 april 2019 en 21 april 2021 een groot aantal goederen in beslag is genomen vanuit het pand dat op naam staat van klager. De broer van klager, [betrokkene 1] , huurde in dat pand een ruimte. Naar hem is een strafrechtelijk onderzoek gaande, ten behoeve waarvan onder andere de goederen genoemd in het klaagschrift in beslag zijn genomen.

Zoals blijkt uit het standpunt van de officier van justitie zijn voor de 11 USB-sticks, de 15 SD-kaarten, de laptops, de camerarecorders, de GSM Samsung, de IPhones en het buitenlandse geld reeds de opdracht gegeven om deze goederen te retourneren aan de beslagene. Met deze gegeven last tot teruggave van genoemde goederen is het beslag hierop geëindigd, ongeacht of deze goederen feitelijk zijn teruggegeven. Nu op deze goederen geen strafrechtelijk beslag meer rust, zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van het beklag.

Ten aanzien van de trouwring, twee overige Samsung telefoons en de europallets bevinden zich geen kennisgevingen van inbeslagneming in het dossier en kan voorts ook niet met zekerheid vast worden gesteld dat deze onder klager in beslag zijn genomen. De enkele stelling van klager dat de goederen zijn weggenomen is daarvoor onvoldoende. Derhalve rust er geen beslag in de zin van artikel 552a Sv op deze goederen en zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van het beklag.

Ten aanzien van het overige beklag dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, of klager redelijkerwijs als rechthebbende op de in beslag genomen goederen kan worden aangemerkt.

Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval indien het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen.

De rechtbank overweegt ten aanzien van de steekwagens, pompwagens, autobanden en de complete garage uitrusting bestaande uit gereedschappen dat [betrokkene 1] wordt verdacht van het (de)monteren van gestolen voertuigenonderdelen met behulp van deze goederen. Klager stelt zich weliswaar op het standpunt dat hij redelijkerwijs als rechthebbende van deze goederen moet worden aangemerkt, maar gelet op de beslissing op het klaagschrift van [betrokkene 1] van 3 december 2019 en de stukken in het dossier zijn er aanwijzingen dat de goederen die onder [betrokkene 1] in beslag zijn genomen, hem ook in eigendom toebehoren. Bij de politie heeft klager in zijn verhoor op 23 april 2019 overklaard dat de politie is geweest in een gezamenlijk gedeelte waarin meerdere huurders zitten en de huishoudelijke- en witgoedartikelen van hem zijn. De (enkele) stelling van klager dat een deel van deze goederen is weggenomen uit een ruimte van het pand die niet door [betrokkene 1] werd gehuurd is, mede in het licht van het voorgaande, onvoldoende om op dit moment aan te nemen dat de goederen niet [betrokkene 1] , maar aan klager in eigendom toebehoren. Daarbij kan bij gebrek aan een deugdelijke administratie niet van het Openbaar Ministerie worden verwacht dat geïndividualiseerd wordt welke voertuigonderdelen een legale herkomst hebben, welke gereedschappen gebruikt zijn voor het (de)monteren van die illegale voertuigonderdelen en aan wie deze toebehoren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de steekwagens, pompwagens, autobanden en de complete garage uitrusting bestaande uit gereedschappen in beginsel vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, nu niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, deze goederen verbeurd zal verklaren. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve tegen opheffing van het beslag, zodat dit deel van het beklag ongegrond moet worden verklaard.

De rechtbank overweegt voorts dat de Volkswagen Golf onder [betrokkene 1] in beslag is genomen, maar op naam staat van klager. In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat [betrokkene 1] in 2019 feitelijk gebruik maakte van de Golf en de Golf is opgebouwd uit gestolen auto-onderdelen. Gelet op het summiere karakter van de procedure kan niet ten gronde worden uitgezocht of hiervan sprake is. Ter onderbouwing van de stelling van klager is echter niets aangedragen wat het vermeende houderschap van [betrokkene 1] weerspreekt. Hierdoor staat niet buiten redelijke twijfel dat de Volkswagen Golf in feite aan klager toebehoort. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de Volkswagen Golf zal onttrekken aan het verkeer, zodat dit deel van het beklag ongegrond moet worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag ten aanzien van:

- GSM Samsung Galaxy S3;

- GSM Samsung Galaxy S2;

- GSM Samsung Galaxy S6;

- GSM Iphone 5s;

- een gouden trouwring;

- Meerdere USB-SD kaarten;

- 6 verschillende laptops;

- Buitenlandse munten;

- Buitenlands geld briefpapier;

- twee camerarecorders;

- euro pallets.

