De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen waarnaar in rubriek 5.3 is verwezen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
op 8 augustus 2020 te Amsterdam [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door meermalen met een vuurwapen kogels af te vuren in de richting van en in het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl hij, verdachte, zich in de directe omgeving en op korte afstand van die [slachtoffer] bevond);
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 8 augustus 2020 te Amsterdam op de openbare weg Anton Schleperspad met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld het slachtoffer met getuigennummer [benadeelde partij 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, dat aan dat slachtoffer toebehoorde, door
- met een vuurwapen een kogel af te vuren in het water en door een ballon (terwijl hij, verdachte, zich in de directe omgeving van dat slachtoffer bevond) en
- ‘ Deze kwam in de grond en de volgende komt ergens anders dus doe maar niet zo bijdehand’, tegen dat slachtoffer te zeggen en
- ‘ Geef mij je klok’ en ‘Waar is die gozer met dat horloge’ en ‘Rolex, Rolex’ tegen dat slachtoffer te zeggen en/of te schreeuwen;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 8 augustus 2020 te Amsterdam het slachtoffer met getuigennummer [benadeelde partij 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- naar dat slachtoffer toe te lopen en
- zijn, verdachtes, hoofd tegen het hoofd van dat slachtoffer te duwen en
- met zijn hand een vuurwapen tegen het been van dat slachtoffer te duwen en
- ( vervolgens) (opnieuw) zijn, verdachtes, hoofd tegen het hoofd van dat slachtoffer te duwen en
- tegen dat slachtoffer te zeggen ‘Moet ik jou door je kankerknie schieten?’ en ‘Ik maak geen grappen. Ik bluf niet, ik doe het gewoon’, en
- ( vervolgens) met een vuurwapen een kogel af te vuren in de richting van en in een ballon (die dat slachtoffer in zijn (linker)hand hield) naast dat slachtoffer;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
op 8 augustus 2020 te Amsterdam het slachtoffer met getuigennummer [benadeelde partij 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een vuurwapen een kogel af te vuren (rakelings) langs dat slachtoffer in de richting van en in het water en
- naar dat slachtoffer toe te lopen en
- een vuurwapen op het been van dat slachtoffer te richten;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
in de periode van 23 juli 2020 t/m 12 augustus 2020 in Nederland wapens van categorie III en munitie van categorie II en categorie III heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, te weten
- een pistool, merk/type Zoraki model 906, kaliber 9mm Kort en
- een pistool, merk/type Steel Eagle Germany, kaliber 9mm Kort en
- een pistool, merk/type CZ model P-10, kaliber 9mm x 19 en
scherpe patronen/kogels (van categorie II en/of categorie III).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 primair en 1 meer subsidiair ten laste gelegde nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
ten aanzien van feit 3 en feit 4:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie II en categorie III, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Adviseert de Minister voor Rechtsbescherming om de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met ingang van 1 augustus 2025 te doen aanvangen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van in totaal € 35.993,23 (zegge vijfendertigduizend negenhonderddrieënnegentig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit € 15.993,23 (zegge vijftienduizend negenhonderddrieënnegentig euro en drieëntwintig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 20.000,00 (zegge twintigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade. De vordering wordt voor het materiële deel tot een bedrag van € 11.993,23 (zegge elfduizend negenhonderddrieënnegentig euro en drieëntwintig cent) vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2020.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake een deel van de post ‘uitvaartkosten Curaçao’, de toekomstige schade, de gederfde huurinkomsten en shockschade/aantasting in de persoon. Dit gedeelte van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 3.134,00. Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake het overige deel van de gevorderde proceskosten. Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake het overige deel van de gevorderde proceskosten.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 35.993,23 (zegge vijfendertigduizend negenhonderddrieënnegentig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit € 15.993,23 (zegge vijftienduizend negenhonderddrieënnegentig euro en drieëntwintig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 20.000,00 (zegge twintigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 214 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De vordering wordt voor het materiële deel tot een bedrag van € 11.993,23 (zegge elfduizend negenhonderddrieënnegentig euro en drieëntwintig cent) vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2020.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van in totaal € 410,00 (zegge vierhonderdtien euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021.
Verklaart benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Dit gedeelte van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 410,00 (zegge vierhonderdtien euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] toe tot een bedrag van in totaal € 590,80 (zegge vijfhonderdnegentig euro en tachtig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021.
Verklaart benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake toekomstige schade en affectieschade, shockschade/aantasting in de persoon. Dit gedeelte van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 3] voornoemd.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat € 590,80 (zegge vijfhonderdnegentig euro en tachtig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 11 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] toe tot een bedrag van in totaal € 3.017,16 (zegge drieduizendzeventien euro en zestien cent), bestaande uit € 517,16 (zegge vijfhonderdzeventien euro en zestien cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,00 (zegge vijfentwintighonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade. De vordering wordt voor het materiële deel vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2020.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake gederfde inkomsten, toekomstige schade en een deel van de immateriële schade. Dit gedeelte van de vordering kan eventueel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 4] voornoemd.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 4] aan de Staat € 3.017,16 (zegge drieduizendzeventien euro en zestien cent), bestaande uit € 517,16 (zegge vijfhonderdzeventien euro en zestien cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,00 (zegge vijfentwintighonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
De vordering wordt voor het materiële deel vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2020.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] toe tot een bedrag van in totaal € 11.598,28 (zegge elfduizend vijfhonderdachtennegentig euro en achtentwintig cent), bestaande uit € 9.098,28 (zegge negenduizendachtennegentig euro en achtentwintig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,00 (zegge vijfentwintighonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade. De vordering wordt voor het materiële deel vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2020.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake de toekomstige schade, en een gedeelte van de immateriële schade. Dit gedeelte van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 5] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 2582,00. Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake het overige deel van de gevorderde proceskosten. Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ter zake het overige deel van de gevorderde proceskosten.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 5] voornoemd.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 5] aan de Staat € 11.598,28 (zegge elfduizend vijfhonderdachtennegentig euro en achtentwintig cent), bestaande uit € 9.098,28 (zegge negenduizendachtennegentig euro en achtentwintig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,00 (zegge vijfentwintighonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 92 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
De vordering wordt voor het materiële deel vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2020.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] toe tot een bedrag van in totaal € 3.057,60 (zegge drieduizendzevenenvijftig euro en zestig cent), bestaande uit € 557,60 (zegge vijfhonderdzevenenvijftig euro en zestig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,00 (zegge vijfentwintighonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade. De vordering wordt voor het materiële deel vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2020.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is. Dit gedeelte van de vordering kan eventueel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 6] voornoemd.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 6] aan de Staat € 3.057,60 (zegge drieduizendzevenenvijftig euro en zestig cent), bestaande uit € 557,60 (zegge vijfhonderdzevenenvijftig euro en zestig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,00 (zegge vijfentwintighonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
De vordering wordt voor het materiële deel vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2021. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2020.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 mei 2021.