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond ten aanzien van

- pompwagens;

- meerdere autobanden;

- complete garage-uitrusting/gereedschap/materiaal/handgereedschap/electrische

gereedschap/twee krikken/lucht gereedschap;

- Golf met kenteken [kenteken] .”

4
Het eerste middel
4.1

Het middel klaagt dat de beslissing tot het niet-ontvankelijk verklaren van de klager in zijn beklag strekkende tot teruggave van de trouwring, twee overige Samsungtelefoons en de europallets ontoereikend is gemotiveerd, althans onbegrijpelijk is.

4.2

In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat met de verantwoordelijkheid van de justitiële autoriteiten om bij een doorzoeking de eigendomsrechten van klager te beschermen en te waarborgen samenhangt dat indien een burger stelt dat goederen tijdens een doorzoeking zijn weggenomen en de autoriteiten dat betwisten, sprake dient te zijn van een redelijke bewijslastverdeling voor de vaststelling of die goederen zijn weggenomen. Daarbij is het niet doorslaggevend dat die goederen niet zijn opgenomen in een kennisgeving van beslaglegging. Volgens de steller van het middel heeft de rechtbank in haar oordeel dat de goederen niet in beslag zijn genomen geen blijk gegeven van een afweging over genoemde redelijke bewijslastverdeling ten aanzien van de vaststelling of die goederen zijn weggenomen en daarmee in beslag zijn genomen. Daarom zou sprake zijn van een motiveringsgebrek.

4.3

De rechtbank heeft aan haar conclusie dat de gewraakte goederen niet in beslag zijn genomen ten grondslag gelegd dat er met betrekking tot genoemde goederen zich geen kennisgevingen van inbeslagneming in het dossier bevinden en ook niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat deze goederen onder de klager in beslag zijn genomen, omdat de enkele stelling van de klager dat de goederen zijn weggenomen daarvoor onvoldoende is.

4.4

Hoewel uit eerstgenoemde omstandigheid niet zonder meer kan volgen dat geen inbeslagneming van de desbetreffende goederen heeft plaatsgevonden, meen ik dat de rechtbank, door te overwegen dat gelet op hetgeen door de verdediging is aangevoerd ook niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat deze goederen onder de klager in beslag zijn genomen, haar oordeel dat de gewraakte goederen niet in beslag zijn genomen toereikend heeft gemotiveerd. Daarbij wijs ik op het arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:949 waarin de rechtbank op soortgelijke gronden had geconcludeerd dat de laptop met toebehoren niet is beslag was genomen, maar waarin door en namens de klager was aangevoerd dat hij over dit goed reeds tijdens het politieverhoor had gesproken in die zin dat de laptop met toebehoren ook in de inbeslaggenomen auto lagen en dat hij op het moment van inbeslagneming geen woning had en al zijn spullen om die reden in zijn auto lagen. Ook had de klager aankoopbonnen van deze voorwerpen overgelegd en had hij ook bij de behandeling van de strafzaak om teruggave van de desbetreffende goederen verzocht, terwijl de rechtbank daarnaast niet alleen de juistheid van de bewering van de klager dat hij op het moment van de inbeslagneming geen woning had en dat al zijn spullen daarom in de auto lagen in het midden had gelaten, maar ook de juistheid van de door de klager reeds bij zijn verhoor door de politie gedane bewering dat de laptop met toebehoren van hem was. Tegen deze achtergrond oordeelde de Hoge Raad dat het oordeel van de Rechtbank dat de klager onvoldoende heeft kunnen aantonen dat deze voorwerpen in beslag zijn genomen, ontoereikend was gemotiveerd. Met andere woorden: daar was door de klager bepaald meer aangevoerd dan in het onderhavige geval.

4.5

Dat de rechtbank in het onderhavige geval de enkele stelling van de klager dat de goederen zijn weggenomen ontoereikend heeft geacht voor het oordeel dat de goederen niet in beslag zijn genomen, is daarom allerminst onbegrijpelijk.

4.6

Het middel faalt.

5
Het tweede middel
5.1

Het middel klaagt dat de beslissing tot het niet-ontvankelijk verklaren van de klager in zijn beklag strekkende tot teruggave van de 11 USB-sticks, de 15 SD-kaarten, de laptops, de camerarecorders, de GSM Samsung, de iPhones en het buitenlandse geld, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en ontoereikend is gemotiveerd.

5.2

In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de officier van justitie de last tot teruggave van genoemde goederen aan de beslagene - niet zijnde de klager - heeft gegeven, zodat het oordeel van de rechtbank dat de klager terzake genoemde goederen niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beklag blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans dat dat oordeel ontoereikend is gemotiveerd.

5.3

Ik meen dat dit middel buiten bespreking kan blijven. Immers, indien een last tot teruggave als bedoeld in art. 116, eerste lid, Sv aan de beslagene is gegeven, dan eindigt het beslag op grond van het bepaalde in art. 134, tweede lid onder a, Sv, ongeacht of dat voorwerp feitelijk is teruggegeven. (Voetnoot 1) In het wetboek is niet voorzien in de mogelijkheid te klagen - ook niet in cassatie - over een last tot teruggave aan degene onder wie in beslag werd genomen.

6
Het derde middel
6.1

Het middel komt op tegen de beslissing tot ongegrondverklaring van het beklag wat betreft de steekwagens, pompwagens, autobanden en de complete garage-uitrusting bestaande uit gereedschappen.

6.2

In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat uit de motivering van de rechtbank niet duidelijk blijkt welke feiten en omstandigheden tot welk oordeel hebben geleid. Voorts zou het oordeel onbegrijpelijk zijn, omdat de rechtbank stelt dat er aanwijzingen zijn dat de goederen ook aan [betrokkene 1] in eigendom toebehoren. Daarmee zou geen helder oordeel worden gegeven over de vraag of klager redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Ook zou de rechtbank haar oordeel kennelijk mede hebben gebaseerd op een eerder oordeel van de rechtbank in de zaak van [betrokkene 1] , terwijl die beslissing geen deel zou uitmaken van de processtukken in de onderhavige zaak. Dat de klager bij de politie heeft verklaard dat de huishoudelijke-en witgoedartikelen van hem zijn kan hem niet worden tegengeworpen, omdat de klager in zijn verhoor in het geheel niet is geconfronteerd met de inbeslagname van de onderhavige goederen en daarom in zijn verhoren ook niet heeft kunnen stellen waarom hij redelijkerwijs als rechthebbende op deze goederen is te beschouwen. Ten slotte zou het oordeel van de rechtbank over het ontbreken van een deugdelijke administratie onbegrijpelijk zijn, omdat de goederen in beslag zijn genomen in een pand dat aan klager toebehoort, het werkplaatsonderdelen betreft en de klager een gehele garage, inclusief inboedel, aan [betrokkene 1] heeft verhuurd. Daarbij komt dat de klager ook bij de politie heeft verklaard dat de in het verhuurde gedeelte aanwezige vierpoots-hefbrug (aard en nagelvast) van hem is en is bij het klaagschrift een verklaring van [betrokkene 1] gevoegd waarin hij verklaart dat de goederen van de klager zijn (hem in eigendom toebehoren).

6.3

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 16 april 2019 en 21 april 2019 een groot aantal goederen in beslag is genomen vanuit het pand dat op naam staat van klager. De broer van klager, [betrokkene 1] , huurde in dat pand een ruimte. Naar hem is een strafrechtelijk onderzoek gaande, ten behoeve waarvan onder andere de goederen genoemd in het klaagschrift in beslag zijn genomen. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat [betrokkene 1] wordt verdacht van het (de)monteren van gestolen voertuigonderdelen met behulp van de gewraakte goederen.

6.4

Alvorens verder in te gaan op de bespreking van deze deelklachten geef ik eerst de relevante inhoud weer van de beslissing op het klaagschrift van [betrokkene 1] van 3 december 2019, waarnaar de rechtbank in haar overwegingen verwijst en welke beslissing zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt. Deze beslissing houdt, voor zover van belang, het volgende in:

“Inleiding

Het beklag strekt tot teruggave van alle goederen die in beslag zijn genomen in de loods van klager op 16 april 2019 en in woning van klager op 21 april 2019 (hierna: de goederen).

Tegen klager is de verdenking gerezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen dan wel heling.

(…)

Het standpunt van klager

Klager heeft aangevoerd dat er onderzoek is gedaan naar de inbeslaggenomen goederen. Daaruit is gebleken dat bepaalde auto-onderdelen te herleiden zijn naar gestolen voertuigen, maar ook dat een heel aantal goederen niet te herleiden is naar gestolen voertuigen. Deze goederen zijn overgedragen aan het Verbond van verzekeraars om uit te zoeken of zij deze wel konden herleiden naar gestolen voertuigen. De beslaglijst van deze goederen heeft de officier van justitie toegestuurd. Op deze beslaglijst staan maar 71 (van de 3449) goederen waarvan kenmerken zijn veranderd. Alle overige goederen kunnen dus niet worden herleid naar gestolen voertuigen en zouden aan klager moeten worden teruggegeven. (…) Ten slotte wordt verzocht om de inbeslaggenomen gereedschappen terug te geven aan klager, omdat niet kan worden gezegd dat al deze gereedschappen zijn gebruikt om – gestolen – auto’s uit elkaar te halen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van alle goederen nu het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechtbank, later oordelend, zal bepalen dat de voertuigen, voertuigonderdelen en gereedschappen verbeurd zullen worden verklaard of worden onttrokken aan het verkeer (…) Door vermenging van het grote aantal inbeslaggenomen goederen, waarvan een aantal te herleiden is naar gestolen goederen of doorgekraste nummers heeft, kan niet meer geïndividualiseerd worden welke goederen welke herkomst hebben. De gereedschappen zijn gebruikt om de auto’s te demonteren, dus ook die zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. (…) De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

De officier van justitie heeft in raadkamer verklaard klager vanwege de verdenking van witwassen dan wel heling te vervolgen en de verbeurdverklaring van de verschillende goederen te vorderen.

Het oordeel van de rechtbank

Inhoudelijke beoordeling

Zoals ook weergegeven in het standpunt van de officier van justitie zijn de inbeslaggenomen goederen in een aantal categorieën te verdelen, namelijk: (1) voertuigen en voertuigonderdelen, (2) gereedschappen, (…). Er ligt klassiek beslag ex artikel 94 Sv op de goederen.

De goederen zijn op 16 april 2019 en 21 april 2019 onder klager in beslag genomen en behoren hem in eigendom toe.

Voertuigen en voertuigonderdelen, gereedschappen (…)

Vastgesteld kan worden dat een heel groot aantal voertuigen en voertuigonderdelen in beslag genomen is, waaraan nog onderzoek wordt verricht. Een groot deel van de voertuigonderdelen blijkt afkomstig te zijn van gestolen voertuigen. Nu een groot aantal illegale voertuigonderdelen vermengd is geraakt met een groot aantal legale voertuigonderdelen, kan van het openbaar ministerie niet worden verwacht dat al deze goederen geïndividualiseerd worden en dat zo doende wordt bepaald welke onderdelen welke herkomst hebben. Dit zou alleen van het openbaar ministerie kunnen worden verwacht als een degelijke administratie zou zijn gevoerd, maar daar is in casu geen sprake van.

Ditzelfde geldt voor de aangetroffen gereedschappen: van het openbaar ministerie kan bij gebrek aan een degelijke administratie niet worden verwacht dat geïndividualiseerd wordt welke gereedschappen gebruikt zijn voor het (de)monteren van (gestolen) auto’s en welke niet.

(…)

De rechtbank is daarom van oordeel dat de verschillende goederen in beginsel vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, nu er aanwijzingen zijn dat de voorwerpen aan klager toebehoren en:

- ten aanzien van de voertuigen en voertuigonderdelen: het voorwerpen betreft met betrekking tot welke een strafbaar feit is gepleegd, te weten – kort gezegd – witwassen c.q. heling (artikel 420bis cq 416 van het Wetboek van Strafrecht);

- ten aanzien van de gereedschappen: het voorwerpen betreft met behulp van welke een strafbaar feit is begaan of voorbereid;

(…)

De rechtbank acht het niet hoogst onwaarschijnlijk, dat de strafrechter, later oordelend, de goederen verbeurd zal verklaren. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve tegen opheffing van het beslag, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

(…)

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.”

6.5

In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat het wat betreft dit onderdeel van het beklag gaat om op de voet van art. 94 Sv onder [betrokkene 1] in beslag genomen goederen. (Voetnoot 2)

6.6

Voor de beoordeling van de deelklachten is het volgende van belang. In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv. (Voetnoot 3) Indien het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en een derde op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend strekkende tot teruggave, dient de rechter te beoordelen of de klager die stelt rechthebbende te zijn, inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt. (Voetnoot 4)

6.7

De in cassatie opgeworpen klachten richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank over de vraag of de klager (een derde) redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de goederen moet worden beschouwd. Die vraag komt blijkens het onder 6.6 genoemde beoordelingskader echter pas aan de orde wanneer de vraag of het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet ontkennend is beantwoord. In het onderhavige geval is de rechtbank echter tot een bevestigende beantwoording van die vraag gekomen. Volgens de rechtbank verzet het belang van strafvordering zich tegen opheffing van het beslag, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de goederen zal bevelen.

6.8

Verbeurdverklaring van voorwerpen met betrekking tot welke een strafbaar feit is gepleegd of voorwerpen met behulp van welke een strafbaar feit is begaan of voorbereid is in beginsel slechts mogelijk als deze voorwerpen aan de veroordeelde toebehoren. Het tweede lid van art. 33a Sr maakt verbeurdverklaring van dergelijke voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren in twee gevallen mogelijk, namelijk als degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden of niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren. Kortom: bij verbeurdverklaring moet uitdrukkelijk worden vastgesteld of het voorwerp toebehoort aan de veroordeelde of aan een ander. Dat verklaart waarom de rechtbank bij haar beoordeling of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de goederen verbeurd zal verklaren ingaat op de vraag aan wie de voorwerpen toebehoren.

6.9

De rechtbank overweegt dat uit de beslissing op het klaagschrift van [betrokkene 1] van 3 december 2019 en uit de dossierstukken aanwijzingen naar voren komen dat de gewraakte goederen [betrokkene 1] in eigendom toebehoren. Kennelijk heeft de rechtbank bij de aanwijzingen uit het dossier het oog op de verklaring die de klager in zijn verhoor op 23 april 2019 heeft afgelegd - waaraan ook door de officier van justitie in raadkamer wordt gerefereerd (dossierpagina 661) - welke verklaring inhoudt dat de politie is geweest in een gezamenlijk gedeelte waarin meerdere huurders zitten en de huishoudelijke- en witgoedartikelen van hem zijn. De klager heeft toen dus verklaard dat alleen de huishoudelijke- en witgoedartikelen in de gezamenlijke ruimte van hem zijn. Uit de beslissing van 3 december 2019 volgt voorts dat de gewraakte gereedschappen in de loods van [betrokkene 1] in beslag zijn genomen.

6.10

Het oordeel van de rechtbank dat de (enkele) stelling van de klager dat een deel van de goederen (steekwagen, pompwagens, autobanden) is weggenomen uit een ruimte van het pand die niet door [betrokkene 1] werd gehuurd (magazijn), onvoldoende is om op dit moment aan te nemen dat de goederen aan de klager in eigendom toebehoren, is gelet op de onder 6.9 weergegeven vaststellingen niet onbegrijpelijk. Dat aan het klaagschrift een schrijven van [betrokkene 1] is gehecht, inhoudende dat de steekwagen, de pompwagens en de autobanden uit het magazijn van klager zijn weggenomen en de omstandigheid dat de klager bij de politie zou hebben verklaard dat de in het aan [betrokkene 1] verhuurde gedeelte aanwezige vierpoots-hefbrug (aard- en nagelvast) van hem is, maken het voorgaande niet anders. Daarbij komt nog dat voorwerpen in de zin van art. 33a, eerste lid, onder b en c Sr die niet aan de veroordeelde toebehoren, ingevolge art. 33a, tweede lid onder b, Sr ook verbeurd kunnen worden verklaard indien niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren. Daar lijkt de rechtbank (mede) op te koersen waar het de gereedschappen betreft.

6.11

Het middel faalt.

7
Het vierde middel
7.1

Het middel komt op tegen de beslissing tot ongegrondverklaring van het beklag ten aanzien van de Volkswagen Golf.

7.2

In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat, anders dan de rechtbank overweegt, de auto niet onder [betrokkene 1] in beslag is genomen, nu de auto op de openbare weg stond geparkeerd. Verder zou de overweging dat de klager niets heeft aangedragen wat het vermeende houderschap van [betrokkene 1] zou weerspreken onbegrijpelijk zijn, omdat de klager kentekenhouder is van de auto en door de rechtbank slechts gesteld wordt dat [betrokkene 1] houder is van de auto. De kentekenhouder is volgens de steller van het middel, ondanks houderschap van een ander op die auto, degene die redelijkerwijs als rechthebbende dient te worden beschouwd. De rechtbank zou daarom uit zijn gegaan van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot het zijn van “rechthebbende” op een goed. Ook zou uit het oordeel van de rechtbank niet blijken of daarbij de door de klager bij de politie afgelegde verklaring dat hij de eigenaar is en de door [betrokkene 1] afgelegde verklaring zoals gehecht aan het klaagschrift zijn betrokken, terwijl de verklaring van de klager door de rechtbank kennelijk van belang wordt geacht voor het oordeel of klager als rechthebbende op enig goed kan worden aangemerkt. Ten slotte wordt ook hier nog geklaagd dat uit de motivering van de rechtbank niet duidelijk blijkt welke feiten en omstandigheden tot welk oordeel hebben geleid.

7.3

Voor zover wordt geklaagd dat de auto niet onder [betrokkene 1] in beslag is genomen, merk ik op dat zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken een kennisgeving van inbeslagneming bevindt inhoudende dat de Volkswagen Golf in beslag is genomen tijdens een doorzoeking van de woning van [betrokkene 1] , waarbij de autosleutel werd aangetroffen op de tafel in de woonkamer. Deze kennisgeving vermeldt [betrokkene 1] als beslagene. (Voetnoot 5) De vaststelling van de rechtbank dat de Volkswagen Golf onder [betrokkene 1] in beslag is genomen vindt derhalve voldoende steun in genoemde kennisgeving.

7.4

Ik merk op dat de rechtbank ten aanzien van het “overige beklag” - waaronder de VW Golf met kenteken [kenteken] valt - heeft overwogen dat de toetsingsmaatstaf behorende bij een op grond van art. 94 Sv gelegd beslag van toepassing is. Daarmee strookt niet dat de rechtbank overweegt dat “niet buiten redelijke twijfel” staat dat de VW Golf in feite aan klager toebehoort, nu dit de toetsingsmaatstaf betreft die geldt voor een op grond van art. 94a Sv gelegd beslag. Uit de bestreden beschikking leid ik af dat het hier om een kennelijke misslag gaat en de rechtbank zal hebben bedoeld dat de klager “niet redelijkerwijs als rechthebbende” op de VW Golf kan worden aangemerkt. Daarbij wijs ik er voorts op dat de rechter de mogelijke onttrekking aan het verkeer lijkt te gronden op art. 36d Sr, nu voor de daar genoemde onttrekking immers als vereiste geldt dat de voorwerpen aan de dader of de verdachte (in het onderhavige geval [betrokkene 1] ) toebehoren. Dat de rechtbank de omstandigheid dat [betrokkene 1] in 2019 feitelijk gebruik maakte van de Golf en de auto is opgebouwd uit gestolen onderdelen (het feit waarvan [betrokkene 1] wordt verdacht) bij de beoordeling van de vraag of de klaagster als rechthebbende kan worden aangemerkt zwaarder heeft laten wegen dan het enkel op naam van de klager staan van de VW Golf (Voetnoot 6), acht ik evenmin onbegrijpelijk. Dat aan het klaagschrift een schrijven van [betrokkene 1] is gehecht, inhoudende dat hij de VW Golf destijds van de klager heeft geleend en de omstandigheid dat de klager bij de politie zou hebben verklaard dat de VW Golf van hem is, maken het voorgaande niet anders.

7.5

Het oordeel van de rechtbank dat de auto zich leent voor onttrekking aan het verkeer wordt in cassatie verder niet bestreden.

7.6

Het middel faalt.

8. Het eerste, derde en vierde middel kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.

9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.

10. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn cassatieberoep voor zover gericht tegen de beslissing van de rechtbank tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn beklag ten aanzien van de 11 USB-sticks, de 15 SD-kaarten, de laptops, de camerarecorders, de GSM Samsung, de iPhones en het buitenlandse geld en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoot

Voetnoot 1

Vgl. bijv. HR 14 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2861 en HR 22 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:756.

Voetnoot 2

Zie ook het voorlopige standpunt van het openbaar ministerie, waaruit volgt dat alleen het geld, de 11 USB-sticks en 15 SD-kaarten onder de klager in beslag zijn genomen en de rest onder zijn broer [betrokkene 1] .

Voetnoot 3

Zie HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.8 en 2.9.

Voetnoot 4

Zie HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.11 (verbeterd gelezen cfm HR 3 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:3, NJ 2017/93.

Voetnoot 5

Kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer PL1500-2018322660-47.

Voetnoot 6

Vgl. HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3452.